SAMENVATTING VETERINAIRE VOLKSGEZONDHEID
TRANSFORMATIE FASE
1. Hoofdstuk 1
1.1. Oriëntering
Veterinaire volksgezondheid = dat gedeelte van de volksgezondheid dat door toedoen van de
competentie en de kennis van de dierenarts de gezondheid van de mens beschermt en verbetert
Zoönosen = ziekte die overdraagbaar is van dier op mens én omgekeerd
Dit kan via direct contact (met gezelschapsdieren of voedselproducerende dieren):
schimmelinfectie (microsporum|trichophyton), Meticilline-Resistente Staphylococcus Aaureus
(MRSA of ziekenhuisbacterie) bij varkenshouders of dierenartsen (screening via neus of aars),
campylobacter upsaliensis (diarree kind door bacterie hond of kat), salmonella bij schildpadden
(reinigen verblijf!)
Of via indirect contact: eetwaren van dierlijke oorsprong, milieu -> eetwaren van niet-dierlijke
oorsprong
Vroeger vooral empirisch onderzoek (proefondervindelijk) dan overgegaan naar sanitaire hygiëne
met wetenschappelijke benadering en epidemiologische inslag
1) Veterinaire volksgezondheid fase 1 (vooral in arme landen)
- Dierenartsen verantwoordelijk voor post-mortem keuring
- Gemeentelijk georganiseerd
- (zoönotische) dierziekten met macroscopische letsels
- Maximale recuperatie van karkassen en organen (voedselvoorziening > veiligheid), rond
schimmel snijden of invriezen en dan opeten
↓
- Dierenarts verantwoordelijk voor ante-mortem en post-mortem keuring
- Nationale wetgeving – opgericht door Intstituut voor Veterinaire Keuring (I.V.K.)
- Overheid = regulerend, controlerend en verantwoordelijk
↑ geïndustrialiseerde veehouderij
↑ import van levensmiddelen (ook voedselpathogenen)
↓ voedselschaarste
↑ diergeneeskundige inspectie en bedrijfsbegeleiding
↓ dierziekten (met macroscopische letsels)
↓ vleesconsumptie
Voedselschandalen en ↑ voedselgeassocieerde infecties bij consumenten
2) Veterinaire volksgezondheid fase 2
- Europese organisatie en wetgeving
o White paper on food safety
o Diverse verordeningen
o Opgericht EFSA en ECDC
,- België: federal- veiligheid (FAVV) en regionaal – dierenwelzijn (dierengezondheidszorg Vl)
- Focus op zoönotische agentia
- Veiligheid > voorziening (dus niet noodzakelijk recuperatie, eten genoeg)
- Overheid = regulerend, controlerend op basis van risico-analyse
- Producent = verantwoordelijk
Huidige aanpak soms effectief: ziektes volledig uitgeroeid (vaccinatie salmonella,
verwijderen tonsillen voor Yersinia enterocolitica)
MAAR aantal voedselgerelateerde bacteriële infecties blijft stijgen (microscopisch +
dieren niet ziek!, pathogenen muteren)
Uitdagingen in de voedselproductie:
- Voldoende en goede distributie voedsel
- Nutritioneel gezond voedsel
- Veilig voedsel
Met respect voor: omgeving en duurzaamheid, dierenwelzijn en arbeidskrachten
Ideaal gedrag vanuit het standpunt van de veterinaire volksgezondheid: BLIJF IN UW KOT!!
- Voedselproducerende dieren: gesloten productie, lokaal voeder, gesloten stalomgeving,
vaccineren, lock down, eradicatie
- Mensen: honk vast (thuis), lokaal – eigen voedsel, vaccineren, lock down
ONMOGELIJK
Vooruitzichten en uitdagingen: 70% van “emerging” agentia/ziekten zijn dier-gerelateerde
(zoönosen)
I. Klassiekers
a. Ab-resistentie
b. “emerging pathogens” o.a. door contact met organismes door ontbossing,
klimaatveranderingen
Beperkte wetenschappelijke kennis: isolatie – identificatie – karakterisatie
methoden? Incidentie – prevalentie? Reservoir – transmissieroutes? Pathogeen?
II. Minder gekende uitdagingen en met potentiële contradictorische belangen
a. (illegale) import van “bushmeat” (1/2 EU rundvleesproductie); vlees illegaal
gestroopt en geïmporteerd, leven hier niet, natuur beroofd, ziektes overbrengen
(bacteriën die wij niet kennen, niet immuun voor, arts kent het niet)
b. Herintroductie en rehabilitatie van “wildlife”: door ontbossing leeft vos in ons
leefgebied, geen schrik meer -> vossenlintworm (doet 20j niets -> ꝉ)
c. Aanpassen van productie aan dierenwelzijn (gemengd contact ipv apart in box
d. Aanpassen naar biologische teelt (meer contact met de omgeving, meer gevaar
op pathogenen)
e. Verdringen van landbouw naar derde landen: introductie stammen, ethische
kwesties (kunnen onze producten niet betalen), klimaat (ecologsiche voetafdruk)
f. Associatie voedselpathogenen en sequelae (Guillain-Baré en campylobacter ;
verlamming)
g. Associatie pathobionten en chronische aandoeningen (I.B.D. inflammatory Bowel
disease)
, ONE HEALTH CONCEPT: erkennen van de relatie tussen dieren-, mensen- en
omgevingsgezondheid
1.2. Structuur van de voedselketen en taken van de dierenarts
Fasen in de voedselproductie (didactische/Europese indeling)
1) Primaire fase: plantaardige productie, veevoederbedrijf, veehouderij en
transportbedrijven
2) Transformatie fase: slachthuis, uitsnijderij, (vlees)productbedrijf en transportbedrijven
3) Distributie fase: opslagbedrijven, distributiebedrijven en transportbedrijven
4) Retail fase: supermarkten, kleinhandelaars, markten, food trucks, online verkopers en
delivery bedrijven
in elke stap werken dierenartsen, enkel in primaire en transformatie fase wettelijk
verplicht, in distributie en retail kan dierenarts of competent persoon
zowel bij vlees als bv zuivelproducten opdeling
veterinaire volksgezondheid = toezicht op:
- Fraude
o Financieel bv restitutie = exportsteun, subsidie
bedrag dat de overheid geeft als je export naar 3 de landen, waar de kostprijs lager ligt
dan in Europa. Fraude als je liegt over exportland en subsidie vraagt.
o Authenticiteit:
Partiële substitutie: (goedkoop) vlees bijmengen bv everzwijnpaté 5%
everzwijn, 95% landvarken -> pas bij grote aantallen de moeite
Volledige substitutie: consument denkt het ene te eten, krijgt iets anders
(hert -> koe, everzwijn -> landvarken)
- (voedsel)veiligheid
- Voedselkwaliteit: NIET ONZE BEVOEGDHEID
Oversleep: bepaalde diersoort binnengesleept in ander diersoort product, per ongeluk, in de
ochtend op loopband varkensvlees, in de namiddag pluimvee -> DNA test post positief op
varkensvlees zelfs na reinigen, GEEN FRAUDE
Goedkoopste vlees = kalkoen, moet in de oven passen, normaal veel groter -> wordt versneden
en bij ander vlees vermengd
Een gevaar (hazard) is = een agens aanwezig op of in voedsel die een schadelijke invloed kan
hebben op de gezondheid van de consument
1) Chemisch gevaar: residuen van pesticiden of antibiotica, goed opgespoord maar grote vraag
is of het wel gevaarlijk is in concentraties (weekmakers plastic flesje water)
2) Fysisch gevaar: glas, plastic,… opzettelijk of onopzettelijk in voeding (materiaal
productieproces valt in eten) -> meestal metaaldetector als laatste machine
3) Biologisch gevaar:
a. Parasieten: gevaarlijk (vossenlintworm) maar bij ons onder controle (afkeuren
eetwaren, verhitten of invriezen), klimaatverandering kan hier wel eens roet in het
eten voor gooien,
b. Virussen: voor veterinaire volksgezondheid niet belangrijk!