In dit document vind je uitgewerkte voorbeeldvragen van het onderdeel dierkunde. Enkele van deze vragen kwamen letterlijk terug op het examen. Ik behaalde voor het vak dierkunde en proefdierkunde een 16/20.
Voorbeeldvragen theorie partim ‘Dierkundige Biologie’
-Bespreek de fertilisatie
Wanneer een zaadcel een conspecifieke eicel ontmoet zulle eiherkenningsproteïnen binden met receptoren in
vitellinemembraan. De membraan van het acrosoma versmelt met het celmembraan en lyserende enzymes
worden uit acrosoma vrijgegeven. Deze enzymes openen het eicelmembraan en het eicelmembraan versmelt met
spermamembraan. Zo wordt de fertilisatieconus gevormd en bevindt de spermakern zich in feite reeds binnen de
eicel. De enzymes zullen ook zorgen voor de snelle polyspermieblokkering. Dit is een proces dat ervoor zorgt dat er
maar 1 spermacel de eicel kan binnendringen. Het eicelmembraan zal depolariseren en deze depolarisatiegolf
gaat over de eicel. Zo zijn er tijdelijk geen herkinningsreacties tussen eicel en zaadcel. Bij de trage
polyspermieblokkering zullen de membranen van corticale granules versmelten met eicelmembraan. De inhoud
wordt vrijgegeven. Daardoor wordt de vitellinemembraan van de eicelmembraan getilde en ontstaat de
perivitelline ruimte. Ten slotte verhardt het vitellinemembraan tot fertilisatiemembraan.
De spermabeweging gebeurt als volgt. De sperma-afzetting gebeurt net voor de cervix. Het sperma is ook
noodzakelijk voor de pH-stijging in de vagina. De ritmische contracties van de spieren van de bovenvagina en
uturus (die gepaard gaan met orgasme) stuwen het sperma in de uturus naar de oviducten toe. De eerste
spermatozoa bereiken de oviductingang. Een ander deel blijft gevangen in crypten van de cervix en bewegen later
richting oviductingang. Het transport door de oviduct gebeurt oiv golf van contracties v/d wand v/h oviduct die
sperma naar boven stuwen. Pas in de laatste fase wordt de flagellaire activiteit van het sperma echt belangrijk.
Spermatozoa vertonen positieve rheotaxis om in de buurt van de eicel te geraken. Ze bewegen tegen de stroming
gegenereerd door de cilia van de oviduct. Slechts een beperkt aantal spermaozoa bereiken de eicel. De bevruchte
eicel zal dan zijn eerste klievingsstappen ondergaan tijdens het transport naar de uturus.
-Wat is gastrulatie (algemeen + doel van dit ontwikkelingsproces) en hoe verloopt dit meer specifiek -bij de een
discoidale blastula en een blastocyst.
Tijdens de gastrulatie gaan celverplaatsingen en celorganisaties resulteren in de vorming van een embryo dat uit
verschillende lagen bestaat : de kiembladen of germinatieve lagen. Er wordt een soort buis in buis constructie
aangelegd. De cellen van de buitenste buis representeren het ectoderm, die van de binnenste buis het entoderm.
Vaak verschijnt er tussen een derde kiemblad : het mesoblast opgebouwd uit mesoderm. Op deze wijze wordt de
eerste aanzet voor het primitieve lichaamsbouwplan gegeven.
Discoblastula
De caudale epiblast verdikt waardoor de primitieve streek wordt gevormd. Epiblastcellen van de primitieve streek
prolifereren en migreren langs de primitieve groeve en de knoop van Hensen naar rostraal en lateraal toe. Een
deel van die cellen verdringen de oorspronkelijke hypoblast naar de extra-embryonale regio (extraembryonaal
endoderm). Op deze wijze ontstaan vanuit de epiblast de drie kiembladen die als drie bladen boven elkaar zijn
gesitueerd. (ectoderm-mesoderm-entoderm). De knoop en groeve zijn homoloog voor de blastoporus.
Blastocyst :
De binnenste celmassa splitst in epi-en hypoblast. De hypoblast omgeeft de schaarse dooier. Het geeft aanleiding
tot de dooierzak waaruit later de germinatieve cellen naar het embryo zullen migreren. Er ontstaat een ruimte
tussen de trofo-en epiblast. Dit is de amnionholte. Dezelfde processen spelen zich af als bij de discoblastula.
-Bespreek kort de gemeenschappelijke kenmerken van de Chordata
- Alle chordaten hadden ooit of permanent een notochorda. Dit is het primitieve skelet van kop-staart.
Bij veel dieren is dit nog terug te vinden als wervels, bij ons bij de tussenwervels. Het bestaat uit
cellen die een turgordruk opbouwen maar omdat collageen het tegenhoudt is het heel stervig en
flexibel.
- Neurale buis : dorsaal centraal zenuwstelsel
- Pharynx (kieuwdarm) die oorspronkelijk voedsel filterde en later zorgde voor de respiratie
- Post-anale staart
-Bespreek hoe in de vroege ontwikkeling van zoogdieren (de mens) de geslachtsdeterminatie verloopt
Bij de mens is de migratie van primordiumcellen voltrokken tegen de vijfde week van de ontwikkeling. In aanleg
zijn gonaden ‘indifferent’. Zowel XX als XY zijn ‘vrouwelijk’. Dit komt omdat bij zoogdieren het verwijderen van de
gonadeaanleg in een vroeg ontwikkelingsstadium de rest van het urogenitaalstelsel onveranderlijk vrouwelijk
wordt. Tijdens de vroege ontwikkeling worden zowel de mannelijke als vrouwelijke primordia van de ducti
aangelegd. Dit zijn het kanaal van Wolff (mannetjes) en het kanaal van Müller (vrouwtjes). Vanaf week 6 TDF
(testis determing factor) op Y triggert de testis ontwikkeling. Ook X-genen en autosomale genen spelen een rol in
de sexbepaling. Vanaf week 9-10 zullen de testis het Müller inhiberend hormoon en testosteron (androgenen)
produceren. Het eerste zorgt voor de afbraak van het kanaal van Müller. Het tweede zorgt voor de verdere
differentiatie van het kanaal van Wolff. Bij de XX individuen zal het kanaal van Wolff rudimentair blijven.
Testosteron stuurt de ontwikkeling van externe genitalia in de mannelijke richting. In de latere ontwikkeling
(puberteit) stimuleren de hypofysehormonen de gonaden tot andorgene en oestrogene hormoonproductie.
Hierdoor gaan de secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen. Ook gebeurt er de mascularisatie van de hersenen.
Testosteron wordt in de hersenen omgezet tot oestradiol wat zorgt voor de mascularisatie. Bij vrouwelijke
hersenen zullen de vrouwelijke hormonen binden.
, -Bespreek de differentiatie van de mesomere
De mesomere verbindt oorspronkelijk de epimere met de hypomere. Het mesomeer gedeelte differentieert zich per
segment tot nephrotomen en pronephritische tubuli. Deze laatste versmelten tot archinephritische ductus. Later in
de ontwikkeling omgeeft de mesomere kleine bloedvatkluwens of glomeruli. Hier wordt het bloed gefilterd. Dit
gebeurt weer eerst in de kopregio.
-Bespreek de differentiatie van de epimere
Eerst is er de vorming van somieten. Er is namemlijk de mesenchymale condensatie tot epitheel. Deze somieten
ontstaan eerst in de kopregio en daarna is er uitbreiding. Bij de mens worden 38 somieten gevormd. De verbinding
met de mesomere gaat verloren. De ventromediale cellen van elke somiet worden terug mesenchymaal. Deze
component van de somiet wordt het sclerotoom genoemd. De laterale cellen krijgen ook terug een mesenchymaal
voorkomen. Dit is het dermatoom. De centrale cellen blijven epitheliaal en worden het myotoom genoemd.
-Bespreek de laterale plaat mesoderm
Dit deel van de mesoblast vormt hoofdzakelijk de wanden van het coeloom en de mesenteriën. De coeloomwand
vormt samen met het bovenliggende ectoderm de somatopleura. Op soortgelijke wijze defineert men
splanchnopleura.
-Bespreek de kenmerken die een dierlijk organisme karakteriseren
Voeding :
- heterotroof (organische materie opnemen)
Celstructuur en specialisatie :
- multicellulair
- geen celwand , wel een plasmamembraan
- structuureiwitten (vnl collageen) die zorgen voor structurele integriteit
- zenuwweefsel en spierweefsel zijn uniek (prikkelbaarheid en beweging)
Reproductie en ontwikkeling :
- meestal sexuele reproductie
- 2n (diploïde) stadium domineert de levenscyclus
- snelle deling van de zygote resulteert in germinatieve lagen
- vaak larvale stadium met metamorfose tot adult
- conservatieve homeobox genen determineren het grote bouwplan
-Bespreek het bouwplan van nematoden (als modelorganisme)
De nematoden bevatten 959 somatische cellen. Ze zitten overal, zijn microscopisch klein en vaak parasitair. Ze
hebben een lang, spoelvormig lichaam. Ze zijn triploblastisch, pseudocoelomaat (lichaamsholte ertussen) en onder
hoge druk hebben ze een perfect hydrostatisch skelet. Ze hebben een dikke cuticula die bestaat uit collageen. Deze
is plooibaar & trekvast. Nematoden hebben een goed ontwikkeld schuingestreept skeletspierweefsel. Vanuit de
spiercellen vertrekken er zenuwuitlopers naar het centraal zenuwstelsel.
Als we kijken naar de spijsvertering hebben ze een mond & anus. De anus heeft een klep.
Vooraan hebben ze een gespierde farynx. Deze werkt als een soort zuigpomp. Ze hebben een
eenvoudige darm met 1 cellaag.
Als we kijken naar het zenuwstelsel bezitten ze vooraan een ganglium waar cellichamen van zenuwcellen samen
komen en zenuwstrengen vertrekken. Ze hebben ook specifieke sensororganen en chemosensoren op de mond.
Als we kijken naar de excretie/osmoregulatie hebben ze gespecialiseerde cellen die overtollig water weg
draineren.
Ten slotte bespreken we de voortplanting. Er is sprake van een gescheiden geslacht. Bij vrouwtjes zit de genitale
poris in het midden, bij mannen aan het einde. De sperma bevat geen flagel. Het mannelijk copulatieorgaan houdt
de vulva open, zo gebeurt er interne bevruchting
-Bespreek het bouwplan van arthropoden (insecten; als modelorganisme)
Arthropoden hebben een exoskelet en zullen vervellen. Ze zijn de individurijkste groep en meestal zijn ze
gesegmenteerd.
Als we kijken naar de bescherming, ondersteuning en beweging zien we dat ze een harde cuticula hebben die
opgebouwd is uit chitine. De cuticula bestaat uit sclerieten of platen. Ze hebben ook een eenvoudige epidermis.
Hun vleugels bestaan uit 2 dunne lagen cuticula. De spieren zitten binnenin het skelet. Er zijn zowel directe als
indirecte vliegspieren. Insecten zullen hun vleugels snel bewegen. Af en toe is er een stimulus nodig. Het zijn
asynchrone spieren.
Arthropoden hebben een open bloedsomloop. Het bloed komt in open ruimtes. Het exoskelet is een afgesloten
doos, ook de organen zitten in het hemocoel. Septa zorgen ervoor dat het bloed in de juiste richting stroomt.
Als we kijken naar de respiratie hebben ze een trachea. Het zuurstofgas gaat hier rechtstreeks naar de
targetcellen, niet via het bloed. Dit wordt aangedreven door lichaamsbewegingen.
Arthropoden hebben op het vlak van spijsvertering een voordarm, middendarm en einddarm.
Het zenuwstelsel van arthropoden is opgebouwd uit hersenen (grote ganglia) en ventrale zenuwstrengen.
De excretie werkt via buizen van Malpighi. Deze zitten aan de overgang tussen midden-en einddarm. Zo zullen
water en afvalstoffen naar de einddarm gaan en is er een recuperatie van water en bruikbare stukken.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Mertj. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.