ALGEMENE PSYCHOLOGIE
Julie Raveydts
1
,+ inleidende les (les_1_Algemene 21-22 )
Hoofdstuk 1: Wat is Psychologie
1 EEN DEFINITIE VAN PSYCHOLOGIE
= Wetenschappelijke studie van het gedrag!
- Methode bepaalt wat wetenschap is
- Systematisch empirisme = Experimenten waarin we een variabele manipuleren (alle andere variabelen controleren) en zien
wat het effect is op gedrag, bvb, effect van videogames op agressie
DUS ‘Wetenschappelijke studie van het gedrag met als doel deze gedragsevidentie te gebruiken om de interne processen te
begrijpen die aan dit gedrag ten grondslag liggen’
Informatieverwerking is studieobject, eerder dan gedrag
vb. hoe komt het dat we niet zien dat de gebieden identiek zijn: we interpreteren in 3D en kunnen door die
interpretatie dus niet zien dat ze gelijk zijn focus ligt op waarnemingsprocessen
Net zoals andere wetenschappers proberen psychologen dus door systematische observatie van meetbare
kenmerken (het gedrag) inzicht te krijgen in de processen die niet rechtsreeks te observeren vallen (de interne
processen)
De psychologie is een oude wetenschap: mensen hebben zich altijd al afgevraagd hoe hun geest werkt een waardoor
hun gedrag bepaald wordt, alleen deden ze dat op een andere manier dan de psychologie aanbeveelt
2 ONTWIKKELINGEN DIE DE PSYCHOLOGIE MOGELIJK GEMAAKT HEBBEN
De rede, intuïtie en het geloof
= de eerste invloedrijke geschrift in de westerse wereld over het functioneren van de mens werden gepubliceerd in de klassieke
oudheid door de Griekse filosofen Plato en Aristoteles:
- Ze stelden zich vragen over het universum en de plaats van de mens erin
De antwoorden vonden hun oorsprong binnenin de mens
De mens was het enige wezen met een rede en deze rede maakt het mogelijk om de realiteit te begrijpen: de ziel had
kennis van de ideale wereld en de mens kon toegang krijgen tot deze kennis door gebruikt te maken van de rede
Echte kennis kwam voort uit de menselijke geest en niet uit observatie
In 16e, 17e eeuw: wetenschappelijke en copernicaanse revolutie
- Wetenschappelijke revolutie: observatie werd dé wetenschappelijke methode en dit bracht vragen met zich mee over
menselijke informatie verwerking…
Het was een plotse verandering, waarbij discussie ontstond: mensen konden niet altijd alles meteen en gedetailleerd
waarnemen wat als die observatie niet feilloos is en het dus een passief, objectief proces is
De verminderde macht van de Rooms-Katholieke kerk, de herwaardering van handel en handenarbeid, de uitvinding
van de boekdrukkunst, de ontdekkingsreizen, de confrontatie van de westerse wereld met de islamitische en Chinese
beschaving, de oprichting van de universiteiten en de periode van relatieve welvaart = aanleidingen voor de
wetenschappelijke revolutie
- Copernicaanse revolutie: belangrijke katalysator voor de wetenschappelijke revolutie
= inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van het heelal, maar dat de hemellichamen rond de zon draaien
Galilei: verdedigde het Copernicaanse model door een reeks nieuwe observaties met de telescoop
Omdat de wettenschappelijke benadering beter aansloot bij het minder dogmatische protestantisme, waren de
ontwikkelingen groter in landen die zich grotendeels aan de invloed van de Rooms-Katholieke kerk onttrokken hadden
Omdat observatie de nieuwe wetenschappelijke methode werd, werden de eerste natuurwetenschappelijke studies over het
menselijk functioneren opgestart: Eerste studies van menselijke informatieverwerking
- Astronomie (1796): De persoonlijke fout, telescoop
= we kunnen geen twee visuele dingen tegelijk doen: meerdere waarnemingstaken kunnen niet tegelijk uitgevoerd worden
De ene persoon heeft meer tijd nodig om informatie te verwerken waardoor metingen van elkaar kunnen verschillen
Men begon te werken met een ‘persoonlijke fout’ voor elke sterrenkundige en startte met de ontwikkeling van
apparatuur
- Snelheid van informatietransmissie in de zenuwen (Von Helmholtz 1821-1894, 30m/s)
= waarneming kost tijd en moeite: het zien van iets gebeurt niet zomaar van zelf
Experiment: hij ontwikkelde een manier om een zenuw in een poot van een kikker te stimuleren en het signaal een
eind verder op te vangen daardoor slaagde hij er in de snelheid van informatieoverdracht te bepalen
- Donders’ (1818-1889) substractiemethode
= donders veronderstelde dat alle mentale handelingen ( = waarneming, discriminatie, wilsuiting, …) een zekere
verwerkingstijd nodig hadden
2
, Kost het tijd om twee dingen van elkaar te discrimineren (onderscheid te maken) ?
Experiment: we kunnen klanken van elkaar onderscheiden, maar hoelang duurt dat?
Experiment met drie verschillende condities, in elke conditie wordt geluid aangeboden als stimulus: de lettergrepen
(ka, ke, ki, ko, en ku)
o 1ste conditie: steeds dezelfde stimulus ‘Ki’ persoon moet zo snel mogelijk herhalen
= dit leidde een a-reactie: eenzelfde reactie op steeds dezelfde stimulus
o 2de conditie: de vijf lettergrepen worden door elkaar aangeboden proefpersoon moet deze zo snel
mogelijke herhalen
= leidde tot een b-reactie: reactie waarbij zowel een discriminatie van de stimulus als een keuze, van
het antwoord, gemaakt moet worden (perceptueel discrimineren)
o 3de conditie: de vijf lettergrepen worden opnieuw door elkaar aangeboden maar enkel de lettergreep Ki
moet herhaald worden
= c – reactie: reactie waarbij alleen een discriminatie van de stimulus gemaakt moet worden
Uitkomst
Gemiddelde snelheid van 197 ms voor de a-reactie, gemiddelde snelheid van 285 ms in de b-conditie en er werd een
gemiddelde van 243 ms gevonden voor de c-reactie
o De tijd nodig voor de discriminatie van een stimulus is gelijk aan c-a = 243-197 = 46 ms
= dingen van elkaar onderscheiden kost tijd! start van waarnemingspsychologie
o Tijd nodig voor de keuze van het antwoord = b – c = 42 ms
Het onderzoek van Donders is het begin geweest van de mentale chronometrie = een techniek waarbij men de
psychologische processen in informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de reactietijd die
mensen nodig hebben om bepaalde taken uit te voeren
3 HET ONTSTAAN VAN DE PSYCHOLOGIE
= in welke mate kon de wetenschappelijke methode toegepast worden op andere aspecten van het menselijk functioneren?
Gaande weg geraakte meer en meer onderzoekers ervan overtuigd dat de psychologie wetenschappelijk moest worden
Dit gebeurde eerst in Europa, maar het zwaartepunt verschoof al vlug naar de VS
(1) Wundt (1832-1920) en het eerste psychologische onderzoekslaboratorium in Leipzig (1879)
= wordt beschouwd als het startpunt van de wetenschappelijke psychologie
Eerst wetenschapper die zichzelf een psycholoog noemde (deed aanvankelijk vooral fysiologisch onderzoek)
Wundts invloed op zijn tijdgenoten was enorm, gedeeltelijk door zijn vele publicaties en gedeeltelijk doordat veel
personen die aan de basis stonden van de wettenschappelijke psychologie enige tijd in zijn laboratorium
doorbrachten
Hij beschreef de wetenschappelijke psychologie als een alliantie tussen de fysiologie die ons informeert over de
levensfenomenen die we met onze zintuigen kunnen waarnemen, en anderzijds de psychologie waarbij de persoon
naar zichzelf kijkt van binnenuit (kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit = introspectie)
o Innere Wahrnehmung: introspectie van de filosofen waarbij men vanuit een fauteuil nadacht over het eigen
psychische functioneren
o Experimentelle Selbstbeobachtung: proefopzet waarbij de proefpersoon in een gestandaardiseerde situatie
geplaatst werd, eenzelfde proef herhaaldelijk uitvoerde, en diende te reageren met eenvoudige
kwantificeerbare antwoorden
(2) Tichener en het structuralisme
= elk complex proces kan gereduceerd worden tot een combinatie van elementaire componenten, die behoren tot het
gebied van de sensatie, de beelden of de gevoelens
(3) Binet (1857-1911): Toegepaste psychologie
= ontwikkelaar van de intelligentietest samen met théodore Simon
(4) William James (1842-1910): Psychologie in functie van maatschappij = functionalisme
Eerste belangrijke stroming binnen de Amerikaanse psychologie was het functionalisme: de Amerikanen waren meer
geïnteresseerd in toegepaste psychologie dan in fundamenteel onderzoek psychologie diende in de eerste plaats
om praktische problemen op te lossen zoals het onderwijs optimaliseren, gevaarlijke psychische afwijkingen op te
sporen en te behandelen, …
William James is vooral bekend om zijn boek the princples of psychlogy:
o = boek dat een groot aantal aan psychologische onderwerpen behandelde en nog steeds veelvuldig
geciteerd wordt, onder andere wegens de kleurrijke metaforen die hij gebruikte
3
, (5) Watson: Psychology as the behaviorist views it. = de psychologie zou nooit echt een wetenschap worden als zij zich met
het bewustzijn bleef bezighouden vanaf nu moeten we verder met een zuiver psychologie die gesteund is op de
natuurlijke wetenschappen en om een echte natuurwetenschap te worden moest de psychologie een wetenschap van het
gedrag worden
Het pamflet van Watson wordt traditioneel beschouwd als het beginpunt van het behaviorisme
Het behaviorisme
Enkel meetbaar, observeerbaar gedrag kan het studieobject zijn van psychologisch onderzoek en theorievorming.
bij de uitbouw van het behaviorisme werd Watson in hoge mate geïnspireerd door het positivisme = beweging die
beweerde dat de natuurwetenschappen de beste manier waren om de wereld te begrijpen en kennis te genereren
o Replicaties (duidelijke operationele definities): de theorieën moesten gebaseerd zijn op directe observaties
die door andere herhaald kunnen worden + alle termen die gebruikt werden in het onderzoek moesten heel
duidelijk worden gedefinieerd zodat men het experiment later nogmaals kan uitvoeren
Operationele definitie: mag een eigen definitie zijn en mag ook fout zijn, maar het is UW
operationele definitie, die duidelijk moet zijn zodat onderzoekers ze daarna kunnen repliceren (hoe
ziet de onderzoeker het zelf?) eis tot repliceerbaarheid
o Onderscheid tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen (Stimulus-Reactie psychologie): geven
oorzaak-gevolg aan Het effect van een onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele aantonen
Onafhankelijke variabelen zijn karakteristieken van de situatie die op de persoon of het dier
inwerken en die door de onderzoeker kunnen gemanipuleerd worden
Afhankelijke variabelen zijn gedragingen van de persoon of het dier die de onderzoeker kan meten
om na te gaan of de onafhankelijke variabele invloed gehad heeft
o Doel: Beschrijven van precieze relatie tussen Afhankelijke en Onafhankelijke variabele (oorzaak-gevolg)
Hedendaagse psychologie houdt rekening met meer impulsen!!
We gebruiken de methoden, maar niet meer de visie!
Cognitieve psychologie
Behaviorisme = stimulus lokt reactie uit
Maar bij de cognitieve psychologie lokt een stimulus een interpretatie uit en deze heeft een invloed op het gedrag
de context bepaald hoe je iets zal interpreteren!
(6) Freud en het hermeneutische alternatief
Psychoanalyse = een theorie die stelt dat het bewustzijn en het gedrag slechts zeer oppervlakkige fenomenen zijn, de
ware oorsprong van het ontstaan van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen liggen bij onbewuste
krachten
Hermeneutiek = begrijpen van het verleden, interpretatiewerk
4 ONDERZOEKSMETODEN VAN DE PSYCHOLOGIE
= de methoden zijn in sterke mate door de natuurwetenschappen geïnspireerd en wijken daardoor af van het spontane
menselijke denken:
Observeren en beschrijven in plaats van intuïtie en opinie (een variabele)
Filosofen waren er eeuwenlang van overtuigd dat ze de mens niet hoefden te observeren om uitspraken te doen over de
psyché, ze hadden immers hun eigen ervaringen en intuïties, waaruit ze op basis van hun rede alle andere kennis konden
afleiden, MAAR onderzoek heeft aangetoond dat veel van de menselijke intuïties beperkt zijn, ook wanneer ze over het eigen
functioneren gaan
belang van een literatuurstudie:
voor men aan een onderzoek begint moet men een goed idee hebben van wat men wil onderzoeken hoe gedetailleerder de
onderzoeksvraag, hoe nauwkeuriger men kan observeren en hoe meer kans men heeft om een bevredigend antwoord te vinden
- men kan het beste onderzoeksvragen formuleren als men een theorie heeft
= is een samenhangend geheel van ideeën dat gebruikt wordt om een fenomeen te verklaren
- een onderzoeksvraag kan ook voortvloeien uit een toevallige observatie of kan gebaseerd zijn op vroeger onderzoek en al
bestaande theorieën
door het vele onderzoek is de kans groot dat anderen al met het thema bezig geweest zijn daarom voert een
onderzoeker altijd eerst een literatuurstudie uit om te kijken wat al bekend is over het fenomeen
4