ONDERWIJSPSYCHOLOGIE EN LEERSTOORNISSEN
ONDERWIJSVISIES
Onvrede in het onderwijs
• Gebrek aan duidelijke, gemeenschappelijke visie van wat de essentie van onderwijs is
- Hervormingsplannen veroorzaken onrust
- Overheid die zich zelf machteloos voelt
- Grote gevoeligheid voor nieuwe hypes
• Vrees voor kwaliteitsverlies op alle niveaus (daling van gemiddelde prestaties van leerlingen, tot
2000 was er een zeer goede kwaliteit van het onderwijs)
• Onvoldoende inspelen op economische behoeften
• Burn-out bij leerkrachten
• Therapeutisering v/h onderwijs
• Problematiek van nieuwkomers: taalachterstand
Oorzaken van onvrede
• Door elkaar lopende visies die moeilijk met elkaar kunnen verzoend worden:
- Premoderne (autoritaire) visie:
o Autoriteit (gezag) verleent betekenis
o Individu wordt gedomineerd door traditie
- Moderne visie:
o Verwerping van traditie en autoriteit ten voordele van rede en wetenschap
o Autonoom individu als enige bron van betekenis en waarheid (traditie wordt dus
verworpen)
- Postmoderne visie:
o Verwerping van soevereine autonome individu
o Alles is constructie: ieder zijn waarden en waarheden
o Nadruk op emoties, intuïties, fragmentatie van ervaringen
Onderwijs heeft altijd te maken gehad met cultuuroverdracht. Onderwijs is breder dan alleen
maar wetenschap.
Kiezen voor gematigd modernisme: de positie dat de mens wel degelijk in staat is voor het
verwerven van objectieve kennis zoals men dat in de wetenschap met veel moeite doet. MAAR de
mens is ook meer dan de ratio alleen.
Het ingevoerd worden in een humane cultuur, waar onderwijs ook me beoogd is, vergt een soort
van socialisatieproces. Dat is meer dan alleen maar wetenschap.
In onderwijs moet men wel degelijk aandacht besteden aan allerlei aspecten. De
persoonlijkheidsontwikkeling naast het cognitieve. Op voorwaarde dat men het
belang van kennis niet gaat relativeren!
Nieuwe waarde: alles verandert voortdurend
De waarden dat er geen vaste waarden zijn en dat alles voortdurend veranderd.
Veranderingsmanie van de hedendaagse mens.
• Geen geloof in vooruitgang, maar in bewondering voor geringste verandering of hype
• Inhoud van verandering?
• Aanpassen aan verandering, anders vrees voor irrelevantie
• Soort natuurkracht waaraan we ons moeten onderwerpen
• Postmoderne mens maakt geen geschiedenis, maar is volgzaam de postmoderne mens gelooft
niet in vooruitgang en is gevoelig voor hypes, dat maakt de postmoderne mens passief
=> Aanpassen aan steeds veranderende wereld!
1
,Onderwijs is waarde op zich
• Onderwijs is waarde op zich
- Niet direct te vinden in economisch nut of rol in maatschappelijke engineering
• Onderwijs is intrinsiek democratisch en emanciperend
• Onderwijs is intrinsiek vernieuwend
• Onderwijs trekt kinderen weg uit hun dagelijkse leefwereld om hen te confronteren met de
‘publieke zaak’
Wat is wezen van de school?
• Plaats en tijd waarop volwassen generatie en jonge generatie elkaar ‘ont’-’moeten’ (= niet moeten,
op school ‘moet’ je wel veel, maar er zit wel een waarheid in)
• Culturele bagage (die leerkrachten denken dat nuttig is) is grondstof om wereld te vernieuwen
(Hannah Arendt) Onze generatie gaat de wereld vernieuwen
• Principiële intellectuele gelijkheid = uitgangspunt
- = Elke leerkracht weet dat er verschillen zijn in leerlingen in zijn/haar klas (intelligentie,
motivatie, interesse…). Al die verschillen vormen NIET het uitgangspunt van wat die
leerkracht zal doen in het onderwijs. Hij/zij gaat ervan uit dat al die leerlingen een verstand
hebben die goed genoeg is om te kunnen leren wat ze willen aanbrengen. Dit is het
fundament van goed onderwijs.
• Bij uitstek democratiserend en emanciperend
• De ‘vrije’ tijd, de ‘speelruimte’ waar kennis om de kennis, het kunnen om het kunnen belangrijk is
• Liefde voor het vak, en leraar als liefhebber de leerstof staat centraal (niet de leerkracht of
leerlingen)
• De les sluit niet aan bij de leefwereld van het kind, maar doet de leefwereld vergeten (bv. in het
buitengewoon onderwijs gaat de leerkracht niet erop wijzen hoe slecht de leerlingen het hebben)
- “De les is een luchbel in de tijd.”
Onderwijs als catering van ‘individuele leerbehoeften’ (is een meer postmoderne visie)
Iedereen heeft zijn eigen leerbehoeften (sommige leerlingen heb een meer tijd nodig voor het
leren van dezelfde leerstof als iemand anders)
• Individualisering van het schoolse
• Verschillen in leerstijl, in leermotivatie, in inhoudelijke interesses en in talenten
• School wordt ‘leeromgeving’ en leraar een ‘coach’
• Het ‘nieuwe leren’ of sociaal-constructivisme
• Leren leren, reflectief leren, levenslang leren, e-learning en ervaringsleren deze termen drukken
uit dat er een verschuiving heeft plaatgevonden van het begrip onderwijzen naar het begrip leren
- leren is niet gelijk aan onderwijzen
• Leerlingen zijn ‘lerenden’
• Waarom nog scholen?
Citaat
Het is intussen wel duidelijk dat het instituut school (in om het even welke vorm) dé artificiële
leeromgeving bij uitstek is. Nadat de schijn eeuwenlang werd opgehouden, verliest de school echter
vandaag haar (vandaag al helemààl niet langer houdbare) nepmonopolie van exclusieve
leeromgeving. Men ziet in dat leren lang niet alleen op school of tijdens de school-, laat staan
instructie-uren gebeurt (leren gebeurt ook daarbuiten). Tussen dat inzicht en de concrete aanpak om
van de school een zo natuurlijk mogelijke leeromgeving te maken, gaapt evenwel een diepe kloof.
Soms lijkt het wel of men de gebetonneerde onderwijsstructuren met hypocriete graagte aangrijpt
om niet (drastisch) te moeten ingrijpen in de richting van een heuse conceptuele ommezwaai: van
docentgestuurd of leerstofgeoriënteerd naar leerdergecentreerd onderwijs (conceptual change...).
2
,Tendensen in huidige onderwijs
• Naturalisme
- Natuurlijk leren vs. schools leren
• Formalisme (waarbij vorm belangrijker is dan inhoud)
- Hoogtechnologische my vergt ‘leren leren’ en leerheuristieken
- Nadruk op organisatie- en werkvormen
• Hyper-individualisme
- Adaptief of kindgericht onderwijs
- Differentiëren
Naturalisme: ervaringsgericht leren
Ervaringsgerichte aspecten horen wel bij het onderwijs, maar kunnen er niet de basis van vormen.
• Denken in termen van aangeboren eigenschappen (vaardigheden van het kind)
• Natuurlijke vormen van leren (wordt altijd als ideaalbeeld geformuleerd) vs. schools leren (is eerder
artificieel)
- Intrinsiek motiverend
- Aansluiten bij dagelijkse ervaringen
- ‘learning by doing’
- Bv. de moedertaal die je leert is een natuurlijke vorm van leren en wordt gezien als een
ideealbeeld van hoe al het leren zou moeten zijn
- Leren lezen is een culturele prestatie/ontwikkeling, dat gaat niet via natuurlijk leren
• Schools leren > culturele ontwikkelingen
- Dus intrinsiek artificieel
• Cognitieve behoefte! een kind wordt geboren met de behoefte om de wereld te leren kennen!
=> Onderwijzen is geen kwestie van natuur, maar een kwestie van cultuur
Ervaringsgericht onderwijs
• Niet uitgaan v/d leefwereld v/h kind, maar deze ontstijgen
• Directe instructie (klassiek onderwijs geven; dingen uitleggen en laten inoefenen) is meer effectief
• Betrokkenheid als kindkenmerk (betrokkenheid mag je niet psychologiseren)
• Hoekenwerk en zelfsturing
- Typisch voor kleuteronderwijs
- Ondermijnt intrinsieke motivatie
- Te weinig talige interactie met juf (de juf heeft dat niet altijd door en kan vaak niet goed
inschatten wat het talig niveau is van het kind)
• Welbevinden
Formalisme
• Nadruk op vorm van leren eerder dan op de inhoud
• ‘Kennis is snel verouderd’
- Klemtoon op leren leren, heuristische zoekmethoden, creativiteit en kritisch denken
• Domeinspecificiteit van kennis (het is moeilijk om kennis te veralgemenen)
- Wendbaarheid, creativiteit, kritisch denken zijn afhankelijk van kennis!
- De beste manier om kennis toch wat wenbaar proberen te maken, impliceert dat je veel
inhoudelijke kennis opdoet
- Als je veel weet over iets (veel kennis), kan je dat meer gaan toepassen en wendbaar maken
- Kennis is cummulatief!
• Belang van organisatie- en werkvormen
- Groepswerk, hoekenwerk (klas wordt ingedeeld in groepjes met elk een verschillende
opdracht, kind mag kiezen welke groep hij/zij kiest), klassikaal
- Idee: men gaat het inhoudelijke ondergeschikt maken aan het vormen
3
, Onderwijs is een praktijk, geen wetenschap.
Hyper-individualisme
• Adaptief of kindgericht onderwijs
• Differentiëren als oplossing voor alle problemen in het onderwijs (bv. hoogbegaafdheid,…)
- Convergente (klassikaal beginnen en eindigen op individueel niveau, met de bedoeling die
individu toch mee te krijgen in het geheel; terug samenkomen) vs. divergente differentiatie
(differentiëren in doelen, bv. hoogbegaafde een ander doel geven)
- Goed onderwijs is elk kind van de klas naar eindtermen krijgen
- Het leren van kinderen wordt gestimuleerd door het feit dat alle kinderen hetzelfde leren
- Het sociale aspect geeft een grote rol
- Differentiëren = letterlijk verschil maken probleem: te weinig stimulantie geboden voor
aantal kinderen door te veel aan te passen aan zwakte waardoor het niet meer wordt
uitgedaagd
• Twee empirische wetmatigheden:
- Fundamentele wet v/h onderwijs
- Omgekeerd verband ts. gemiddelde en spreiding
• Gelijke kansen als individu tot norm verheven wordt?
• Labeling en therapeutiseren v/h onderwijs (is geen goed idee)
Fundamentele wet van het onderwijs
• Elk bolletje is een land.
• Sterk verband tussen gemiddelde wiskundescore en
gemiddelde score voor 5% zwaksten.
• De prestaties van alle (ook zwaksten) kinderen/leerlingen
hangen zeer sterk af van het algemene niveau van het land.
=> Bij een verschuiving van algemene niveau, schuift heel de
verdeling mee.
• Het lot van alle leerlingen (zwak en sterk) is heel sterk met
elkaar verbonden. Schoolprestaties zijn geen louter
individuele aangelegenheid.
• Prestaties worden niet gelijk, maar wel van elkaar
afhankelijk.
Omgekeerd verband tussen gemiddelde en SD
Gaat over woordleestaak.
Hoe hoger de tijd, hoe trager.
De bovenste zijn de zwakste lezers.
Verband tussen het gemiddelde en de spreiding.
4