Hoofdstuk 1: GUTTA PERCHA
Inleiding:
Gutta percha = thermoplastisch (wordt zacht bij verhitting) vulmateriaal,
hoofdzakelijk gebruikt voor het vullen van wortelkanalen.
Endodontische behandeling (=”ontzenuwing”): behoud van tand in geval
van infectie ter hoogte tandpulpa (pulpitis) en/of periradiculair weefsel
(parodontitis apicalis, tandabces)
Toekomstperspectief:
• regeneratie/revascularisatie van tandpulpa via stam celtherapie
• pulpa als toegankelijke bron voor stamcellen
Gutta percha:
• wortelkanaalvulmateriaal om de pulpaholte hermetische af te sluiten
(bacteriën/voedsel voor bacteriën)
• wordt gebruikt MET wortelkanaalcementen (“sealers”)
• alternatief voor metaalpunten/stiften (goud, zilver, tin, koper)
• (ook alternatief op basis van hars (krimp!!))
Samenstelling:
Poly-isopreen (2-methyl-1,3-butadieen) → isomeer van rubber
(C5H8)n bevat = dus 2 isomeren
• natuurlijke rubber (cis): amorf, smelt bij hoge T
• gutta percha (trans): kristalvorm, smelt bij 50°
(gutta percha wordt uit sap van bomen getrokken)
Tandheelkundige gutta:
19-22% gutta percha (voor rubber effect)
59-75% ZnO (vulstof, stevigheid, anti-kleverig)
1-17% BaS04 of andere zware metalen (radioöpaciteit)
1-4% was maakt het week binnen juiste temperatuur grenzen
Voorkomen: zie slides
,Fysische eigenschappen:
• Hardheid onvoldoende als tandvulmateriaal maar WEL als
wortelkanaalvulmateriaal
• Plasticiteit ~ T
o plastisch > 60°C
o smelt > 100°C
o verbrandt > 300°C
→ Mag niet worden gesteriliseerd met warmte! Wel met 5%
natriumhypochloriet
• Druksterke onvoldoende als tandvulmateriaal
• Rubberachtig (semi-vast) → wortelkanaalvulmateriaal dat
‘endo-retreatment’ mogelijk maakt
• Vloei: zeer groot
• Thermische eigenschappen
o Afh van T (zie boven)
o Temperatuurgeleidbaarheid = slecht!
o Expansiecoëfficiënt: 80 x 10-6 ppm/°C
(tandweefsel 9-11 x 10-6 ppm/°C
• Optische eigenschappen: mat, ondoorzichtig, verschillende kleuren
• Volumeveranderingen: grote krimp tijdens verharding wat lekkage kan
veroorzaken (opgevangen door cement)
• pH = neutraal
• Aantastbaarheid:
o bij kamertemperatuur door O2 (door H2S) waardoor beperkte
houdbaarheid (wordt droog en broos)
o onoplosbaar in water
o zwelt in alcohol, aceton (absorptie)
o Oplosbaar in eucalyptol, benzeen, chloroform
• Reuk en smaak: neutraal
Biologische eigenschappen:
• Toxiciteit: GEEN
• Allergie: GEEN
• Therapeutische eigenschappen: GEEN
• Anatomie en functie: onvoldoende
• Irritantie: kan tandweefsels prikkelen
o Als het warm wordt aangebracht
o Kramp bij verhariding → lekkage
o Hoge T.E.C.
,Toepassingen:
• Voorlopig vulmateriaal (implantaten
• Kanaalvulmateriaal:
o Kegels van verschillende dikte (gecalibreerd)
• …
,Hoofdstuk 2: Tandheelkundige
cementen
Inleiding: zie slides voor vb’en
= Diverse groep van materialen met een ruim toepassingsdomein
• Vulmateriaal: voorlopig en definitief
• Fixatiecement: voor indirecte restauratie (retentie/randafsluiting)
• Bodem- en onderlaag: onder restauraties (mechanische, thermische,
elektrische en chemische bescherming/therapeutische werking)
• Specifieke toepassingen:
o Orthodontie (kleven van brackets)
o Parodontologie/stomatologie (wondverband)
o Endodontie (ontsmetten, sealen van wortelkanalen)
Voorkomen:
• Poeder/vloeistof (P/V)*
• Pasta/pasta (base/katalysator)
• Enkelvoudige pasta (hygroscopisch vehiculum)
• Vernis (copalhars in chloroform)
* V = proton-donor
P = proton-acceptor
MO + H2A → MA + H2O
Klassificatie van cementen:
Bestanddelen van cementen:
• ZnO:
o Licht therapeutische
o Zeer biocompatibel
• F-Al-Si-glas:
o Sterker
o Cariostatische door fluoride (F) afgave
• Ca(OH)2:
o Zeer therapeutisch
o Desinfecterend
o Cel stimulerend
• Kunsthars:
o Sterker, minder oplosbaar
o ‘on command curing’
,Indeling volgens basisbestandsdelen:
• ZnO bevattende cementen:
o Zindoxydecement
o Zinkoxyde-eugenolcement
o Celciumhydroxyde-salicylaatcement
o Zinkfosfaatcement
o Polycarboxylaatcement
• Calciumhydroxide cementen
• Kunstharscementen
o Composietcement (methacrylaatcement)
• F-Al-Si-glas bevattende cementen
o (silicaatcement)
o Silicofosfaatcement
o Glasionomeercement (GI)
o Hars-gemodificiëerd GI cement (HG-GI)
• Hybriede cementen
o Cementen met calcium- en fluorafgave
o Cementen met fluorafgave
o HG-GI
Indeling volgens gevormde matrix:
• Fenolaatcementen
o Zinkoxide-eugenolcement
o Calciumhydroxide-salicylaatcement
• Acrylaatcementen
o Composietcement (methacrylaatcement)
o HG-GI
• Carboxylaatcementen
o Polycarboxylaatcement
o GI
o HG-GI
• Fosfaatcementen
o Zinkfosfaatcement
o Silicofosfaatcement
,Beschrijving cementen:
1. Kaviteitsvernissen
Behoren niet tot cementen maar worden meestal voor of na een cement
aangebracht.
Functie: bescherming/barrière dentine (of cement)
Samenstelling: oplossing van een of meerdere harsen in een vluchtig
oplosmiddel (acetone, chloroform, ethanol)
Toepassing: onder amalgaam, op GI,..
1. Zinkoxyde-cement
Zeer voorlopig cement, wordt niet meer gebruikt
2. Zinkoxyde-eugenolcement
• Klassiek ZOE-cement:
o Poeder: Zno
o Vloeistof: eugenol (kruidnagelolie) = phenolether met onverz.
Zijketen
▪ Aanvankelijk kleurloos, wordt geel
▪ Onbestendig aan licht
▪ Licht antiseptisch, analgetisch
▪ Scherpe aromatische geur en smaak
• Snelhardend of gewijzigd ZOE:
o Poeder: Zno
o Vloeistof: eugenol
o Toegevoegde materialen:
▪ Bindtijdmodificatoren (versnellers/vertragers)
▪ Natuur- en kunstharsen (10-40%: polymeer-versterkte Zno-
cementen)
▪ Plasticeermiddel (olijfolie waardoor verharde cement
minder breekbaar wordt)
▪ Antimicrobiële agentia (thymol of 8-HO-quinoline)
• EBA-cement:
o Poeder: ZnO wordt voor groot deel vervangen door kwarts (SiO2)
en/of Al2O3
o Vloeistof: eugenol wordt voor groot deel vervangen door ortho-
Ethoxy-Benzoëzuur(Acid)
, • Non-eugenol cement:
o Eugenol inhibeert polymerisatie van kunstharsen
o Vloeistof: eugenol wordt vervangen door andere vloeistoffen met
chelatie-eigenschappen, zoals vanillezuur (4-HO-3-
methoxybenzoëzuur) (chelatie: geen echte chemische binding,
groeperen door middel van elektronefatieve groepen rond positieve
metaalionen)
Verhardingsreactie van de ZOE-cementen
Indicatie van de ZOE-cementen
,Ander cement met specifieke samenstelling/indicatie:
Epoxyhars-gebaseerd wortelkanaalcement
3. Zinkfosfaatcement
(WAS het kroon- en brugwerkcement)
Samenstelling:
• Poeder:
o ZnO (90%)
o MgO (8%) verlaagt temperatuur van smeltproces
o SiO2 (1,4%) inactieve vulstof
o R2O3 (0,01%) Al3+, Fe2+,Ba2+,Ca2+
o Bi2O3 (0,5%) glad oppervlak, langere verhardingstijd
o Pigmenten (1/2000,1/5000)
o (F)
• Vloeistof
o H3PO4 (50-60%) waarvan deel geneutraliseerd
Verhardingsreactie:
• Fase 1: de fabrikant verdunt en buffert de vloeistof
• Fase 2: bij vermengen van P en V wordt het poeder geleidelijk aan
opgelost in fosforzuur (exotherme reactie) tot een verzadiging wordt
bereikt. Het uitgeharde cement is hoofdzakelijk een gehydrateerd
amorf netwerk van Znfosfaat dat de onvolledig opgeloste partikels van
ZnO omringt.
3ZnO + 2H3PO4 → Zn3(PO4)2 + 3H2O
• Fase 3: Alhoewel er geen kristallijn fosfaat betrokken is bij de verharding,
wordt nadien een Znfosfaattetrahydraat gevormd
Indicaties zinkfosfaatcement
• ‘Stopverf’ consistentie:
o bodemlaag bij avitale elementen/basis voor avitale ontkleuring
• Vloeibare consistentie:
o Definitief fixatiecement
4. Silicaatcement
Eerste esthetisch vullingsmateriaal front: wordt niet meer gebruikt wegens
snelle verkleuring en hoge oplosbaarheid
,5. Silicofosfaatcement
= verbeterd zinkfosfaatcement: verhoogde translucentie, sterker, fluorafgave
Samenstelling:
• Combinatie van silicaat- en ZnP-cement
• Poeder:
o ZnO (12-25%)
o F-Al-Si-glas (12-25% F-)
• Vloeistof:
o H3PO4 waarvan deel geneutraliseerd
o 2-5 % Al- en Zn-zouten
o 45% water
Verhardingsreactie:
ZnO/F-Al-Si-glas + H3PO4 → fluoro-alumino-silico-fosfaat-gel + ZnF-zouten
(insluiting van niet gereageerde glas- en ZnO-deeltjes)
Indicaties:
• Type 1: Fixatiecement
• (Type 2: voorlopig en semi-definitief vulmateriaal)
• (Type 3: voorlopig vulmateriaal en fixatiecement)
6. Polycarboxylaatcement
• Eerste zelfklevend cement
• Zeer biocompatibel
• Mechanische eigenschappen vergelijkbaar met ZnF-cement
Samenstelling:
• Poeder:
o Zno
o MgO (1-5%)
o Al2O3 (10-40%) → sterkte
o Soms gevriesdroogd PAZ (V= water)
• Vleoistof:
o 40% PAZ (MW=25000-50000) in water
o dun of dik visceuze vloeistof
Verhardingsreactie:
Ionische binding met vorming van Zn-polycarboxylaat met insluiting van niet-
gereageerde ZnO-deeltjes
, Indicaties:
• Definitief fixatiecement
• Fixatie orthodontische ringen
7. Glasionomeercement: !!slides!!
Meest recente (hars-vrij) cement
Ruim toepassingsdomein
Vervangt vaak alle voorafgaande cementen
Fluor-afgave
Zelfklevend
Types glasionomeercementen:
• Type 1: fixatiecement
• Type 2: Tandkleurig (esthetisch) vullingsmateriaal
• Type 3: ‘liner’ → dun-vloeibare bodemlaag
• Type 4: ‘base’ → dik-vloeibare bodemlaag
• Type 5: mengsel van amalgaam en GI (miracle mix)
• Type 6: cermets (met zilver, Ag)
• Type 7: sealants/adhesief
Samenstelling:
Ion-vrijzettend glas
Polyalkeenzuur
Water
Verhardingsreactie
Chemisch door een zuur-base reactie
• Fase 1: Ion-vrijzettingsfase
• Fase 2: Chelatiefase (koppeling door Ca2+)
• Fase 3: Verhardingsfase (koppeling door Al3+)
Polyacrylzuur (PAZ)
Bij glasionomeer is er een conditioner nodig om de kleving te verhogen
→ PAZ
→H3PO4 niet want gaat al het hydroxyapaptiet oplossen
Hybriede laag ≈ 1 μm
Gedeeltelijke decarboxylatie (Ca) maar nog genoeg voor PAZ (dus
nog rijk aan hydroxyapaptiet)
Gel-fase: PAZ (CH2-CH)n
I
COO_
Carboxylgroepen vangen Ca op die wordt vrijgezet en dit wordt de
gelfase genoemd (=fase waar Ca wordt vastgehouden, bevat ook
resten PAZ)