Statistiek
WPO 9&10
Samenvatting statistiek WPO 9 & 10 herhalingsoefeningen
Kato Tratsaert
,1
,Navormingsmethodes en statistiek: WPO 9
WPO 9: Diabetes interventie
Er wordt een onderzoek opgezet om na te gaan wat het effect is van een intensieve interventie voor
het omgaan met diabetes Type 1 bij jongeren. 72 jongeren tussen 12 en 18 jaar die recent de diagnose
diabetes hadden gekregen werden binnen de maand gerandomiseerd in 3 groepen.
Een eerste groep kreeg een “probleem oplossende interventie”, dit wil zeggen dat de interventie sterk
gericht was op het verhogen van het probleem oplossend vermogen van de jongeren in het omgaan
met diabetes. De diabetes counselor liet veel uit de groep komen en problemen werden in onderling
overleg besproken en aangepakt.
Een tweede groep kreeg een “directe instructiemethode”, dit wil zeggen dat er een soort
standaardprogramma werd gevolgd waarbij de diabetes counselor vooral zelf informatie doorgaf en
tips gaf om problemen op te lossen.
Een derde groep kreeg geen interventie. Dit kunnen we beschouwen als de “care as usual group”. De
jongeren in deze groep kregen de informatie van de diabetes counselor gedurende twee momenten
waarbij de jongeren individueel werden benaderd. De twee intensieve interventies bestonden uit 8
samenkomsten (1 per week) van 2 uur, telkens met een groepje van 5 jongeren.
De jongeren in alle 3 de groepen vulden een pretest vragenlijst in (PRE), een posttest vragenlijst
onmiddellijk na de interventie (na de 8 weken) (POST) en tenslotte ook een follow-up vragenlijst 3
maanden na het einde van de interventie (RETENTIE).
Het eerste deel van de vragenlijst bevatte vragen naar “goed gedrag” m.b.t. het omgaan met diabetes
Type 1. Deze vragenlijst wordt aangeduid met “gedrag” in het databestand. Hoe hoger de score, hoe
hoger de score voor goed gedrag.
Het tweede deel van de vragenlijst is de Harter. Deze vragenlijst meet het zelfbeeld van de jongeren.
De Harter bestaat uit 27 items die gescoord worden op een 4 puntenschaal, gaande van 1 tot 4. Een
lagere score betekent een lager zelfbeeld. De Harter bestaat uit 2 schalen, een kleinere schaal die
bestaat uit de items 1, 6, 9, 15, 20 en 25, deze meten het fysiek zelfbeeld; en de andere items meten
het psychologisch zelfbeeld. Deze twee schalen worden gemaakt door gewoon de items per schaal op
te tellen.
2
,Het derde deel van de vragenlijst bestaat uit een motivatielijst (de intrinsic motivation inventory =
IMI). Deze vragenlijst gaat na hoe groot de motivatie is om verder te doen met het gezonde gedrag bij
deze jongeren. De antwoorden zijn op een 3 puntenschaal, hoe hoger hoe sterker de motivatie. De
som van alle items geeft een totale motivatiescore.
Op elk moment werden ook een aantal fysiologische parameters (gewicht, bloeddruk, bloedglucose,
lipidenprofiel) gemeten die een maat vormden van de gezondheidstoestand van elk kind. Deze
gezondheidstoestand werd uitgedrukt op een 5-puntenschaal, gaande van 1 tot 5 waarbij een hogere
score wijst op een betere gezondheidstoestand. Deze variabele is aangeduid met “gezond” in het
databestand.
Na 6 maanden kwamen alle kinderen weer op controle. Hun bloedwaarden werden gecontroleerd en
op basis daarvan werden ze ingedeeld in 2 groepen: groep 1 waren degenen die gunstige
bloedwaarden hadden, groep 2 waren deze die geen gunstige bloedwaarden hadden. Deze variabele
werd aangeduid met “outcome” in het databestand.
3
,Herhalingsoefeningen op groot databestand: diabetesinterventie
- Lees aandachtig de beschrijving van het onderzoek diabetes 2010
- Open de datafile “data bestand diabetes 2010” in SPSS en kijk of je begrijpt wat elke variabele
betekent
- Check of er geen intypfouten zijn
- Los vervolgens volgende vragen op met SPSS adhv de technieken die in de voorbije lessen gezien
werden. Geef een duidelijk antwoord op de vraag en alle gegevens die nodig zijn om de vraag te
beantwoorden (gemiddelden, %, F, t, …., p-waarden, grafiek enz). Vergeet ook niet alles in
woorden te interpreteren.
Vooraleer bepaalde onderzoeksvragen kunnen beantwoord worden, is het noodzakelijk om nieuwe
variabelen aan te maken voor fysiek en psychologisch zelfbeeld en motivatie door de items voor elke
variabele op te tellen (en dit eventueel voor de premeting, postmeting en/of retentiemeting).
De nieuwe variabelen aanmaken doen we via
Transform < compute variable < target variable < “FysiekPRE” < numeric expression: “SUM harvert
1,6,9,15,20,25)
Transform < compute variable < target variable < “FysiekPOST” < numeric expression: “SUM harvert
1,6,9,15,20,25)
Transform < compute variable < target variable < “FysiekFW” < numeric expression: “SUM harvert
1,6,9,15,20,25)
Transform < compute variable < target variable < “PsychologischPRE” < numeric expression: “SUM
harvert 2,3,4,5,7,8,10,11,12,13,14,16,17,18,19,21,22,23,24,26,27)
Transform < compute variable < target variable < “PsychologischPOST” < numeric expression: “SUM
harvert 2,3,4,5,7,8,10,11,12,13,14,16,17,18,19,21,22,23,24,26,27)
Transform < compute variable < target variable < “PsychologischFW” < numeric expression: “SUM
harvert 2,3,4,5,7,8,10,11,12,13,14,16,17,18,19,21,22,23,24,26,27)
Transform < compute variable < target variable < “MotivatiePRE” < numeric expression: “SUM
IMIpre 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16)
Transform < compute variable < target variable < “MotivatiePOST” < numeric expression: “SUM
IMIpost 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16)
Transform < compute variable < target variable < “MotivatieFW” < numeric expression: “SUM IMIfw
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16)
4
, 1. Is er een verschil tussen de 3 groepen (probleem oplossende interventie, directe
instructiemethode en controlegroep) wat betreft gezondheidstoestand bij de
premeting?
1) Onderzoeksvraag
A) Soorten variabelen:
® OV: 3 groepen (probleemoplossende interventie, directe instructiemethode en controle)
® AV: Gezondheidstoestand PRE
B) Soort design: Between
C) Soort test: verschil
→ one way ANOVA
2) Hypothese
H0 → µprobleemoplossend = µdirect = µcontrole
Ha → Minstens 1 µ verschilt → er is geen verwachting aanwezig = tweezijdig → POST HOC
3) Significantieniveau?
a = 0,05
4) Gemiddelde ± SD?
• Probleem oplossend: 1,92 ± 0,78
• Direct instructies: 2,29 ± 0,75
• Controle: 2,96 ± 0,96
5) Resultaten (interpretatie)?
Levense test
• F-waarde = 0,384
• p-waarde= 0,682 > 0,01
® Geen significant verschil
® Groepen voldoende gelijk
5