Samenvatting Alles over 'bedrijf starten' van Bedrijfseconomie havo 4 en havo 5!
8 vues 0 fois vendu
Cours
Bedrijfseconomie
Type
HAVO
In dit document wordt alles van het boek bedrijf starten uitgewerkt in een simpele samenvatting. Hierdoor wordt het begrijpen van de stof makkelijker! De prijs van dit document is zo laag mogelijk gehouden, omdat dit een leerdocument is en je hier dus van moet kunnen leren. Iedereen moet hier gebru...
Tussen een werknemer en een zelfstandig ondernemer zijn er grote verschillen, een aantal
hiervan zijn:
- Een werknemer is in loondienst met een arbeidsovereenkomst. Ook heeft een
werknemer een vast salaris. Een ondernemer heeft dit niet en moet leven van de winst.
- Een werknemer is verzekerd tegen werkloosheid een ondernemer niet. Die kan pas
bijstand aanvragen als bijna zijn hele vermogen inclusief huis weg is.
- Werknemers hebben een pensioenverzekering en ondernemer moet het zelf regelen.
- Als ondernemer ben je eigen baas.
- Een ondernemer krijgt veel meer belastingvoordelen.
Wat is er nodig voor een bedrijf?
1. Vergunningen voor bijvoorbeeld een horeca of een peuterspeelzaal.
2. Inschrijven handelsregister elk bedrijf moet zich inschrijven bij de KVK. Hier bekijken ze
ook gelijk op jouw bedrijfsnaam niet hetzelfde is als dat van een bestaand bedrijf.
3. Administratie ieder bedrijf is verplicht om boekhouding te voeren elk jaar moet er een
balans zijn. Papieren moeten zeven jaar bewaard worden.
4. Vestigingsplaats. Voordat je ergens wilt vestigen moet je kijken naar: kwaliteit, plaats,
ligging, concurrentie.
5. Investeringsbegroting. Hier staan alle dingen die je moet aanschaffen. Met deze
begroting kan je zeggen hoeveel geld je nodig hebt om jouw bedrijf te starten, dit noem
je ook wel investeringsbehoefte. Hierin kan je vaststellen wat je financieringsbehoefte is.
6. De resultaten begroting. Hierin staat hoe hoog je kosten en opbrengsten zullen zijn in
een toekomstige periode. Hiermee kun je bepalen of je je hoofd boven water kunt
houden.
7. Liquiditeitsbegroting. Hierin komen alle uitgaven en ontvangsten het geeft aan of je
voldoende liquide middelen hebt in kas en bank.
8. De rechtsvorm. Elk bedrijf moet de rechtsvormen hebben. Dit is bepalend voor:
juridische vorm, hoe je belasting betalen, hoe de aansprakelijkheid geregeld is, en wie er
overeenkomsten mag sluiten.
9. Verzekeringen. Je kunt je niet verzekeren op het risico van verlies. Maar wel op andere
risico s zoals:
- Het risico op a autoschade kan gedekt worden met een WA-verzekering.
- Risico dat er bij brand uitbreekt in het winkelpand kan gedekt worden met een
opstalverzekering.
- Risico op schade Op je inventaris en voorraden kunnen gedekt worden met de
verzekering voor de inventaris.
- Inventaris is de inboedel van een bedrijf.
10. De financiering. Waar haal je het geld vandaan?
11. Diversen. Openen bankrekening leveranciers en andere dingen.
Paragraaf 2
Een bedrijf krijgt sowieso te maken met btw. Btw is de belasting op toegevoegde waarde/ de
omzetbelasting. Bedrijven betalen btw aan de overheid. Maar verrekenen deze belasting in
hun verkoopprijs zodat de klant dit betaalt.
Btw maakt goederen en diensten dus eigenlijk duurder je hebt drie soorten btw-tarieven:
21% btw 9% btw en 0% btw. 0% btw geldt voor de goederen en diensten en die
, geëxporteerd worden. 21% btw is voor luxegoederen. En 9% btw is voor noodzakelijke
levensbehoeften. Onderwijs en bepaalde dienst in de gezondheidszorg zijn vrijgesteld van
btw-heffing. Verkoopprijs exclusief btw hij is 100% verkoopprijs en verkoopprijs inclusief btw
hij is 100% + bijvoorbeeld 21%. Wanneer een ondernemer zelf een afnemer is. Moet hij btw
betalen aan zijn leverancier, deze btw krijgt hij terug van de fiscus. De btw behoort niet tot
de kosten van een onderneming en heeft om deze reden dus ook geen invloed op de winst of
het verlies van een bedrijf.
Hoofdstuk 2
Paragraaf 1
De administratie moet ook inzicht geven in de veranderingen van de activa en de passiva het
eigen vermogen kan op twee manieren veranderen:
1. Door een privé opnamen of een privéstorting dat heet een privékarakter.
2. Door het resultaat van een onderneming dit neemt toe door opbrengsten en neemt af
door kosten dit heeft dus een zakelijk karakter.
Als je de brutowinst wilt berekenen, gebruik je deze formule:
Omzet- inkoopwaarde= brutowinst. De omzet bereken je door p x q te doen en de
inkoopwaarde kan je vinden onder namen als: inkoopwaarde van de omzet, kosten van de
verkopen, etc.
Als je de nettowinst wilt berekenen, gebruik je deze formule:
Brutowinst- overige bedrijfskosten.
Als de nettowinst dus positief is dan komt dit bij je eigen vermogen.
Paragraaf 2
Een mutatiebalans geeft aan welke posten er veranderen als gevolg van het optreden van
een financieel feit. Bij een mutatiebalans moet je dus nadenken wat er verandert bij een
financieel feit. Een mutatiebalans is net als een gewone balans altijd in evenwicht.
Als verkochte goederen geleverd worden dan neemt de voorraad af. Dit vormt kosten. Deze
kosten zijn de inkoopwaarde van de verkopen of kosten van de verkopen. De inkoopwaarde
is geen balanspost. Als je goederen verkoopt, neemt het op de balans af van de voorraad met
de inkoopwaarde van deze goederen. De voorraadafname behoort tot kosten en hierdoor
neemt het eigen vermogen dus ook af.
Inkopen kunnen zowel credit, als debet staan. Als het debet staat moeten de goederen nog
geleverd worden. Als het credit staat moet en de factuur moet nog komen, dit staat onder de
post ‘inkopen’. Als je deze factuur betaald, verdwijnt dit weer van de balans. Als je de schuld
niet betaald komt deze terug op de balans, maar onder ‘crediteuren’.
Voor het lenen van geld betaal je rente, ook wel interest. Rente behoort tot de kosten. De
rente kan je berekenen door de totale rente en aflossing- het leenbedrag te doen. Ook door:
startbedrag: 100 x rente% x periode.
Afschrijven is waardevermindering van de vaste activa. Afschrijvingen vormen dus kosten. De
afschrijving kan je berekenen door: aanschafwaarde- restwaarde/ periode.
De aanschafwaarde van een vaste activa is een investering en komt op de balans als
bezitting. Het investeringsbedrag behoort niet tot de kosten, deze kosten komen terug op de
manier van afschrijven, het bedrag wordt namelijk over meerdere jaren uitgesmeerd.
Bij verkoop moet je btw betalen aan de belastingdienst. Bij een retourverkoop is deze btw
minder. Als je iets inkoopt, kan je van de belasting van de belasting krijgen. Als dit product
vervolgens terug moet naar de leverancier dan neemt deze te vorderen btw af.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noerabdou. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.