B1-K1-W10 Evalueert en legt de verpleegkundige zor
Autre
B1-K1-W10 Evalueert en legt de verpleegkundige zorg vast
14 vues 0 fois vendu
Cours
B1-K1-W10 Evalueert en legt de verpleegkundige zor
Établissement
Wageningen University (WUR)
Micro-economie
Hoofdstuk 2: Budgetbeperking
“Consumenten kiezen de beste consumptiebundel die ze zich kunnen veroorloven”
In dit hoofdstuk focussen we ons op wat een consument zich kan veroorloven
2.1 De budgetbeperking
De consumenten wensen alles te kopen maar zullen enkel de goederen kop...
b1 k1 w10 evalueert en legt de verpleegkundige zorg vast
École, étude et sujet
Wageningen University (WUR)
B1-K1-W10 Evalueert en legt de verpleegkundige zor
B1-K1-W10 Evalueert en legt de verpleegkundige zor
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
joycekingoo
Aperçu du contenu
Micro-economie
Hoofdstuk 2: Budgetbeperking
“Consumenten kiezen de beste consumptiebundel die ze zich kunnen veroorloven”
In dit hoofdstuk focussen we ons op wat een consument zich kan veroorloven
2.1 De budgetbeperking
De consumenten wensen alles te kopen maar zullen enkel de goederen kopen waarvoor ze
er de middelen voor hebben. Stel dat de consument de keuze heeft tussen twee goederen :
x1 en x2.De consumptiebundel (x1, x2) is een lijst van cijfers die aangeeft hoeveel de
consument van elk goed wil consumeren. Indien we de prijzen van de goederen kennen en
de hoeveelheid geld die de consument moet uitgeven dan wordt de budgetbeperking :
p1.x1 + p2.x2 m
Is het linkerlid kleiner dan het inkomen m dan noemt men (p1, p2) een “affordable”
consumptiebundel. De Budget Set vormt de verzameling van de haalbare bundels bij
gegeven inkomen en prijzen. Het budget waarover de consument beschikt, vormt een
beperking op de keuze.
2. Twee goederen zijn vaak genoeg
Meestal werken we met twee goederen waarbij goed 2 “a composite good” genoemd wordt
en stelt al de rest voor dat de consument zou willen consumeren.
3. Eigenschappen van de budgetverzameling
De budgetrechte is de verzameling van bundels die exact m kosten : p1.x1 + p2.x2 = m.
x1
Budget Set Punten op de curve kosten exact m, punten boven de curve zijn
+1 niet haalbaar en punten onder de curve kosten minder dan m. We
kunnen de budgetbeperking herschrijven als x2 = m/p2 – m/p2.x1.
-p1/p2
Dit geeft aan hoeveel de consument van goed 2 wenst te
x2 consumeren als hij een hoeveelheid x1 consumeert.
Om de budgetrechte te tekenen moeten we zich afvragen hoeveel een consument van elk
goed zou consumeren indien hij al zijn geld op dat bepaald goed uitgeeft : resp. m/p1 en
m/p2. Nu dat je de punten op de twee assen hebt, moet je noch enkel verbinden.
De helling van de budgetrechte heeft een speciale interpretatie : het meet in welke mate de
markt goed 1 tegen goed 2 wil substitueren. Stel dat een consument zijn consumptie aan
goed 1 verhoogt met x1, hoeveel zou hij meer aan goed 2 consumeren ?
1
, p1.x1 + p2.x2 = m
p1(x1 + x1) + p2.(x2 + x2) = m
Aftrekken geeft : p1.x1 + p2.x2 = m
Dus wordt de helling : x1/x2 = -p1/p2
Het min-teken staat voor het feit dat als je meer van een goed consumeert je minder van
het ander zal consumeren. We kunnen het dus zien als de opportuniteitskost waarbij je iets
moet opgeven om iets anders te hebben.
4. Hoe verandert de budgetrechte
Bij een stijging van het inkomen kan de consument zich meer veroorloven dus gaat zijn
budgetrechte naar boven verschuiven (merk op dat de twee punten m/p1 en m/p2 op de
twee assen stijgen). m zit niet in de helling dus verandert deze laatste niet.
Bij een stijging van de prijzen van bvb. p1 zal je minder van goed 1 willen consumeren.
Bij elk niveau van x1 is x2 kleiner aangezien de budgetrechte steiler (platter bij stijging van p2)
is geworden door een groter geworden helling (-p1/p2).
x1
Wat gebeurt er nu als beide prijzen verdubbelen ? Dit heeft hetzelfde
effect als een halvering van het inkomen :
2p1.x1 + 2p2.x2 = m
-p’1/p2 -p1/p2 p1.x1 + p2.x2 = m/2
Dus indien we de prijzen verdubbelen en het inkomen verdubbelen,
10 24 x2 dan komen we op hetzelfde resultaat uit.
Meestal zal het budget niet de enige beperking zijn. Zo kunnen belastingen (gezien als
hogere prijzen p+t met t de belasting), subsidies en rantsoenering (consumptie van een
bepaald goed mag niet boven een bepaald niveau komen) hun rol spelen. Een voorbeeld van
rantsoenering is bvb. voedsel. Stel je niet kunt overleven als je minder dan 10 eenheden x1
consumeert maar dat je niet meer dan 24 eenheden kan consumeren dan wordt de
budgetrechte beperkter.
OPM. Een perfecte inflatie waar de prijzen van alle goederen en inkomen evenredig stijgen,
kan geen invloed hebben op iemands budgetverzameling en iemands optimale keuze.
Chapter 3 : De voorkeuren
We focussen ons in dit hoofdstuk op wat een consument het beste vindt. Het is belangrijk te
stellen dat een identiek goed verschillend is van plaats tot plaats vanaf het moment dat de
consument het goed anders evalueert naargelang de locatie.
Bvb. Een paraplu in de woestijn is niet evenveel waard als een paraplu in België.
We werken nog altijd met twee goederen waarvoor één “al de andere goederen” voorstelt.
Dan wordt de complete consumptiebundel : (x1, x2).
Consumptiesoevereniteit : wat de consument zelf als dusdanig bestempelt.
2
,1. Voorkeuren van de consument
Op eender welk moment kunne twee bundels (x1, x2) en (y1, y2) door de consument
geordend worden (de voorkeurrelatie is ordinaal) :
(x1, x2) > (y1, y2) : X wordt strikt verkozen boven Y
Indien de opportuniteit zich voordoet dan zal de consument X
Kiezen. Het is gebaseerd op zijn gedrag
(x1, x2) (y1, y2) : X en Y zijn equivalent.
D consument is indifferent t.o.v. de twee bundels. Gezien zijn
voorkeuren zal hij even tevreden zijn met X als met Y.
(x1, x2) (y1, y2) : X is zwak verkozen boven Y
De consument heeft liever X of is indifferent. Hij heeft X minstens
zo graag als Y
De drie relaties zijn gerelateerd : als men zegt dat (x1, x2) (y1, y2) en (y1, y2) (x1, x2) dan
kunnen we schrijven dat (x1, x2) (y1, y2). Als men daarentegen zegt dat (x1, x2) (y1, y2)
maar dat (x1, x2) (y1, y2) niet het geval is dan kunnen we schrijven dat (x1, x2) > (y1, y2).
2. Axioma’s over voorkeuren
1. Volledigheid (of completeness) : elk twee bundels kunnen vergeleken worden. Het komt
op hetzelfde neer van te zeggen dat de consument in staat is om te kiezen. Dus elk punt
ligt op een indifferentiecurve.
2. Reflexiteit (of reflexieve) : elk bundel is minstens even goed als zichzelf: (x1, x2) (x1, x2)
3. Transitiviteit (of transitive) : Als de consument X minsten zo graag heeft als Y en Y
minstens als Z, dan heeft hij X minstens zo graag als Z : (x1, x2) (y1, y2) en (y1, y2) (z1, z2)
dan (x1, x2) (z1, z2). Transitiviteit is een hypothese op het keuzegedrag van de
consument, niet een verklaring van pure logica. Indien we in dit geval vragen aan een
consument om tussen X, Y en Z te kiezen dan zou hij een probleem hebben omdat er
altijd
een betere bundel zal zijn dan degene hij gekozen heeft. Daarom moeten de voorkeuren
transitief zijn zodat men het “beste” uitkiest.
3. Indifferentiecurven
Stel we hebben een bundel (x1, x2) bestaande uit twee goederen x1 en x2. De indifferentie-
curve verzamelt alle bundels die voor de consument dezelfde waarde opleveren als de
bundel in kwestie, hier (x1, x2). Voor elk oorspronkelijke bundel kunnen we een
indifferentiecurve opstellen.
x1 Weakly preffered set : elk punt boven de indifferentiecurve : de
consument heeft x minstens zo graag als y.
y Welk punt op de curve wordt er uiteindelijk gekozen hangt af van
I1 het budget van de consument.
x I1 wordt strikt verkozen boven I2.
I2
x2
Eigenschap : “Indifferentiecurven snijden elkaar nooit”. Stel dat we twee indifferentiecurven
hebben I1 en I2. x en y zijn punten op I1 dus geldt dat xy. y en z zijn punten op I2 dus geldt
dat yz, waarbij y het snijpunt is tussen de twee curven. Volgens de transitiviteit geldt dat
xz terwijl dit helemaal niet het geval is : x ligt op I1 en z op I2.
3
, 4. Voorbeelden van voorkeuren
Goods en bads : We spreken over een “good” indien meer verkozen wordt boven minder.
Analoog spreken we over een “bad” indien minder verkozen wordt boven meer.
Stel bvb. dat we de keuze hebben tussen chocolade (good) en ziek te zijn (bad). Als men
minder chocolade krijgt dan wil men minder ziek zijn om even gelukkig te zijn.
Choc
-1
-1
Ziek
Perfecte substituten : Twee goederen zijn perfecte substituten als de consument de ene
goed door de andere wil substitueren met een constante verhouding. One-to-one basis.
Bvb. Stel de consument beschikt over 10 blauwe potloden en 10 rode en zich niet bekommert
om de kleur. Elk bundel die 20 potloden oplevert is voor hem indifferent en liggen op dezelfde
curve. De consument levert 1 blauwe potlood op voor 1 rode om op dezelfde curve te zitten en
20 potloden bezitten (helling = -1). Elk bundel dat meer dan 20 potloden oplevert ligt op een
hogere indifferentiecurve.
De curven hebben een constante helling : Stel dat de consument nu
1 blauwe oplevert tegen 2 rode dan is de helling -2
Perfecte complementen : Twee goederen zijn complementen als ze in constante
verhoudingen geconsumeerd worden. Niet noodzakelijk one-to-one basis. Een
consument die twee suikers in zijn koffie zet zal bij een tweede koffie 4 suikers nodig
hebben.
Bvb. Linker en rechterschoen : de consument kan de linkerschoen
enkel gebruiken als hij de rechterschoen heeft. Geef hem een tweede
linkerschoen dan is hij niet meer gelukkig. Hetzelfde als je hem allen
een tweede rechterschoen geeft. De indifferentiecurve is dus L-vormig.
Neurale goederen : Een goed is neutraal als de consument zich niet bekommert om het
aantal de hij bezit.
Bvb. Chocolade en melk. De consument is neutraal t.o.v. melk. Eén hoeveelheid melk zal hem niet
gelukkiger maken terwijl één eenheid chocolade wel.
Melk
Chocolade
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur joycekingoo. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,80. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.