HART LES 1
Hart: samenstelling van verschillende primaire epitheelweefsels,
spierweefsel, bindweefsel.
1. cardiovasculair stelsel
2. ademhalingsstelsel
3. spijsverteringsstelsel
4. excretiestelsel (nier en blaas)
vb. intens sporten (400m) melkzuur produceren
Je kan zodanig veel melkzuur produceren dat je in een situatie komt
van effectieve verzuring = metabole acidose
(metabool omwille van arbeid, en arbeid was in dit geval sport)
Hoe kunnen we die metabole acidose corrigeren?
Door een interactie vd long en de nier. Er zijn daar heel specifieke
systemen voor, gebaseerd obv bufferprincipes.
Je hebt je pH ih bloed en je pH ih extracellulair vocht en dat is een
normale waarde van 7,2 normaalgezien.
Maar als je sport kan dat zakken en als de pH zakt krijg je een
aanzuring en een minder goed functioneren van enzymen. Dat willen
we voorkomen, daarom hebben we buffers en de interactie van long en
nier gaan we daarin bekijken.
Ook volumeregulatie (zweten = vocht verliezen), osmoregulatie zit
daar ook interactie tss enerzijds de nier anderzijds de hersenen. Dus
eig heel veel interacties
5. hormonaalstelsel
Als je denkt ad autonome regulatie van lichaamsfuncties heb je
enerzijds het zenuwstelsel en anderzijds het endocrien stelsel.
6. voortplantingsstelsel (mannelijk en vrouwelijk)
Circulatie
Het hart is een pomp.
De arteriële delen gaan weg vh hart, de veneuze delen keren terug nr het
hart.
De systemische circulatie gaat over heel het lichaam (hersenen, darmen,
nieren, benen,..) de longcirculatie gaat nr de longen.
De 3e circulatie is de coronaire circulatie, dat deel dat enkel en alleen de
hartspier bevloeit, maar dat heeft ook een arterieel en een veneus deel.
Het hart heeft 4 delen: LA, LV en RA, RV.
Onder n.o., wnn dat die 2 zeer goed gescheiden zijn van mekaar, dan zal
ih linkerdeel O2-rijk bloed aanwezig zijn en ih rechterdeel O2-arm bloed.
Het linkerdeel zal dus uitmonden id systemische circulatie via de aorta.
Het rechterdeel is O2-arm, die moet dus eerst O2 gaan oppikken, die zal
dus eerst nr de longen gaan via de longslagader.
A en V zijn gescheiden van elkaar door kleppen.
Beide circulaties werken met een arterieel deel en een veneus deel.
1
,Id systemische circulatie heb je het hart dat bloed wegpompt vanuit de
linkerzijde en vanuit de linkerzijde stuwen we dat nr de aorta, een dikke
gespierde buis die heel veel druk moet opvangen. Dan kom je vd aorta nr
de grote arteriën, nr de kleine arteriën, nr de arteriolen.
Arteriolen noemen we ook weerstandsvaten.
Dwz dat we de diameter kunnen regelen, hoe komt dat? Intercellulaire
communicatie, daar zitten heel veel receptoren voor vb adrenerge
componenten, (nor)adrenaline.
Als die daarop binden hebben die een reactie van vaatvernauwing of
vaatverwijding.
We spelen met de diameter, dus met de weerstand.
Via dat systeem hebben we dus een ongelofelijke mediator vd bloeddruk.
Als ik dat toeknijp, dan neemt de bloeddruk heel sterk toe.
Stel iem wordt ouder, je krijgt verstijving vd bloedvaten, het kan minder
goed uitzetten, wat gebeurt er met de BD? Die gaat zachtjes aan gaan
toenemen omwille vh feit dat dat minder goed kan uitzetten.
Na de arteriolen komen we terecht id capillairen.
Capillairen zijn uitwisselingsvaten. Die zitten thv de weefsels.
Voedingsstoffen, O2 afgeven ad weefsels en anderzijds afvalstoffen (CO2,
ureum) opnemen. CO2 moet uiteindelijk id long terechtkomen want ik
moet die kunnen uitademen, anderzijds gaan we ureum id lever verwerken
zodanig dat we dat via de urine kunnen secreteren. Dat is het arterieel
deel.
Eens je ad capillairen zit, heb je een arterieel capillair bed en een veneus
capillair bed. En dan bouw je weer op, je gaat van kleine bloedvaatjes =
venulen, nr grote bloedvaten, de kleine venen, de grote venen, en dan
kom je ad vena cava inferior en superior.
De vena cava inferior gaat bloed vanuit het OL nr het hart brengen, de
vena cava superior doet dat vanuit de hersenen en het BL.
Die komen dan terecht ih rechterdeel vh hart, ih RA.
Eig hebben wij dat niet meer maar evolutief zat er daar nog een klein
kamertje voor, de sinus venosus. Eig wordt die plaats nog zo genoemd,
daar waar het binnenkomt.
Id longcirculatie heb je een arterieel deel en een veneus deel. Nu is het
wel zo dat het arterieel deel start vanuit het RV. Vanuit het RV spuit ik
bloed nr de long. Het 1e bloedvat dat we daar tegenkomen is de
longslagader, de truncus pulmonalis. Die gaat dan nr de long en gaat
uiteraard gaan splitsen in een Arteria pulmonalis dextra en een Arteria
pulmonalis sinistra. Dwz ik heb 2 bloedvaten die nr de long gaan.
De long bestaat uit verschillende compartimenten (zie respiratoir deel).
Je hebt een bloedvat en daarvan gaan er verschillende takken in parallel
van afsnoeren. Stel dat een klein deel vd long niet goed werkt, dan kunnen
we dat deel afsluiten en kunnen we ervoor zorgen dat andere delen wel
meer bevloeid worden zodanig dat de bloedgassen op peil worden
gehouden.
2
, We kunnen daar dus mee spelen omwille vh feit dat die in parallel staan en
niet in serie. Want als ze in serie staan dan staan ze achter mekaar, en als
eentje faalt, falen ze allemaal. Dus ze staan in parallel zodanig dat ze goed
geregeld kunnen worden.
Dus er zijn arteriën, arteriolen, capillairen die rond de longblaasjes gelegen
zijn en waarin we CO2 gaan afgeven ad alveolen en we gaan O2 uit de
alveolen ih bloed opnemen.
Dan hebben we ook een veneus gedeelte; venulen, kleine venen, grote
venen, .. en dan mond je uit id vena pulmonale. Maar je hebt 4 vena
pulmonale; 2 die vh rechterdeel komen, 2 vh linkerdeel. Die komen alle 4
toe ih LA.
Id systemische circulatie bevat het arterieel deel O2-rijk bloed.
Id longcirculatie arterieel O2-arm bloed.
Niet elk arterieel deel bevat O2-rijk bloed, ih pulmonair gedeelte heb je
daar dus een afwijking.
Waar situeert het hart zich? Het hart vertrekt vanuit het mediastinum (de
ruimte tss de 2 longen). Het hart is een beetje schuin georiënteerd, het
hartpunt ligt links nr onder gericht.
Dat geeft een aantal implicaties. Een 1e implicatie is dat er geen ruimte is
voor een even grote long ad linkerzijde dan ad rechterzijde. Ad
rechterzijde heb je 3 lobben wat de long betreft en ad linkerzijde 2.
Dat is heel belangrijk dat we weten dat dat normaalgezien in die richting
ligt want we gaan ECG bekijken. ECG doe je met elektrodes en dat levert je
een welbepaalde output.
Stel ik heb een patiënt en dat ligt compleet andersom.
Dat is een persoon met situs inversus of kartagenersyndroom. Dat zijn
mensen die al hun organen in spiegelbeeld liggen hebben. Dus daar is het
zo dat de linkerlong 3 delen bevat, de rechterlong 2 delen, en het hartpunt
zal nr rechts georiënteerd zijn.
En dat kun je dus zien op de elektrische activiteit vd ECG.
Herhaling (histologie)
Spierweefsel: skeletspierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel.
Wat was er zo bijzonder aan hartspierweefsel als je dat vergelijkt met
skeletspierweefsel? Want het zijn beide dwarsgestreept spierweefsel.
Het zijn cellen die apart voorkomen (ih skeletspierweefsel was dat een
echt syncytium, dat waren cellen die met mekaar versmolten waren en
daardoor 1 grote spiervezel opleverden).
Hier ih hartspierweefsel zijn het allemaal aparte cellen die een functioneel
syncytium vormen. Een functioneel syncytium wil zeggen met nexussen
en gap junctions zodanig dat er communicatie is tss al die verschillende
cellen.
Als ik kijk nr de organisatie vd cel, waar komt de kern voor, is er ER, is er
SER, zijn er contractiele EW, dezelfde als de skeletspier?
3