Deze samenvatting omvat alle stof die nodig is om het eindexamen biologie goed te kunnen maken. Zelf zat ik op het Ignatiusgymnasium en heb ik met deze samenvatting een 81 gehaald voor het CE biologie. Ook is deze samenvatting te gebruiken voor alle SE's van 3 tot 6 VWO.
Chapter 3:
o Organische stoffen bevatten een koolstofketen, het koolstofatoom is essentieel voor de
verscheidenheid van moleculen: het kan vier verschillende bindingen aangaan en zich
hechten aan functionele groepen, deze zijn minder stabiel en dus bepalend voor de reactie
o Biologische moleculen zijn polymeren die bestaan uit monomeren (=organische subeenheid)
o Dmv uitdrogingsythese worden de polymeren gevormd en deze vallen uiteen dmv hydrolyse
o Soorten biologische moleculen:
- Koolhydraten
Monosarcharide = een enkele suikerketen CnH2nOn
Disarchide = twee monosarchide gekoppeld dmv uitrdrogingssynthese
Polysarchide = meerdere monosarchide (bijv zetmeel, celluose, chitine en glycogeen) slecht
oplosbaar door ontbreken van O en H moleculen
- Eiwitten ↙ polair: hydrofiel
Bestaan uit aminozuren: NH2 + CH + variërende R groep (bepaald oplosbaarheid) + COOH
Peptiden zijn combinaties van aminozuren door uit de NH2 keten een H atoom te halen en uit de
zuurketen een OH atoom, zo ontstaat een peptidebinding. Enzymen zijn belangrijke eiwitten, de
functie wordt bepaald door de structuur van het enzym (binas 67H). Intrinsiek ongeordende eiwitten
bestaan uit hydrofiele aminozuren en zijn daardoor erg veelzijdig.
- Nucleotiden & nucleïnezuren
Nucleotiden bestaan uit een suikergroep, een base en een fosfaatgroep. ATP bijvoorbeeld, het slaat
energie op in de laatste fosfaatgroep, deze energie komt vrij als ATP zich splitst in ADP en P
Nucleïnezuren bestaan uit meerdere nucleotiden, DNA & RNA
- Lipiden
Bestaan uit glycerol en drie vetzuurketens (triglyceriden), kan zowel verzadigd:vetten als
onverzadigd:oliën als sterk verzadigd:waxen. Fosfolipiden hebben ipv een van de vetzuurketens een
fosfaatgroep. Steroïden bestaan uit koolstofringen, vb: chloresterol (belangrijk voor aanmaak van
nieuwe cellen en de grondstof van hormonen & gal
Chapter 4:
o diffusie = proces waarbij moleculen opgelost in vloeistoffen van een hoge naar een lage
concentratie gaan
o Het cytoplasma bestaat uit cytosol (vloeibare deel) en het cytoskelet (structuurdeel)
o Eencellige bestaan uit een cytoplasma zonder nucleus, omhuld door een celwand met
daaraan attachment pili (hechten zich aan oppervlakte) en seks pili (hechten zich aan elkaar)
o De cellen van meercellige bestaan uit organellen en een cytoskelet (aangestuurd door ECM)
Functies cytoskelet: cel-vorm, cel-beweging, celdeling & organel-beweging
o Flagel zorgt voor beweging tussen celen en vloeistof, bestaan uit een basall body gemaakt
van centriolen
o De nucleus bestaat uit:
Het kernmembraan: selectieve uitwisseling van materialen door poriën of nucleair pore complex
Het kernlichaampje: bevat de chemische informatie
Chromatine: strengen verstrengeld in elkaar tenzij celdeling
o Het endomembraan omgeeft het cytoplasma en zorgt voor transport naar buiten (exocytose)
en naar binnen (endocytose) van moleculen verpakt in blaasjes
o RER verzamelt eiwitten > SER vervoert de eiwitten verder naar Golgi en detoxicatie > de
blaasjes worden geleegd in Golgi en met koolhydraten verpakt in vacuolen > transport naar
buiten cel
o Lysosomen = membraan-aangebonden pakketjes die voedsel en stoffen om ziektes tegen te
gaan bevatten: stoffen voor lysosomen reizen naar Golgi > stoffen krijgen een postetiket >
worden voedingsstoffen van gemaakt > voedingsvacuole > vacuolen verteerd
, o Samentrekken vacuole: neemt water op en spuit het uit bij samentrekken
o De centrale vacuole in planten: vult zich met stoffen voor energie, verjagen vijanden,
pigment & biedt ondersteuning
o Mitochondria zorgt voor energie en chromosomen voor fotosynthese, bevatten eigen DNA
o Planten gebruiken plastiden voor opslag
Chapter 5:
o Functies celmembraan:
- Organellen isoleren van cytosol en cellen van omringende vloeistof
- Reguleren van stofuitwisseling en chemische reacties
- Communicatie tussen cellen
o Het celmembraan bestaat uit fosfolipiden met een hydrofiel hoofd en een hydrofobe staart,
cholesterol (verzadigde vetten) zorgt voor stevigheid, hoe hoger dit gehalte hoe starrer het
membraan maar hoe beter controleerbaar de uitwisseling
Tussen de fosfolipiden zitten verschillende eiwitten:
1. Enzymen: zorgen voor chemische reacties, die moleculen afbreken of synthetiseren
2. Herkenningseiwitten: cycloproteïnen (uitstekende koolhydraatgroepen) die dienen als
identificatiekaartjes
3. Transporteiwitten: poriën die zorgen voor transport hydrofiele stoffen
4. Receptoreiwitten: neurozender binden zich hieraan en brengen zo een reactie op gang
5. Verbindingseiwitten: plasmamembraan aan cytoskelet of cel aan aangrenzende cellen
o Gradient: verschil in eigenschappen, diffusie gaat zonder verandering door totdat er geen
gradient meer is, hoe hoger de temperatuur hoe sneller
o Transport plasmamembraan:
Passief transport: - simpele diffusie: kleine ongeladen moleculen door fosfolipiden laag
- Gefaciliteerde diffusie: zouten (geladen), suikers (groot) en polaire moleculen gaan door
dragereiwitten (laten specifieke deeltjes door en veranderen van vorm) of kanaaleiwitten
(laten alle deeltjes door afhankelijk van grootte
- Osmose: diffusie van water van een hypertonen omgeving naar een hypotonen omgeving,
door simpele diffusie of aquaporiën
Energie verreist transport:
- actief transport: transport tegen gradient in: ATP zorgt voor energie om eiwit v vorm te veranderen
- endocytose (en exocytose): plasmamembraan neemt stoffen op en stopt ze in ‘zakjes’,
onwillekeurig of via receptoren
o Isotoon = oplossing met gelijke concentratie stof
o Cel is zo klein dat elk deel niet te ver verwijderd is van omliggende vloeistof voor uitwisseling
o Verbindingen tussen dierlijke cellen: lijmverbindingen (houdt cellen bij elkaar), strakke
verbindingen (ondoorlaatbaar) en gat-bindingen (communicatie en uitwisseling)
Verbindingen tussen plant cellen: plasmodesmata (communicatie en uitwisseling)
Chapter 6:
o Energie = de capaciteit om arbeid te verrichten
Potentiële energie: opgeslagen energie (chemische energie)
Kinetische energie: energie in beweging (hitte, straling, elektrische energie en activatie-energie)
o In een gesloten systeem gaat geen energie verloren, maar de hoeveelheid nuttige energie
verminderd wel bij omzetting
o Entropie = een maat voor de verdeling van deeltjes en energie in een systeem
o Levende wezens zijn zelf geen gesloten systeem want ze gebruiken zonne-energie
o Chemische reactie = proces waarbij chemische verbindingen worden gebroken en gevormd
Exotherme reactie: reactanten bevatten meer energie dan producten
Endotherme reactie: reactanten bevatten minder energie dan producten
o Activeringsenergie zorgt ervoor dat atomen gedwongen met elkaar binden en reageren,
katalysatoren verlagen deze energie: enzymen de katalysatoren van cellen
, o Chemische energie wordt in energiedragers als ATP gestopt (vorming ATP endotherm en
afbraak ATP exotherm)
o Metabolisme = de som van chemische reacties in een cel
o De reactiesnelheid hangt af van hoeveel moleculen er binnen een tijd diffunderen, cellen
reguleren dit door:
1. Enzymen uit te zetten voor specifieke atomen
2. Inactieve enzymen te activeren
3. Een remmer die het enzym vervormt of zich aan de actieve plek hecht (competitieve remmer)
waardoor de substraten niet meer op de actieve plek passen
4. Allosterische regulering: een activator of remmer aan de niet actieve kant van het enzym
verandert het enzym: ATP, feedback remming en on-competitieve remming
o De-naturalisatie = proces waarbij een eiwit haar structuur verliest en niet meer functioneert
o Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de processen gaan, maar bij te hoog de-naturalisatie
Chapter 7:
o Fotosynthese = proces waarbij energie van licht wordt opgeslagen als chemische energie in
suikermoleculen: op te delen in de lichtreactie (in thylakoïden) = chlorofyl zet zonlicht om in
ATP en NADPH en de calvincyclus (in stroma) = energie wordt gecombineerd met CO2 >
C6H12O6. 6CO2 + 6H2O + licht energie > C6H12O6 + 6O2
o Chloroplasten liggen in het blad in mesofylcellen, het blad is plat om zo veel mogelijk zon op
te vangen, en dun genoeg om het licht de chloroplasten te laten bereiken
o De epidermis beschermt het blad maar laat licht door, cuticle is een laag wax dat voorkomt
dat water uit het blad komt, huidmondjes laten CO2 door
o Elektromagnetische straling bevind zich in fotonen (hoe hoger de energie hoe korter de
golflengte) Pigmentmoleculen in chloroplasten absorberen een deel van dit licht voor
fotosynthese en de rest wordt teruggekaatst: groen licht wordt alleen opgenomen door
carotenoiden, deze zijn actief in de herfst dus verder kleuren planten groen
o Lichtreactie: fotosysteem II > elektronentransportketen > fotosysteem I > etk > NADPH
o De calvincyclus:
-koolstoffixatie: 3 Rubisco + 3 CO2 > 6 PGA
-G3P synthese: productie van 6 G3P (door NADPH en ATP)
-RUBP regeneratie: 1 G3P vormt glucose, de andere 5 vormen 3 Rubisco
Chapter 8:
o Fotosynthese > energie in suiker > glycolyse > beetje ATP
> O2 + suikers na glycolyse > cellulaire ademhaling > ATP
o Glycolyse = splitst een glucosemolecuul in twee pyruvaatmoleculen:
Energie-investeringsfase: glucose -> fructosedifosfaat (2ATP -> 2ADP)
Energie-opleveringsfase: fructosedifosfaat -> pyruvaat (4ADP -> 4ATP & 2NAD -> 2 NADH)
o Cellulaire ademhaling = twee pyruvaatmoleculen worden omgezet in 6H2O, 6CO2 en 34ATP
- vindt plaats in mitochondriën: intermembrane space tussen het buitenste membraan en het
membraan om de matrix
- laatste fase van oxidatieve fosforylering is chemomose
- ATP en ADP wordt tegelijkertijd in en uit het mitochondrium gefuseerd, via de
intermembrane space
o In anaerobe omstandigheden of bij heftige inspanningen vindt er na glycolyse geen cellulaire
ademhaling plaats maar gisting, hierbij wordt NADH terug gezet naar NAD+, wat dan weer
kan worden gebruikt.
o alcohol-gisting enkel bij micro-organismen, melkzuurgisting afwisselend in alle organismen >
productie alcohol, brood luchtig door vrijkomen gassen en melkproducten
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur floreanouk. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,92. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.