Uitgebreide samenvatting H. 1 t/m 6 WAT IS ONDERZOEK Auteur: Nel Verhoeven
Essay Onderzoekcyclus
verpleegkundige overdracht verbeteren
Tout pour ce livre (163)
École, étude et sujet
Hogeschool van Amsterdam (HvA)
Creative Business
Onderzoek En SPSS
Tous les documents sur ce sujet (3)
Vendeur
S'abonner
florisdevriess
Avis reçus
Aperçu du contenu
Wat is onderzoek? H1 t/m 12 + 15
Hoofdstuk 1: Waarom doe je onderzoek?
Wat is onderzoek? > onderzoek is het analyseren van een probleem of een situatie volgens een
bepaald stappenplan.
Werken volgens een stappenplan is een systematische aanpak. De hulpmiddelen kun je
vergelijken met de gereedschappen in een toolkit > alles wat je nodig hebt zit daarin, je hoeft
alleen maar het juiste gereedschap te pakken.
Waarom doe je onderzoek? > om vragen te beantwoorden of problemen aan te pakken. Overal
liggen vragen en problemen die om een antwoord vragen; die je het beste vindt door een
systematische aanpak.
Het proces van een onderzoek doen kun je zien als een reis > beginpunt (het idee voor het
onderzoek) naar het eindpunt (je rapport/beroepsproduct). Je komt ondertussen allerlei zijwegen
en kruispunten tegen (keuzes).
Tijdens je onderzoek gebruik je een ‘toolkit’ met hulpmiddelen: uitgangspunten, instrumenten en
aanwijzingen. > basis van het project.
Onderzoeken kunnen eenvoudig en complex zijn > volgen evengoed hetzelfde patroon
Informele observatie (dagelijks leven, niet echt van plan een onderzoek uit te voeren) > ben je niet
een echte onderzoeker. Je laat je misschien leiden door je eigen referentiekader (denken dat
andere hetzelfde hebben als jij).
Systematische observatie > een echte onderzoeker. Met een vastgesteld stappenplan, zonder van
tevoren een uitkomst in gedachten te hebben.
1.1 Uitganspunten van onderzoek
Praktische aandachtspunten:
- Eerst maak je een onderzoeksplan;
- Je formuleert een probleemstelling
- Je kijkt of andere mensen al eerder onderzoek naar jouw probleem hebben gedaan en
wat hun conclusie was
- Je bepaalt de deadline
- Kijkt hoeveel budget er nodig is voor het uitvoeren
- Je overlegt met je begeleider, met je opdrachtgever, met je medeonderzoekers
Er zijn ook diepgaandere uitgangspunten, basisprincipes (normen) van het onderzoek >
methodologie. Met deze uitganspunten kun je onderzoek op verschillende manieren omschrijven;
het zijn de makers van onderzoek. Je kunt onderscheid maken tussen:
- Fundamenteel en praktijkgerichte onderzoek
- Kwalitatief en kwantitatief onderzoek
- Inductie en deductie
Fundamenteel onderzoek > beantwoord je meestal vragen om kennis te ontwikkelen, kennisvragen:
belangrijk voor de wetenschap, het onderzoek zelf (intern gericht).
,Praktijkgericht onderzoek > houd je je meer bezig met het oplossen van praktijkproblemen,
praktijkvragen: belangrijk voor de maatschappij (extern gericht).
Kwalitatief onderzoek > voert de onderzoeker onderzoek uit in het veld, in de werkelijkheid. Is
geïnteresseerd in de betekenis die onderzochte personen zelf aan situaties geven. De onderzoeker
onderzoekt de onderzochte personen in de omgeving als geheel > holisme.
Je beschouwt een ervaring dan als onderdeel van de hele belevingswereld van personen, en niet als
een opzichzelfstaand feit > daarmee is het interpretatief van aard.
Het verzamelen van gegevens is open en flexibel. De onderzoeker kan inspringen op onverwachte
situaties, en maakt de gegevens niet op cijfers maar verwerkt ze in alledaagse taal > instrument.
Kwantitatief onderzoek > gebruik je cijfermatige (numerieke) informatie: gegevens (kenmerken) in
cijfers over objecten, organisaties en personen. Je gebruikt statistische technieken om de
kenmerken te verwerken en om verwachtingen over resultaten te toetsen > zijn dus de
instrumenten van kwantitatieve methoden. Principe: ‘meten is weten’.
Sommige onderzoekers vinden kwalitatief minder betrouwbaar, en andere vinden juist dat cijfers niet
genoeg diepgang brengen,
Verschil tussen de methoden zit ‘m in de wijze waarop je onderzoek uitvoert:
- Kwalitatief > ligt de nadruk op de betekenis die de onderzochte vanuit de eigen achtergrond
aan een situatie geeft, context van de onderzochte. Veel gegevens, minder personen.
- Kwantitatief > ligt de nadruk op het meetbaar maken van verschijnselen en op generalisatie,
het objectief meten van kenmerken en een geldige, algemene conclusie trekken. Context
wordt niet gemeten. Wordt verzamelt bij grote groep mensen, minder gegevens.
De twee methoden kunnen ook samen ingezet worden, elkaar aanvullen.
Triangulatie > als je een probleemstelling vanuit meerdere perspectieven wilt bekijken, dan kun je
verschillende methoden om gegevens te verzamelen combineren. (driehoeksmeting).
Wordt gebruikt om de kwaliteit van onderzoek te verhogen (betrouwbaarheid).
Mixed Method-benadering > bijzondere vorm van triangulatie. Een combinatie van kwalitatieve en
kwantitatieve dataverzamelingsmethoden om je vraag te beantwoorden. De methoden moeten dus
kwalitatieve en kwantitatieve elementen bevatten.
Inductief > er is van tevoren geen theorie bekend. Het doel is dan om gaandeweg deze theorie te
ontwikkelen. Formeel gezegd: is de onderzoeker op zoek naar ‘empirische regelmatigheden’ > dit
betekent dat hij/zij aan de hand van observaties uitspraken doet.
Onderzoekers die inductieve methoden gebruiken, verrichten vaak kwalitatief onderzoek,
werken vanuit de verzamelde gegevens (bijzondere) naar de te vormen theorie (algemene).
Inductief onderzoek is theorievormend, theorie-ontwikkelend onderzoek. Iteratie (herhaling) is
daarbij een leiden principe, want dit leidt tot hogere kwaliteit van resultaten.
Deductief > de onderzoeker formuleert verwachtingen aan de hand van theorieën en modellen. Hij
verzamelt en analyseert gegevens om zo na te gaan of deze theorieën standhouden > dat je toetst of
jouw model (theorie) geldig is voor de door jou verzamelde gegevens. > Vaak kwantitatief
onderzoek, van de theorie (algemeen) naar de gegevens (bijzondere).
Deductief is theorietoetsend onderzoek.
,Inductie en deductie vullen elkaar eigenlijk aan: je ontwikkeld een theorie op een inductieve manier.
Daarna ga je met behulp van deductie na of de theorie waar is.
1.2 Regels voor kwaliteit van onderzoek
Onderzoekers verschillen op 3 punten van niet-onderzoekers: houding, kennis en vaardigheid.
Houding
- Onafhankelijk
- Persoonlijke voorkeuren onderzoeker mogen geen rol spelen
- Objectief
- Openheid van je onderzoek
- Staat open voor commentaar
- Legt verantwoording af over je resultaten
- Kritisch
Als jouw resultaten door ander onderzoek worden tegengesproken, is jouw onderzoek weerlegd.
Daarmee kan jouw onderzoek het eerste zijn in een reeks van degelijke wetenschappelijke analyses.
Er ontstaat als het ware een onderzoeksontwikkeling > deze wetenschappelijke houding is van
belang, omdat zo je onderzoeksresultaten veel sterker komen de staan.
Kennis
Je kunt een onderzoeksmethoden niet toepassen zonder daar eerst over geleerd te hebben. Kennis
van methoden is niet eenmalig, je moet altijd weten welke onderzoeksmethoden er zijn, welke
criteria deze hebben en wat de voor- en nadelen zijn. Je moet ook kennis hebben over het
onderwerp van je onderzoek.
Vaardigheid
Je krijgt vaardigheid in het doen van onderzoek door er actief mee bezig te zijn. Je leert je kennis toe
te passen.
Er zijn verschillende kwaliteitscriteria voor uitvoering en interpretatie van onderzoek
Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid van onderzoek is de mate waarin het onderzoek vrij is van toevallige fouten.
Dat zijn afwijkingen in je onderzoek die niet controleerbaar zijn, die door onbekende factoren
worden veroorzaakt. > belangrijk bij kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
Toetsbaarheid van uitspraken
Een doel van onderzoek is resultaten te krijgen over zaken die waarneembaar zijn in de
‘werkelijkheid’. Een onderwerp, vraag of uitspraak moet toetsbaar zijn. Dit betekent dat er geen
uitspraken worden gedaan als ‘engelen bestaan’. Dit is speculatief (niet op feiten gebaseerd).
Onderzoek wil weerlegbaar zijn. Dit betekent dat onderzoekers een idee of verwachting door middel
van goed onderzoek moeten kunnen bevestigen of juist weerleggen (verwerpen).
Onderzoek moet ook openbaar zijn. Anderen kunnen jouw uitspraak niet bevestigen of weerleggen
als je hem voor jezelf houdt en niet bereid bent feedback te ontvangen. > zo kunnen andere
onderzoekers jouw uitspraken testen (repliceerbaar). Onderzoek betrouwbaarder.
, Toetsbaarheid van uitspraken is vooral van toepassing op kwantitatief onderzoek.
Informativiteit
Het informatiegehalte van je uitspraken moet maximaal zijn. Om een uitspraak te kunnen toetsen
moet je die heel nauwkeurig formuleren. Het is belangrijk dat je nauwkeurig omschrijft wat je
onderwerp is. > kwantitatief onderzoek vooral, soms bij kwalitatief
(Interne en begrips)validiteit
Validiteit (geldigheid) hangt samen met de geldigheid en de zuiverheid van onderzoeksresultaten. Je
wilt er zeker van zijn dat er bij het onderzoek geen systematische fouten zijn gemaakt > niet aan
toeval te wijten. Als je de juiste conclusies kunt trekken > heet het onderzoek intern valide.
Externe validiteit
Onderzoekers willen met hun resultaten uitspraken doen over een zo groot mogelijke groep
personen of situaties. Zij analyseren een specifiek deel van de ‘werkelijkheid’ en doen daarover
uitspraken. Zijn deze uitspraken precies volgens de voorwaarden getoetst, kunnen ze geldig worden
verklaard > worden gegeneraliseerd. Deze generaliseerbaarheid vormt de externe validiteit.
Bij externe validiteit zijn twee soorten denkbaar:
- Bij statische generalisatie toetst de onderzoeker door middel van statistische
testen (kwantitatief) of een bepaald resultaat generaliseerbaar is. Technisch dus
- Bij kwalitatief onderzoek streven onderzoekers vaker naar inhoudelijke generalisatie. Dat
is vergelijkbaarheid van de resultaten in soortgelijke situaties.
Er zijn ook praktische criteria die voor iedere vorm van onderzoek gelden
Efficiëntie
Onderzoek moet efficiënt zijn > alle kosten moeten in verhouding tot de resultaten staan en het
tijdpad moet haalbaar zijn.
Uitvoerbaarheid
Onderzoek moet uitvoerbaar zijn. Je moet over voldoende onderzoekers beschikken, je steekproef
kunnen benaderen, gegevens kunnen verzamelen en analyseren en op tijd kunnen rapporteren.
Bruikbaarheid
Onderzoek moet bruikbaar zijn: praktisch relevant. Het werkveld heeft echter niets aan een
onderzoek dat niet bruikbaar is.
1.3 Onderzoeksfasen
Onderzoek heeft tijdens het hele proces een vaste structuur. Het bestaat uit een aantal
onderzoeksfasen. Dat geldt voor zowel fundamenteel als praktijkgericht onderzoek.
De vaste structuur wordt ook wel de onderzoekscyclus genoemd. Er komt een onderzoeksverslag en
een beroepsproduct uit voort.
Onderzoekscyclus:
1. Ontwerpen > het belangrijkste doel is dat je een goede afbakening van je doel- en
probleemstelling bereikt. Vervolgens maak je een ontwerp waarin je aangeeft hoe je
de
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur florisdevriess. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.