Biologie voor jou 5 vwo handboek G. Smits / 60 oefenvragen en antwoorden hele boek
Waarneming en gedrag samenvatting biologie voor jou 5 vwo
Samenvatting Biologie voor jou VWO5
Tout pour ce livre (108)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Biologie
5
Tous les documents sur ce sujet (5512)
Vendeur
S'abonner
kimstaats
Avis reçus
Aperçu du contenu
Belangrijk Binas tabel: 27A, 87
1. Het zintuigstelsel
Interne en externe prikkels
In de met rood aangegeven gebieden liggen zintuigcellen (receptoren).
Zintuigen, zoals het gehoorzintuig en het gezichtszintuig, ontvangen prikkels
uit het externe milieu (externe prikkels). Zintuigen die prikkels ontvangen
uit het inwendige milieu (interne prikkels) zoals osmoreceptoren en pH-
receptoren, worden gebruikt bij homeostatische regelmechanismen.
Er zijn ook zintuigen die een verandering van de spanning van een spier of
een verandering in de stand van een lichaamsdeel registreren: de
proprioceptoren, bv. spierspoeltjes, peesspoeltjes en evenwichtszintuigen.
Via impulsen en neuronen (conductoren) wordt de informatie van zintuigen
doorgegeven aan het centrale zenuwstelsel.
Afhankelijk van het type prikkel waar zintuigcellen op reageren, kun je verschillende groepen receptoren onderscheiden:
Mechanische receptoren reageren op uiteenlopende vormen van mechanische energie, zoals aanraking, druk,
beweging en geluid. Er ontstaat een impuls in een mechanische receptor wanneer het celmembraan buigt of uitrekt.
- Gehoorreceptoren en evenwichtsreceptoren zijn mechanische receptoren met zeer fijne haartjes. Als de vloeistof
waarin zij zich bevinden beweegt, buigen de haartjes en vervormt het celmembraan. Hierdoor ontstaat een impuls.
- Tastreceptoren en drukreceptoren zijn mechanische receptoren waarin een impuls ontstaat als het celmembraan
wordt vervormd door lichte aanraking of druk. Tastreceptoren liggen vlak onder de opperhuid. Drukreceptoren
liggen dieper in de huid.
Chemische receptoren kunnen bepaalde moleculen uit de omgeving binden. Smaakreceptoren binden opgeloste
moleculen en reukreceptoren binden moleculen uit de lucht. Hierdoor ontstaat een impuls in deze zintuigcellen.
Temperatuurreceptoren in de huid reageren op warmte en kou. Wanneer de temperatuur in zo’n receptor boven of
onder een bepaalde normwaarde komt, ontstaat een impuls.
Pijnreceptoren bevinden zich in het hele lichaam en zijn de uiteinden van bepaalde neuronen. Er ontstaat een impuls in
deze receptoren door extreme druk, door extreme temperaturen of door stoffen die vrijkomen bij beschadiging of
ontsteking van weefsel.
Lichtreceptoren (fotoreceptoren) zijn zintuigcellen waarin een impuls ontstaat door zichtbaar licht.
Het ontstaan van impulsen in zintuigcellen
Zintuigcellen zijn gespecialiseerde neuronen of uitlopers van neuronen. Net als in neuronen ontstaan in zintuigcellen impulsen
als een prikkel sterker is dan de drempelwaarde. Je noemt deze drempelwaarde de prikkeldrempel. Elk type zintuigcel heeft
voor elk soort prikkel een bepaalde prikkeldrempel. De prikkeldrempel van lichtreceptoren voor lichtprikkels is erg laag. Je
noemt licht daarom de adequate prikkel voor lichtreceptoren. De prikkeldrempel van deze zintuigcellen is voor niet-adequate
prikkels veel hoger.
Naarmate de prikkel sterker is, is de impulsfrequentie in het aangesloten sensorische neuron hoger. Wanneer een prikkel enige
tijd aanhoudt, wordt de prikkeldrempel hoger en neemt de impulsfrequentie af. De aanpassing van de gevoeligheid van een
zintuig aan een aanhoudende prikkelsterkte heet adaptatie (gewenning). Adaptatie voorkomt dat het centrale zenuwstelsel
overbelast raakt met onbelangrijke informatie. Daarnaast zorgt adaptatie ervoor dat het centrale zenuwstelsel voldoende
informatie krijgt.
2. Het oog
De bouw van de ogen
Het witte gedeelte van een oog heet het harde oogvlies. Dit is een stevig vlies dat het binnenste van de oog bescherming geeft.
Aan de voorzijde gaat het harde oogvlies over in het hoornvlies. Dit is doorzichtig, zodat
licht het oog kan binnenvallen. Het gekleurde gedeelte van een oog heet iris of
regenboogvlies. De kleur van de iris wordt veroorzaakt door pigmenten. In de iris zit een
opening: de pupil. De iris regelt de hoeveelheid licht die via de pupil het oog binnenvalt
door de pupil groter of kleiner te maken. Onder de huid boven de ogen liggen traanklieren.
Deze produceren traanvocht dat door de oogleden over het oog wordt verspreid. Het traanvocht beschermt de ogen tegen
uitdroging. Ook reinigt het de ogen door kleine stofjes of prikkelende stoffen weg te spoelen. In de ooghoeken zitten twee
openingen, waar het traanvocht in de traanbuizen terecht komt en wordt afgevoerd naar de neusholte. In beide oogkassen zijn
verschillende oogspieren aan het harde oogvlies bevestigd. De oogspieren draaien de ogen in de gewenste richting.
, Een oog is voor het grootste deel gevuld met een geleiachtig massa: het glasachtig
lichaam.
Het vaatvlies bevat veel bloedvaten en zorgt voor de voeding van een groot deel
van het oog. Aan de voorkant van het oog gaat het vaatvlies over in de iris. Tussen
de iris en de ooglens bevindt zich de voorste oogkamer en tussen de iris en de
ooglens de achterste oogkamer. Beide kamers zijn gevuld met vocht. Achter de iris
en de pupil bevindt zich de ooglens. Rondom de lens zit het straalvormig lichaam.
Het hoornvlies, het straalvormig lichaam en de ooglens zorgen ervoor dat op het
netvlies een scherp beeld ontstaat van waar je naar kijkt. Lichtstralen die het oog
binnenvallen, worden door het hoornvlies en de ooglens gebroken.
Het netvlies wordt door het glasachtig lichaam op zijn plaats gehouden. In het netvlies liggen lichtreceptoren. In de
lichtreceptoren ontstaan impulsen die via de oogzenuw naar de hersenen worden geleid. In het centrum van het netvlies ligt de
gele vlek. Hiermee kun je het scherpst zien. De plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, is de blinde vlek. Deze
plaats is ook de doorgang voor bloedvaten.
Beeldvorming
Het beeld dat op het netvlies valt is omgekeerd en verkleind. In de lichtreceptoren in het netvlies ontstaan impulsen die door
sensorische neuronen naar de gezichtscentra in de grote hersenen worden geleid. Deze verwerken de impulsen zo, dat je het
beeld rechtopstaand en op de ware grootte waarneemt.
Accommoderen
Bij mensen kan, niet zoals andere dieren, de afstand tussen de ooglens en het netvlies niet veranderen. Om scherpe beelden te
krijgen van voorwerpen op verschillende afstanden, verandert de vorm van de ooglens.
De ooglens hangt met lensbandjes in het straalvormig lichaam. In het straalvormig lichaam
liggen kringspieren. Als je kijkt naar een voorwerp in de verte, zijn de kringspieren in het
straalvormige lichamen ontspannen. Door de druk van de glasachtige lichamen wordt de
doorsnede van de straalvormige lichamen groot. Daardoor worden de lensbandjes strak
gespannen, waardoor ze aan de ooglenzen trekken. De ooglenzen worden hierdoor
platter.
Als je vervolgens naar een voorwerp dichtbij kijkt, ontstaat er een onscherp beeld. De
kringspieren van de straalvormige lichamen trekken zich samen. Hierdoor wordt de
doorsnede van de straalvormige lichamen kleiner. Het gevolg is dat de lensbandjes minder
strak worden gespannen, waardoor ze minder aan de ooglenzen trekken. De ooglenzen
kunnen hierdoor boller worden.
Lichtbreking door positieve en negatieve lenzen
Bolle of positieve lenzen zijn in het midden dikker dan aan de randen en buigen lichtstralen naar elkaar toe. Dit
heet convergeren. Lichtstralen die evenwijdig aan elkaar op een bolle lens vallen, komen achter de lens bij elkaar
in het brandpunt (F). Hoe boller de lens, hoe kleiner de brandpuntsafstand (f). Dit is de afstand gemeten tussen
de as van de lens en brandpunt F.
Holle of negatieve lenzen zijn in het midden dunner dan aan de randen en spreiden (divergeren) lichtstralen. De
lichtstralen die de lens verlaten, lijken uit één punt afkomstig te zijn. Het brandpunt ligt bij holle lenzen vóór de
lens. De brandpuntsafstand heeft dan een negatieve waarde.
De afstand vanaf het voorwerp A tot aan de lens-as heet de
voorwerpsafstand (v). Om een scherp beeld van dit punt te krijgen,
moeten deze lichtstralen weer in één punt, beeldpunt A’, bij elkaar
komen.
Lichtstralen die afkomstig zijn van een punt A dichterbij, vallen divergerend op de lens.
De lichtstralen worden door de bolle lens minder sterk gebroken. De plaats waar deze
stralen bij elkaar komen, valt daardoor achter het scherm. Om het beeld scherp te
krijgen, kun je de afstand tussen de lens en het scherm (beeldafstand b) vergroten of de
lens vervangen door een bollere lens.
Ooglenzen zijn altijd bol. Door accommodatie varieert de brandpuntsafstand van
ooglenzen en ontstaat een scherp beeld.
Oogafwijkingen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kimstaats. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.