1. Verschillende visies op dezelfde problematiek
1.1. De psycholoog en zijn collega’s
o Psycholoog:
Beschermende titel
Schrijft geen medicatie voor
Niet door RIZIV terugbetaald (wel: eerstelijnspsychologen of via conventie)
Sommige ziekenfondsen betalen soms een aantal beurten terug
o Psychotherapeut:
Geen beschermende titel
Schrijft geen medicatie voor
Niet door RIZIV terugbetaald
Sommige ziekenfondsen betalen soms een aantal beurten terug
o Psychiater:
Beschermende titel: arts
Mag medicatie voorschijven
Wel door RIZIV terugbetaald
o Praktijkgerichte orthopedagoog:
Geen beschermende titel
Schrijft geen medicatie voor
Niet door RIZIV terugbetaald
Vooral ondersteuning van cliënten in het dagelijks leven
Heeft geen eindverantwoordelijkheid voor een behandelingsplan
1.2. Grootste specialismen binnen psychologie
o Theoretische psychologie:
Functieleer/ algemene psychologie
Ontwikkelingspsychologie
Persoonlijkheidspsychologie
Sociale psychologie
Neuropsychologie
o Toegepaste psychologie:
Schoolpsychologie
Arbeidspsychologie
Klinische psychologie
Sportpsychologie
1.3. Psychologische stromingen
o Psychodynamische benaderingen
o Cognitief-gedragstherapeutische benaderingen
o Cliëntgerichte benaderingen
o Lichaamsgerichte benaderingen
o Systeemgerichte benaderingen
o Oplossingsgerichte benaderingen
o Biopsychosociale benaderingen
= overkoepelend model
1
, Bekijkt interactie biologische, psychische en sociale factoren
1.4. Elke stroming heeft zijn eigen…
o Mens- en wereldbeeld
o Verklaringsmodellen voor psychische problemen
o Methodieken om psychische problemen te behandelen
o Methoden en technieken die uit deze methodieken voortvloeien
2. Het levensverhaal en de problematiek van Marianne
Een vrouw van middelbare leeftijd die lijdt aan een depressieve stoornis met
angstklachten (gediagnosticeerd door een psychiater)
3. Psychodynamische benaderingen (PDB)
3.1. Inleiding
o Grondlegger: Sigmund Freud (1856-1939)
Behandeling “hysterie” (nu: ‘conversiestoornis)
Uitgangspunt: oorzaak problemen = onbewuste wensen, motieven,
gevoelens, gedachten
Psychoanalyse: onbewuste bewust maken (Freud ondersteunde de
patiënt om onbewuste zaken toe te laten in het bewuste, daardoor verliest
het onbewuste een groot deel van zijn ongrijpbare kracht en heeft de
patiënt er meer controle over)
o Problemen worden veroorzaakt door het onbewuste en moeilijk te hanteren
wensen, motieven, gevoelens en gedachten
therapie: deze bewust maken en leren te hanteren
o Ontwikkelingspsychologisch perspectief:
Moeilijke gevoelens in de kindertijd niet goed opgevangen & verwerkt
Gevolg: problemen herhalen bij andere personen
therapie: deze gevoelens wel toelaten, opnieuw beleven, leren begrijpen of
hanteren
3.2. Theorie van Freud
o Symptomen verdwenen als patiënten zich emotioneel geladen, verdrongen
gebeurtenissen konden herinneren en spanning ontladen
o ‘vrije associatie’: de patiënt werd in een ontspannen liggende houding in een
veilige sfeer aangemoedigd alles te zeggen wat in hem opkomt, ook al lijkt het
onbelangrijk
o Alles heeft betekenis, kan verwijzen naar het onbewuste
Gedrag & symptomen
Versprekingen, vergissingen (“Freudiaanse” verspreking)
Dromen
o 4 ‘modellen’
Driftmodel: verdrongen problemen uit de kindertijd die terug te voeren zijn
op seksuele en agressieve driften
Objectrelatiemodel: verinnerlijking van de eerste relaties uit de vroege
kindertijd
2
, Zelfpsychologisch model: tekorten uit de kindertijd zwakke identiteit …
Interactioneel model: problematische conflicten tussen mensen
3.2.1. Het driftmodel: ‘es’, ‘ego’ en ‘superego’
o het Es (id)
het is onbepaald, het is ‘het’
we hebben het allemaal, het kenmerkt ons niet persoonlijk, maar als
soort, iedereen heeft hetzelfde ‘es’, bij de ene is het alleen wat sterker dan
bij de ander
uitgestelde behoeftebevrediging
blinde, aangeboren, biologische krachten
- seksuele drift (libido): levensdrift, gericht op onmiddellijke behoefte-
bevrediging (lustprincipe), genieten
- Agressieve drift: doodsdrift, destructief
Driften: motor, geven energie
Indien behoeften te vaak verwaarloosd: frustratie, ziekte, stoornis
Rol van ouders:
- behoeften bevredigen, frustraties niet laten escaleren
- uitstel van bevrediging leren verdragen: begrenzen
- kind leren omgaan met heftige emoties & frustraties
Kan NIET te sterk zijn
o Het Ego (Ich)
Stelt grenzen aan het Es, stelt de behoeftebevrediging uit
Helpt rekening te houden met de werkelijkheid en met anderen
(realiteitsprincipe)
Goed functionerend Ego gebruikt energie van driften, kanaliseert deze
naar langere termijn doelen
Nodig: basisvertrouwen “behoeftebevrediging komt wel”
o Het Superego (Über-Ich)
Bevat geboden en verboden die vanuit omgeving werden
geïnternaliseerd
Bevat ideaalbeelden over hoe persoon zou moeten zijn
Zorgt voor bestraffende maatregelen als driften te weinig worden
begrensd bv. schuldgevoel, moeheid, depressie, dwanggedrag …
Problemen:
- Te streng ontwikkeld: Es zoekt “vreemde” uitwegen
- Te zwak ontwikkeld: te zwakke gewetensfunctie
3.2.2. ontwikkelingsfasen van ‘es’, ‘ego’ en ‘superego’
o Orale fase (babytijd): liefde aandacht, veiligheid
indien te weinig: blijvende onveiligheid, wantrouwen, angst, overheersende
behoefte aan verzorging een aandacht
o Anale fase (peutertijd): controle, autonomie, eigen wil
indien te weinig begrensd: moeite met discipline en grenzen
indien te veel begrensd: dwangmatig, perfectionistisch, verzet tegen gezag
o Fallische fase (kleutertijd): geslachtsverschil, presteren
lichamelijkheid/presteren is belangrijk: minderwaardigheidsgevoelens
3
, o Oedipale fase (kleutertijd): jaloezie / verlies, identificatie met ouder van zelfde
geslacht
indien moeilijk verwerkt: problemen met intimiteit, verdringen eigen seksualiteit
o Latentiefase (schoolleeftijd): driften & conflicten op achtergrond
Verdringing zorgt dat impulsen op nieuwe activiteiten wordt gericht
o Genitale fase (puberteit): driften & conflicten weer actiever i.f.v. opnemen van
volwassen rollen
3.2.2. Afweermechanismen
o Afweermechanismen = manieren om te angstwekkende conflicten onbewust te
houden
Voordeel: minder angstig
Nadeel: kost energie + kunnen ontwikkeling blokkeren
o Afhankelijk van ego-sterkte…
… zullen er meer/minder elementen moeten worden afgeweerd
… zullen er hoger ontwikkelde of ‘primitievere’ afweermechanismen
worden ingeschakeld
o Verdringing = het wegduwen van een herinnering naar het onbewuste, maar die
toch tot uiting komen bv. in een nachtmerrie of in klachten
o Ontkenning = een bepaalde werkelijkheid niet onder ogen willen zien die te
beangstigend is (≠ liegen) en zich gaan gedragen alsof ze helemaal in orde is
o Reactieformatie = het omgekeerde gedragen van hoe je je voelt bv. bang zijn en
je dan heel stoer gaan gedragen
o Isolering van affect = mensen zijn zich wel bewust van een gebeurtenis, maar het
gevoel hoort er niet bij bv. bij een trauma
o Intellectualisering = over gevoelens praten met moeilijke, ingewikkelde woorden
en redeneringen, om het gevoel op afstand te houden
o Projectie = zaken zien bij een ander waar je bij jezelf bang voor bent
o Splitsing = iets of iemand wordt gezien als ofwel helemaal goed, ofwel helemaal
slecht, of afwisselend goed en slecht
o Rationalisatie = mensen gaan iets doen waarbij ze weten dat ze dat niet mogen
doen, maar ze gaan het daarna voor zichzelf goed praten
o Verplaatsing/ verschuiving = een impuls die gericht is op een bepaalde persoon,
uiten bij iemand anders
o Sublimatie = mensen hebben een gevoel dat ze onbewust willen houden, dat
uiten in sociaal gewaardeerde dingen bv. kunst, sport …
3.2.3. Therapieën vanuit het driftmodel
o Psychoanalyse = onbewuste bewust maken door vrije associatie
o Abstinentieregel = de therapeut is een neutraal ‘projectiescherm’
o Overdracht = patiënt verplaatst zijn oude conflicten naar de therapiesituatie,
zodat die geëxploreerd en geanalyseerd kan worden
o Langdurig en intensief proces, want eigenlijk wil de patiënt niet weten wat er met
hem aan de hand is
o Soms kunnen korte trajecten ook effectief zijn en dan worden deze voorgesteld
4