DEEL 1: Algemene inleiding tot het recht
THEMA 1: Recht en rechtwetenschap
1. Wat is recht?
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1.1. Nut van een defenitie
● Defenitie ‘RECHT’ is moeilijk
● Defenitie nuttig?
○ Ja
○ WANT: Een juridisch probleem heeft een juridische oplossing
■ Een juridisch probleem → een juridische oplossing → rechtbank kan bemiddelen
● vb. Billi Eilish beloofd op te treden in Vooruit, maar vergeet het 100 kaartjes verkocht,
zaal verhuurd etc..
■ Een niet-juridisch probleem → geen juridische oplossing → rechtbank kan niet bemiddelen
● vb. je beloofd op koffie te gaan bij mama, maar vergeet het
● Defenitie mogelijk?
○ Nooit volledig sluitend, maar enkel essentialia → poging tot defenitie
1.2. Poging tot defenitie
Recht = Een rationeel opgebouwd geheel van precies afgelijnde begrippen en normen waaraan van overheidswege
opgelegde, minstens van overheidswege erkende sancties kleven, die langs (evenzeer genormeerde) instellingen kunnen
worden afgedwongen en waarvan de bedoeling is de orde te organiseren, handhaven of herstellen.
1. Rationeel
○ ⇒ Recht is een rationeel opgebouwd geheel
■ logisch gestructureerd
■ MAAR: niet harteloos (bv. aandacht voor slachtoffers en kinderen)
2. Afgelijnde begrippen en normen
○ ⇒ Stricte terminologie (jargon)
○ Het volk (volkstaal) gebruikt andere woorden dan juristen (vaktaal)
3. Sancties
○ ⇒ Van overheidswege sancties
○ Terminologie:
■ Rechtsnorm: norm waar een sanctie aan verbonden is, die opgelegd en uitgevoerd wordt door
de overheid
■ Sanctie: door of erkend door overheid
● Door de overheid: vb. geldboete, gevangenisstraf
● Erkent door de overheid: vb. grasmaaier met gebreken (zelf oplossing zoeken:
terugbetaling)
4. Orde
○ ⇒ Recht is een middel maatschappelijke orde te…
■ Handhaven
■ Regelen
■ Herstellen
○ (De)regulering
■ regulering: gedrag sturen dmv. wetgeving
■ deregulering: verminderen van officiele regelingen, wetten
1.3. Diverse recht en rechtstelsels
→ Verschillende rechtststelsels:
● Civil law:
○ Bron: schriftelijke vastgeelgde wetten
○ vaak minder details (bouwen voort op een wettelijk systeem)
○ vb. België
● Common law:
○ Bron: voorgaande rechterlijke beslissingen, wetten hebben aanvullende rol
○ veel details (gebrek aan gedetailleerde wettelijke regels)
○ vb. GB en VS
1
, 2. Recht – rechtvaardigheid – rechtswetenschap –rechtspraktijk - rechtsbedeling
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Recht vs rechtvaardigheid
● Men gebruikt het recht (middel) om rechtvaardigheid (doel) te bekomen
○ Recht = MIDDEL
○ Rechtvaardigheid = DOEL
■ Doel blijkt oa uit:
● eed advocaten, magistraten
● debatten politieke regelgevende instellingen
■ Doel wordt soms niet bereikt:
● Goede regel valt slecht uit
○ vb. Casus: huurder beloofd kot aan persoon, maar verhuurd aan iemand
anders op papier → niet rechtvaardig, MAAR: niet strafbaar
● Rechter heeft weinig ruimte: marge → soms te mild / streng
○ vb. daklose neemt appel weg van marktkraam (Diefstal = 6 maand)
● Opmerking: rechtspositivisme ←→ natuurrecht
○ Rechtspositivisme: recht vastgelegd door de overheid + bindend aan alle burgers
○ Natuurrecht: algemene normen en waarden vastgelegd door de natuur
■ vb. moord wordt overal gezien aks iets slecht
Recht vs rechtswetenschap
● In theorie: recht = RATIONEEL
○ Dit rationele karakter blijkt uit:
1. Het recht bestaat uit verschillende paradigmas
■ Paradigma = geheel van basisveronderstellingen waarop wetenschap is gebasseerd
■ Voorbeelden van paradigma’s
● “Iedereen w geacht de wet te kennen”
● “Geen rechtsdwaling (als geldig verweer)”
○ Rechtsdwaling: het niet kennen van het recht
○ Uitzondering: onoverkomelijke dwaling: vooral je iets doet, vraag
je advies + je volgt het advies op maar toch dwaling? men wordt
niet bestraft
● Indeling in rechtstakken: privaatrecht - publiek ercht
2. Gediplomeerde juristen (universitaire studie)
■ Professionalisering: Je moet gediplomeerd zijn → specialisten
● Uitzonderingen:
○ Hof van assissen : 12 niet-gediplomeerde
○ Arbeidsrechtbank: 3 rechters + benoemde juristen + 2 lekenre
○ Ondernemingsrechtbank: professionele jurist + 2 leken rechter
○ Strafuitvoerende rechtbank (vervroegd vrijgelatene): Magistraat
van de rechterlijke orde + specialisten ivm. strafuitvoering
○ Gevolg: gevaar kloof juristen - anderen: specialisatie en professionalisering: men kent elkaars vak niet
meer.
● MAAR: recht wordt in de praktijk toegepast door mensen → fouten maken is mogelijk
Recht vs rechtspraktijk
● Recht = WETTELIJK
○ ⇒ Wat in de wet staat (in theorie)
● Rechtspraktijk: WERKELIJK
○ ⇒ Hoe het er werkelijk aan toe gaat (in de praktijk)
○ Problemen:
■ De wetgever kan niet alles voorzien: sommige wetten zijn onvolledig
● vb. inbreken: strafbaar
○ MAAR: computer? wet is niet op voorzien
■ Interpretatienood → subjectief (afh. v. rechter hoe zwaar aan probleem w. getild)
■ Missen is menselijk
■ Andere invloeden en waarden
● Juridisch: iedere rechter oordeelt anders, is anders als persoon)
● Niet-Juridisch (meer belangen voor andere zaken, personeelsgebrek
Recht vs rechtsbedeling
● Recht hebben =/= recht krijgen
○ Terminologie:
■ Rechtsbedeling of rechtspraak:
● = toepassingen van het recht, rechtspraktijk s.s.
■ Rechtspraak:
2
, ● = Het spreken van het recht
● In s.s. enkel de rechterlijke macht
○ Reden: verbod “eigenrichting” (recht in eigen handen nemen) moet via de overheid (geweldmonopolie)
3. Één recht of publiek en privaatrecht?
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3.1. Publiekrecht vs Privaatrecht
Onderscheid
Publiekrecht Privaatrecht
● = verhoudingen tussen overheid en individu of ● verhouding tussen (rechts)personen onderling
overheden onderling ● ⇒ Horizontale relaties
● ⇒ Verticale relaties
● Strafrecht ● Persoon en familierecht
● Staats- en bestuursrecht (administratieve ● Rechtspersoonrecht: recht met betrekking op
rechtbanken) organen, organisaties (juridsiche structuren)
● mileu, volksgezondheid ● Arbeidsrecht: regelt verhouding tss werkgever en
werknemer
MAAR: onderscheid is moelijk te maken
● In veel private zaken komt het publiek recht voort
○ vb. Verzekeringsplicht: publiek recht (je wordt dr overheid verplicht verzekering aan te vragen)
○ vb. Verzekering: je hebt zefl de keus bij welke verzekering
● Burgerlijke aansprakelijheid
○ = Loopt iemand anders schade op door jouw fout, dan ben jij daar aansprakelijk voor
■ Men is verplicht om het slachtoffer schadeloos te stellen: je herstelt de schade of betaalt een
schadevergoeding
○ Bevat drie aspecten:
■ Fout:
■ oorzakelijk verband (wat leid tot schade)
■ Schade:
○ Voorbeeld: Man rijd kind aan
■ De 3 aspcten
● Fout: bestuurder
● oorzakelijk verband (wat leid tot schade): afgeleid tijdens het rijden
● Schade: kind omverrijden
■ De man is verplicht de schade te herstellen
○ Horizontale relatie: privaatrechterlijke vrehouding
● Exceptie van openbare orde
○ = het privaatrecht laten vallen omdat dit publiekrecht. niet kan.
■ vb. iemand die polygamisch getrouwd is kan niet in België komen wonen en getrouwd blijven
met meerdere partners
Onderscheid is op de terugtocht (naar monisme)
● Monisme: Geen onderscheid meer maken tss beide → er is slechts 1 rechtssysteem
○ vb. ‘goede trouw’ - ‘gewekt vertrouwen’
■ Goede trouw: privaat recht
■ Gewekt vertrouwen: publiek recht
● wnr je v.e. ambtenaar (iem. In dienst v/d overheid) goedkeuring krijgt om iets uit te
voeren, ga je er als burger van uit dat die info (goedkeuring) juist is. Wnr er achteraf
blijkt dat die informatie niet klopt en de overheid beslist om de goedkeuring in te
trekken, is dit schending van het gewekt vertrouwen
○ vb. PPS (Publiek-private samenwerking): samenwerking overheid en 1 of meer private ondernemingen
→ Op privaat domein iets laten bouwen dat van publiek nut is, zoals een speeltuin
○ vb. Arbeidsrechtbank: behandelt beide arbeidsrecht (privaat) en sociaal recht (publiek)
Belang van het onderscheid
3
, ● Rechtbanken:
○ ⇒ Afhankelijk van problemen andere rechtbank
■ Privaatrechterlijke problemen: burgerlijke rechtbank
■ Publiekrechterlijke problemen: strafrechtbank, administratieve rechtbank
○ Voorbeeld: Buurman zet onuitstaanbare harde muziek op
■ Probleem: privaatrechterlijk probleem
■ MAAR: Buurman heeft vergunning (overheid) → publiekrechterlijk probleem
● Terminologie
○ ⇒ Een woord kan een andere betekenis hebben afh. privaat of publiek recht
○ Voorbeeld: “concessie”
■ Publiek recht: vergunning waardoor men gebruik kan maken van openbaar terrein (vb. caféterras
op dijk, markt)
■ Privaat recht: een alleenverdeel recht (je hebt het recht als enigste een product te verkopen in
een bepaald gebied)
● Denkcategoriën
○ ⇒ Gedachtegang volgens privaatrechterlijke of publiekrechterlijke principes
■ Privaat moet altijd wijken voor publiek
● vb. terras café wijkt voor kermis
○ Voorbeeld: “Goede trouw vs continuïteit”
● Heuristiek
○ ⇒ Juiste bronnen voor privaat of publiek recht → zijn ingedeeld volgens rechtstakken
○ Bibliotheken, wetboeken, databanken
Criteria van het onderscheid
NIET:
● Men mag NIET kijken naar de aard van de partij
○ MAAR eerder naar de functie waarin je deze andere ontmoet = Organiekcriterium
○ Men moet kijken volgens welk orgaan de partij handelt
● Voorbeelden
○ vb. Je rijd op de vangrail van de autosnelweg
■ Door Vlaams gewest w verzocht schadevergoeding betalen → men betaald aan de overheid
■ Vangrailschade: wegendienst handelt als orgaan vd overheid
○ vb. Bij belastingen → belastingsidenst handelt als orgaan vd overheid
WEL:
● Keuze tot inzetting van geweldmonoplie?
○ Geweldmonopolie: in het kader van bepaalde situaties mag de overheid geweld gebruiken
■ Niemand anders dan de overheid mag geweldmonoplie inzetten = overheidsprivilege
○ → Wordt handeling gesteld vanuit geweldmonopolie?
■ Ja: Publiekrecht
■ Neen: Privaat recht
● Nut: is het in belang van het algemeen nut?
○ → Is iets van algemeen belang voor de maatschappij (vd. mens, het land, het welzijn, de cultuur…)
■ Ja: Publiek recht
■ Neen: Privaat recht (enkel van belang voor enkele particulieren)
● Opmerkingen:
○ Criterium geweldmonoplie is beter dan nutcriterium:
■ WANT: De overheid kan gebruik maken van privaatrechterlijke technieken om een doelstelling
van algemeen nut te bereiken
■ Voorbeeld:
● Je moet een stukje grond afstaan aan de overheid omdat ze er een nieuw, veililg
fietspad willen aanleggen
● doelstelling is van algemeen nut, maar men kan om deze doelstelling te bereiken gaan
praten met de persoon in kwestei (privaatrechterlijke technieken)
○ Functioneel criterium:
■ =instanties die, zonder overheid te zijn, ook beslissingen nemen die door iedereen erkend
moeten worden)
■ Gaat het om een derdenbindene beslissing? privaat recht → publiek recht
■ vb. De examencommissie beslist of je erdoor bent of niet -> heeft effect op een derde persoon
(de student) → is derdenbindend dus publiek recht
4. Internationalisering
4