Wat is ethiek?
1) Zowel morele intuïtie als ethiek zijn manieren om een onderscheid te maken
tussen “goede” en “slechte” manieren van handelen. Leg het verschil uit
tussen de twee.
Morele intuïtie;
› Intuïtie & maatsch. standpunten = moraal/ geweten (dia 5)
› Juist of fout op basis van ervaringen, opvoeding & gevoel (+ maatsch. standpunten)
Ethiek;
= Het is de systematische studie tussen goed en kwaad binnen het menselijk handelen
› Goed of kwaad nadenken over eigen moraal en kijken vanuit een kritische afstand
Wat maakt dat iets een goed antwoord is op de vraag waarom? NIET omdat het zo is = oké is
Afwegen feitelijk niveau met moreel niveau
› Bereiken adhv de methodologie: logisch, volgbaar en samenhangend
2) Zowel recht als ethiek zijn manier om een onderscheid te maken tussen
“goede” en “slechte” manieren van handelen. Leg het verschil uit tussen de
twee.
Recht;
› Goed of kwaad bep. door neergeschreven wetten via stemmen (eerder zwart-wit, feitelijk niveau)
Ethiek;
= Het is de systematische studie tussen goed en kwaad binnen het menselijk handelen
› Goed of kwaad nadenken over eigen moraal en kijken vanuit een kritische afstand
Wat maakt dat iets een goed antwoord is op de vraag waarom? NIET omdat het zo is = oké is
Afwegen feitelijk niveau met moreel niveau
› Baseren op de methodologie: logisch, volgbaar en samenhangend
3) Hoewel ethiek een academische discipline is, is het toch geen “exacte”
wetenschap. Leg uit wat de verschillen zijn tussen deze manieren van kijken
naar de realiteit, en (kunnen) interageren.
Exacte wet.;
› Hangt samen met feitelijk vragen, gegevens kiezen niet, zien geen grenzen, wegen niets af..
› Men maakt echter enkel een observatie “Wat is”
Ethiek;
› Afweging van feitelijke vragen/ gegevens, moraal = reflectie (waarom, wat…)
› Geen vast juist antw. = ieder kan eigen antwoord vormen
!Opletten: niet alles wat is, zou moeten zijn!
Mens, maatschappij en ethiek
4) Ethiek is de systematische studie van goed en kwaad in menselijk handelen.
a. Leg uit welke twee types ethisch relevante entiteiten er zijn in de ethiek.
Een entiteit = een fysiek op zichzelf staand/ functioneel geheel (iets dat wezenlijk bestaat)
› mens, het dier, planten, milieu en dingen
Ethiek gaat over menselijke handelingen tov alles met een intrinsieke waarde. Dit staat los van de secundaire en
irrelevante eigenschappen. Ethische relevantie / morele relevantie wordt gemeten via die waarden????
Types intrinsiek waardevolle entiteiten:
› Morele agent / actor = moreel subject “persoon” die in staat is om voor zichzelf te denken & zelf de juiste
ethische beslissing te maken.
› Morele patiënt = moreel object “persoon” die NIET in staat is om voor zichzelf de juiste ethische beslissingen
te maken. (De morele agent zal beslissingen voor hem nemen) Dit is ‘de rest’ van de morele cirkel.
1
, Antropocentrime morele agent al de rest patient
Zoocentrisme mens en dier agent
b. Wat betekent de notie van “intrinsieke waarde”? (Dia 3)
Intristieke waarde is de waarde los van secundaire & irrelevante eiggenschappen, los van het feit dat het nuttig is etc.
Het vormt de basis voor het stellen van grenzen bij handelingen. Alles met intrinsieke waarde is met andere woorden
in staat om voor zichzelf te denken, te redeneren en bijgevolg (etisch) te handelen. Hierbij kan men een onderscheid
maken tussen goed en kwaad. Men zal dan ook waarde nastreven, vanuit zichzelf , om het goede te doen.
Antropocentrische visie “gezonde” volwassen mens, dieren geen intrinsieke waarde
Zoöcentrische visie dieren wel een intrinsieke waarde gevoelens en kunnen lijden
5) Geef een kort overzicht van de belangrijkste elementen en principes van de
deugdenethiek, de gevolgenethiek en de plichtethiek.
Deugdenethiek: (Dia 9)
Oude grieken Aristoteles (350 BC) Door opvoeding en onderwijs en door het
geven van goede voorbeelden wordt een
Belangrijke elementen goed/fout:
wezen goed en verantwoordelijk en kan
› Telos of doel van een handeling (of zelfs het leven) goede intentie
het een goed leven leiden. Daartoe is het
› Deugden (~karaktereigenschappen)
ontwikkelen van goede eigenschappen,
Deugd = (rationele) midden tussen 2 passies (= spontane neigingen) zowel intellectuele eigenschappen als
› 4 belangrijkste: karaktereigenschappen, noodzakelijk. Deze
- Moed lafheid – moed – overmoed eigenschappen worden deugden genoemd.
- Gematigdheid Ze geven niet alleen aan hoe men een
- Verstandigheid 'goed leven' kunnen leiden, maar geven
- Rechtvaardigheid ook aan wat het 'goede leven' is.
Gevolgenethiek/ consequentialisme; (Dia 10)
Belangrijkste versie = utilitarisme/ “nutsethiek” + “The greatest good for the greatest number” zoveel mogelijk nut
(pos effecten) voor zo veel mogelijk enthiteit, streven naar wat het beste is voor de meesten
Beslissingscriterium goed/fout afh. gevolgen vd handeling;
(handeling zelf is niet goed of fout)
› Pijn, lijden, vreugde, …
› Dezelfde gevolgen wegen voor iedereen hetzelfde = “Equal consideration of interests”
› Positieve en negatieve gevolgen compenseren elkaar Proportionaliteit = iets is goed als het meer positieve
dan negatieve gevolgen heeft
Plichtethiek/ deontologie: (Dia 11)
› Immanuel Kant (1724 – 1804)
› Basis = intrinsieke waarde van een individu diverse mogelijkheden om plicht juist uit te voeren
bv “ervaringspotentieel” = subject of a life leven BEleven
› Criterium = morele principes “Categorische imperatieven” = gebod met algemeen geldende uitspraak
resulteren in rechten en plichten o.a. rechten om op bepaalde manieren (niet) behandeld te worden;
› Zelfs als er geen lijden (neg. effecten) is, kan iets toch problematisch zijn
Vb. geld stelen van rijke man niet oké (10 geboden – gy zult niet stelen)
› Impliceert niet noodzakelijk plichten bij hetzelfde individu!
6) Wat bedoelt men met “de uitbreiding van de morele cirkel”? (Dia 6)
De morele cirkel is een circkel opgesteld uit 4 verschillende ringen. Elke ring representateerd het standpunt/ morele
object ve bep. denkkader binnen de ethiek.
Zo staat… voor;
› M = mens mensgerichte ethiek, enkel MENS relevant = Antropocentrisme
› D = dier diergerichte ethiek, ALLE DIEREN relevant incl. mens = Zoöcentrisme
› P = plant ALLE LEVENDE WEZENS relevant = Biocentrisme
› E = ecosys. milieugerichte ethiek, heel het MILIEU/ECOSYSTEEM relevant = Ecocentrisme
2
, Uitbreiding vd morele circkel
› Meer entiteiten (=fysiek
Argumenteren enopcommuniceren
zichzelf staand/ functioneel geheel) w. als ethisch relevant (moreel object)
beschouwd
Geen
› examenvragen
VOORBEELD; vroeger M=(witte)
Toe te passen
man nu, Mbij hetmensen,
= alle beantwoorden van de of
ongeacht huidskleur andere
geslachtvragen.
of Vroeger D = dieren van adel nu D = alle dieren
Mens-dierrelaties
7) De mens-dierrelatie is de belangrijkste factor die beinvloed hoe we dieren
behandelen. Leg uit wat dit betekent, en toon aan met voorbeelden dat dit zo
is. (dia 11-21, P69)
› De mens-realtie houdt in hoe de mens t.o. het dier staat, de waarde dat de mens het dier toekent.
› Vers groepen adhv drie critaria; het belang van de dood/ het overlijden (De Meester), de nabijheid vd dieren
(Schnabel) & de geneeskundige kosten dat men wenst te betalen voor het dier.
› 7 categorien mens-dierrelaties;
- Nutsdieren economische nuttigheid dier voor mens, dood eco. keuze (landbouwdieren)
- Gezelschapsdieren w plezier vd mens gehouden = gezelschapswaarde, dood onafwendbaar
- Hulpdieren mens zeer afh. + telkens ook gezelschapsdier, door meer onafwendbaar
- Exotische dieren collectie- of pronkstuk, dood te vermijden zeldzaamheid
- Hobbydieren leuke tijdsinvestering, zonder (groot) eco. nut
- Schadelijke dieren “gevaar” voor mens, dood te bemoedigen
- Wilde dieren geen directe relatie met mens, waarde bep. door soort/popualatie niveau
Slechts als een soort bedreigd wordt, gaat de mens er zich verantwoordelijk voor voelen maar meer
vanuit een collectieve gedachte, vanuit milieubeheer.
Andere relatie = andere houding
Enkele voorbeelden;
› Koe (nuts-, wild-, exotisch dier)
› Hond (nuts, werkdier, gezelschapsdier, hulpdier)
› Rat (Hobby dieren, gezelschapsdieren, wilde dieren, schadelijke dieren)
8) De maatschappelijke discussie over dierenwelzijn kan verstaan worden als een
clash tussen referentiedieren. Leg dit uit. (P80-83)
› Clash referentiedieren = clash visies dierenwelzijn vers. percepties dier en hoe het behandelt zou moeten w
› Referentiedieren = zijn dieren waar men spontaan aan denkt + beeld van dit dier
Beeld ontstaat vanuit ervaringen, achtergrond die mensen met dieren hebben
Rat vies, ziektevervekker
› VOORBEELD;
- Iem. met gezelschapsdieren bep. welzijn adhv sociale omgeving en levensduur
- Nutsdieren veel meer een kosten-baten analyse als referentie zal gebruiken
Bij discussie rond dierenwelzijn moet men zich altijd bewust zijn van de verschillende relaties tussen mens en
dier en kijken vanuit welk referentiekader er gesproken wordt.
Afwijkende opvattingen voor beide partijen;
› Pieter Singer: diergerichte ethiek obv pijn/lijden Alle gevoelige wezens (“sentient beings”) Pijn / lijden is problematisch
› Tom Regan: diergerichte ethiek op basis van ervaringspotentieel Rechten om op bepaalde manieren (niet) behandeld te
worden Zelfs als er geen lijden is, kan er toch iets problematisch zijn.
3