Dit is een samenvatting voor het vak Opsporing en vervolging in Europees perspectief aan de Universiteit van Amsterdam. Het is gebaseerd op de voorgeschreven literatuur van week 1 t/m 7. Ik heb dit vak gevolgd in de master Publiekrecht, traject Strafrecht.
Formeel strafrecht, een beknopte samenvatting
Formeel strafrecht, een complete samenvatting
Tout pour ce livre (66)
École, étude et sujet
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Master Strafrecht
Opsporing En Vervolging In Europees Perspectief
Tous les documents sur ce sujet (6)
1
vérifier
Par: niekjina • 11 mois de cela
Vendeur
S'abonner
irisvandijk4
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Opsporing en
Vervolging in Europees
perspectief
Week 1
Keulen en Knigge, Ons Strafrecht 2, Strafprocesrecht, Hoofdstuk 6, 7,
9, 10, 11
Hoofdstuk 6 Het Openbaar Ministerie en de vervolging
6.4 Vervolging
Art. 9 Sv geeft een taakverdeling bij de vervolging van strafbare feiten. De OvJ bij het
arrondissementsparket is belast met de vervolging van strafbare feiten waarvan de
rechtbank in het arrondissement kennisneemt. De vervolging is dus een taak van het OM.
Maar wat vervolging precies is, is niet helemaal duidelijk. Algemeen wordt aangenomen dat
de vervolging begint met een handeling waardoor vanwege een met de vervolging belaste
ambtenaar een vordering bij de rechter wordt gedaan of op enige andere wijze de zaak aan
diens kennisneming wordt onderworpen. De wet kent een aantal vorderingen die de met de
vervolging belaste ambtenaar bij de rechter kan doen:
1. De dagvaarding: de zaak wordt daardoor ter terechtzitting aanhangig gemaakt (art.
258 Sv);
2. Onderzoekshandelingen: de OvJ kan vorderen dat de RC met het oog op de
opsporing van een strafbaar feit onderzoekshandelingen verricht (art. 181 Sv);
3. Bevel tot bewaring: de OvJ kan van de RC vorderen dat hij een bevel tot bewaring
verleent (art. 63 Sv).
Sinds 1 februari 2008 kan vervolging ook beginnen door buitenrechtelijke afdoening van
strafbare feiten. De strafbeschikking (art. 257a Sv) is een belangrijke uitbreiding van het
wettelijke vervolgingsbegrip. Toch streeft de OvJ er met een strafbeschikking juist naar de
zaak buiten de rechter om af te doen. Toch betekent het niet dat met deze uitbreiding een
volstrekt bevredigde omlijning van het vervolgingsbegrip is verkregen.
De beslissing tot (verdere) vervolging wordt omschreven in art. 167 Sv en art. 242 Sv. Als het
OM naar aanleiding van het ingestelde opsporingsonderzoek van oordeel is dat vervolging
plaats moet hebben, gaat het daartoe zo spoedig mogelijk over (art. 167 lid 1 Sv). Indien het
OM vordert dat de RC onderzoekshandelingen verricht of een bevel tot bewaring verleent,
en het voorbereidend onderzoek vervolgens doorloopt, geeft art. 242 lid 1 Sv de basisregel:
indien het OM naar aanleiding van het ingestelde voorbereidend onderzoek van oordeel is
dat verdere vervolging moet plaatshebben, gaat het daartoe zo spoedig mogelijk over. Het
tweede lid van beide artikelen maakt duidelijk dat van (verdere) vervolging kan worden
afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend.
Tegenwoordig kan niet alleen het OM een beslissing tot (verdere) vervolging nemen.
Ingevolge van art. 257b lid 1 Sv kan bij AMvB aan opsporingsambtenaren in daarbij
aangewezen zaken betreffende overtredingen de bevoegdheid worden verleend een
strafbeschikking uit te vaardigen waarin een geldboete wordt opgelegd. En art. 257ba Sv
,maakt het mogelijk dat bij AMvB bestuursorganen de bevoegdheid wordt verleend een
strafbeschikking uit te vaardigen. Men zou dus kunnen zeggen dat het vervolgingsmonopolie
van het OM in het strafrecht is ingeruild voor een dagvaardingsmonopolie.
Het dagvaardingsmonopolie geniet wel steun, maar is niet vanzelfsprekend. De belangrijkste
grond voor het dagvaardingsmonopolie lijkt te zijn dat het beter voor het slachtoffer is dat
de OvJ de zaak vervolgt. Slachtoffers hebben in Nederland geen bevoegdheid tot vervolging,
maar zij hebben in sommige gevallen wel mogelijkheid om de beslissing tot vervolging te
beïnvloeden. Een aantal misdrijven kan slechts worden vervolgd als een klacht is ingediend
(belediging, art. 269 Sr). Een klacht is een aangifte met een verzoek tot vervolging (art. 164
lid 1 Sv). En ook buiten de gevallen waarin de wet dat voorschrijft, heef het OM dikwijls
contact met het slachtoffer, dat daarbij zijn opvattingen inzake de vervolgingsbeslissing
kenbaar kan maken. Ten slotte hebben het slachtoffer en andere rechtstreeks
belanghebbende de mogelijkheid om bij het hof een klacht in te dienen in het geval een
vervolging niet wordt ingesteld of voortgezet (art. 12 Sv).
Bij de vervolgingsbeslissing spelen een aantal aspecten een rol:
1. Haalbaarheidsaspecten;
2. Opportuniteitsaspecten;
a. Negatieve interpretatie: het OM vervolgt ieder strafbaar en bewijsbaar feit,
tenzij het algemeen belang een sterke(re) contra-indicatie oplevert; -> huidige
interpretatie
b. Positieve interpretatie: vanuit wordt gegaan dat het algemeen belang
vervolging noodzakelijk moet maken, wil het OM daartoe mogen overgaan.
In de praktijk hangt het van de ernst van het delict af, langs welke lijnen de
opportuniteitsafweging wordt gemaakt. De vraag of het opportuniteitsbeginsel positief dan
wel negatief moet worden ingevuld, heeft veel van haar belang verloren doordat de
beperkte capaciteit van het justitiële apparaat dwingt tot het stellen van prioriteiten. Wat
geen vervolgingsprioriteit heeft, heeft ook geen opsporingsprioriteit.
6.5 Beklag voor niet (verder) vervolgen
De mogelijkheid van beklag in art. 12 lid 1 Sv is een belangrijk correctiemiddel in ons
strafvorderlijk stelsel, waar enkel het OM een zaak voor de strafrechter kan brengen en het
daarbij ook nog een zekere beleidsvrijheid heeft. De beklagprocedure van art. 12 e.v. Sv
biedt slachtoffers en andere rechtstreeks belanghebbenden de mogelijkheid om de
beslissing een zaak niet (verder) te vervolgen of te vervolgen door het uitvaardigen van een
strafbeschikking zelfstandig aan de rechter voor te leggen. Op grond van art. 12i lid 1 Sv is
bepaald dat het hof zijn eigen oordeel vormt en de daaruit volgende beslissing komt voor die
van het OM in de plaats. Het hof kan het geven van een bevel tot (verdere) vervolging
weigeren op gronden aan het algemeen belang ontleend (lid 2). En het belang van
rechtsgelijkheid brengt mee dat het hof niet zomaar voorbij kan gaan aan aanwijzingen die
de door het OM te nemen vervolgingsbeslissingen nader normeren. Tegelijk is het hof niet
aan de aanwijzingen gebonden.
De reden dat een rechtstreeks belanghebbende ook kan klagen over het vervolgen door het
uitvaardigen van een strafbeschikking is, volgens de MvT bij de Wet OM-afdoening, dat het
,slachtoffer er ‘een te respecteren en door het gerechtshof honoreren belang’ bij kan hebben
dat de verdachte op een openbare terechtzitting wordt berecht. In dit bijzondere geval kan
derhalve ook geklaagd worden over de wijze waarop wordt vervolgd. Ook in ander opzicht is
dat mogelijk. De door de OvJ gekozen grondslag van de vervolging kan door de rechtstreeks
belanghebbende bij het hof ter discussie worden gesteld (Zeeuwse motorrijder arrest).
De beklagprocedure ziet er op hoofdlijnen als volgt uit. Beklag wordt gedaan bij het hof
binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging
is genomen, dan wel de strafbeschikking is uitgevaardigd (art. 12 lid 1 Sv). De griffier van het
hof dat het klaagschrift heeft ontvangen, geeft de klager schriftelijk bericht van ontvangst.
Na ontvangst draagt het hof de AG op te dien aanzien schriftelijk verslag uit te brengen (art.
12a Sv). Indien het beklag niet tot kennisneming van het hof behoort, verklaart het hof zich
onbevoegd. Is het hof van oordeel dat een ander hof wel, in het bijzondere geval van art.
13a Sv, de Hoge Raad bevoegd is, dan verwijst het de zaak (art. 12b Sv).
Indien het beklag tot de kennisneming van het hof behoort, beoordeelt het hof eerst of de
klager ontvankelijk is (art. 12i Sv). Daarvoor is vereist dat de klager een rechtstreeks
belanghebbende is. Hiermee wordt bedoeld de opvatting dat het moet gaan om een belang
dat de klager bepaaldelijk aangaat in de wet tot uitdrukking te brengen. Gedacht moet in de
eerste plaats worden aan personen die door het misdrijf zijn gedupeerd, hetzij rechtstreeks
hetzij doordat een naast familielid slachtoffer van het misdrijf is geworden. Rechtstreeks
belanghebbende is ook ‘een rechtspersoon die krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn
feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat door de beslissing tot niet vervolging of
niet verdere vervolging rechtstreeks wordt getroffen (art. 12 lid 2 Sv). De verdachte kan in
beginsel niet zelf ook belanghebbende zijn.
Er zijn ook nog enkele andere ontvankelijkheidsaspecten:
1. Beklag is niet toegestaan na een buitenvervolgingstelling of nadat een beschikking
waarin verklaard wordt dat de zaak geëindigd is aan de verdachte is betekend (art.
12l lid 1 Sv);
2. Indien een strafbeschikking is uitgevaardigd moet het beklag worden gedaan binnen
drie maanden na de datum waarop de rechtstreeks belanghebbende daarmee
bekend is geworden (uitzondering: art. 12k Sv);
3. Ook in het geval dat niet verdere vervolging is betekend, moet het beklag binnen drie
maanden nadat de rechtstreeks belanghebbende daarmee bekend is geworden (art.
12l lid 2 Sv).
Indien het beklag ontvankelijk is, dan onderzoekt het hof of het beklag gegrond is. Het hof
beslist in beginsel niet dan na de klager te hebben gehoord, althans daartoe behoorlijk te
hebben opgeroepen (art. 12d Sv). Een bevel tot het instellen of voortzetten van de
vervolging mag niet worden gegeven dan nadat de persoon wiens vervolging wordt verlangd
door het hof is gehoord, althans behoorlijk daartoe is opgeroepen (art. 12e Sv). Als het hof
van oordeel is dat (verdere) vervolging had moeten plaatshebben, beveelt het ‘dat de
vervolging zal worden ingesteld of voortgezet ter zake van het feit waarop het beklag
betrekking heeft’.
, De vervolging kan in beginsel niet worden ingesteld of voortgezet door het uitvaardigen van
een strafbeschikking (art. 12i lid 1 Sv). Maar het hof kan anders bepalen. Het bevel kan ook
de last bevatten dat de OvJ bij de RC de vordering als bedoeld in art. 181 Sv zal doen,
teneinde de RC bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten. En het hof kan ook de last
bevatten dat de persoon wiens vervolging wordt verlangd ter zitting wordt gedagvaard (art.
12i lid 3 Sv). De beslissing van het hof moet worden gemotiveerd (art. 12 lid 1 Sv).
6.6 Het recht van de verdachte op een beslissing inzake vervolging
Tegen de achtergrond dat er veel van de vervolgingsbeslissing voor de verdachte afhangt,
verplicht de wet de OvJ ertoe om in het geval hij afziet van verdere vervolging, de verdachte
daarvan onverwijld schriftelijk mededeling te doen (art. 243 lid 1 Sv). Het rechtsgevolg dat
de wet hieraan verbindt, is dat de verdachte in beginsel van de zaak af is. Hij kan ter zake van
hetzelfde feit niet opnieuw worden vervolgd, tenzij ‘nieuwe bezwaren’ bekend zijn
geworden (art. 255 Sv). Met nieuwe bezwaren doelt de wetgever op nieuw bewijs. In art.
267 lid 1 Sv is bepaald dat als de dagvaarding is ingetrokken zonder dat aan de verdachte
een kennisgeving van niet verdere vervolging is betekend, stelt de rechtbank op verzoek van
de verdachte de OvJ een termijn waarbinnen deze hetzij tot dagvaarding hetzij tot een
kennisgeving van niet verdere vervolging moet overgaan.
In andere situaties waarin een vervolging niet wordt voortgezet, biedt de wet de verdachte
ook de mogelijkheid om de rechter in te schakelen. Het gerecht in feitelijke aanleg voor
hetwelk de zaak het laatst werd vervolgd, kan op verzoek van de verdachte verklaren dat de
zaak geëindigd is (art. 36 lid 1 Sv). De mogelijkheid tot dit verzoek bestaat alleen als een
vervolging niet wordt voortgezet. Zij bestaat niet als de vervolging nog niet begonnen is. Dat
betekent dat de verdachte op grond van dit artikel geen duidelijkheid kan verkrijgen in
situaties waarin nog niet van een vervolging sprake is.
In de periode waarin de vervolging nog niet loopt, biedt art. 6 EVRM wel een zekere
rechtsbescherming tegen dralen door justitie en politie. Als de ‘determination of a criminal
charge’ onredelijk lang duurt, levert dat een schending van art. 6 EVRM op. De Hoge Raad
heeft bepaald dat bij onredelijke vertraging een korting op de straf wordt verleend. Ook art.
180 Sv biedt een zekere waarborg tegen dralen door justitie en politie in de situatie waarin
van een vervolging nog geen sprake is.
6.7 Het bezwaarschrift tegen de dagvaarding
Als de OvJ besluit hem te vervolgen, kan hij ook bezwaar maken tegen die beslissing. Binnen
acht dagen na de betekening kan de verdachte een bezwaarschrift tegen de dagvaarding
indienen bij de rechtbank (art. 262 Sv). Op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding moet
onherroepelijk zijn beslist voordat de rechtbank met het onderzoek ter terechtzitting begint
(lid 1) en wordt behandeld door in de raadkamer. Uit art. 262a Sv volgt dat enkel het OM
tegen twee nader genoemde beslissingen op het bezwaarschrift hoger beroep kan instellen,
voor de verdachte staat geen rechtsmiddel open.
Het beslissingsschema van de rechter die op het bezwaarschrift oordeelt, kan uit art. 262 Sv
worden afgeleid. Indien het feit niet tot de kennisneming van de rechtbank behoort,
verklaart zij zich onbevoegd (lid 4). Als de OvJ niet-ontvankelijk is, het feit of de verdachte
niet strafbaar is, of onvoldoende aanwijzing van schuld aanwezig is, dan stelt zij de
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur irisvandijk4. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.