Korfvak Duurzaamheid:
Paper 60%, Examen 40%: multiple choice examen met verhoogd cesuur (minstens 12/20
behalen om te slagen)
Abstracts van de lessen:
Les 1 (14 februari 2022). Inleidende les (Jessica Bots en Ann Crabbé), met:
- Bespreking redenen ‘onduurzaamheid’
- Bespreking concept duurzame ontwikkeling
- Inleiding tot de verschillende thematische lessen (van gastsprekers)
- Evaluatievorm en cursusmateriaal
- Een interactief deel waarbij studenten suggesties mogen doen voor onderwerpen voor de groeps-casus-paper
Les 2 (21 februari 2022). De ecologische pijler van duurzaamheid (Jan Staes en Bert Gielen) (SDG’s: 6 –
schoon water en sanitatie, 13 – klimaatactie, 14 – leven in het water, 15 – leven op het land).
Het is duidelijk dat klimaatverandering wereldwijd hoog op de politieke agenda staat. Zowel de
noodzaak tot temperen van verdere klimaatsverandering als de noodzaak tot aanpassing aan de
klimaatsverandering is een enorme uitdaging. De oorzaken voor klimaatverandering zijn echter zeer
nauw verweven met de andere milieuproblemen zoals ontbossing, eutrofiering, verzuring van de
oceanen, verlies van biodiversiteit, luchtvervuiling en verhoogd zoetwatergebruik. Tijdens deze les
zullen we dieper ingaan op de verschillende planetaire grenzen en hun status zoals die in beschouwing
worden genomen volgens het concept van Rockström. Het respecteren van deze planetaire grenzen is
de grootste uitdaging van de 21ste eeuw. Om de emissie van broeikasgassen te reduceren wordt er
ingezet op zowel technologische als op natuur gebaseerde oplossingen. Beide zullen tijdens deze les
aanbod komen, zo gaan we dieper in op negatieve emissie technologieën en bekijken we hoe een shift
van een op olie en gas gebaseerde economie kan worden door een bio-based economy. We tonen
echter ook de limitaties aan van deze oplossingen. Verder bekijken we hoe klimaatadaptatie én
mitigatie verbreed kunnen worden naar een op ecosysteemdiensten gebaseerde visie (Ecosystem
based Adaptation // Nature based Solutions). Adaptatie tegen impact van klimaatverandering door het
versterken en herstellen van natuurlijke regulerende diensten (ecosysteemdiensten) biedt voordelen
voor zowel mens als natuur.
Les 3 (28 februari 2022). De economische pijler van duurzaamheid (Tine Compernolle), (SDG’s 7 –
betaalbare en duurzame energie, 9 - industrie, innovatie en infrastructuur, 12 - verantwoorde
consumptie en productie, 13 – klimaatactie, 14 – leven in het water, 15 – leven op het land).
Blijvend groeien binnen de limieten van onze planeet is onhoudbaar. We moeten ons als maatschappij
blijven ontwikkelen, maar dit op een manier die voldoet aan de behoeften van het heden zonder het
vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
Duurzame ontwikkeling van de economie betekent kwalitatieve verbetering zonder toename, zonder
groei in de kwantitatieve doorvoer van energie en materialen.
,In deze les komt aan bod hoe economische activiteiten het milieu kunnen aantasten en hoe
milieuverstoring, op haar beurt, de economie kan schaden. We passen concepten zoals
externaliteiten, publieke goederen en open-access resources toe op onderwerpen zoals lucht- en
watervervuiling, afval en biodiversiteit. In milieu-economie wordt gezocht naar het wankele evenwicht
tussen economische efficiëntie, ecologische duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid.
Het louter invoeren van een groene belasting is onvoldoende om een overgang van onhoudbare groei
naar duurzame ontwikkeling in te zetten. We kunnen ons economisch systeem hervormen en dit op
verschillende manieren: door beleidsdoelstellingen te herformuleren, verschillende
beleidsinstrumenten in te zetten en dit op lokaal, nationaal, en supranationaal niveau.
In het tweede deel van de les wordt besproken op welke manier het falen van de economische markt
gecorrigeerd kan worden: regelgeving (o.a. gekoppeld aan duurzaam materialenbeheer en circulaire
economie), carbon pricing (o.a. gekoppeld aan globale CO2 impact en klimaatverandering), en
payments for ecosystem services (internalizering van externe baten).
Ook de tussenkomst van de overheid zal niet leiden tot de ultieme oplossing. Gedragsveranderingen
zullen het gevolg zijn van aanpassingen op verschillende niveaus binnen de gehele samenleving:
individueel, bedrijfsniveau, beleidsniveau, institutioneel niveau (zie ook les 5).
Les 4 (7 maart 2022). De sociale pijler van duurzaamheid (Gerlinde Verbist) (SDG’S 1 – geen armoede,
5 - gendergelijkheid, 7 – betaalbare en duurzame energie , 10 – ongelijkheid verminderen, 13 –
klimaatactie)
Sociale ongelijkheid en herverdeling zijn belangrijke elementen van duurzaamheid. We besteden in dit
college aandacht aan drie vormen van sociale ongelijkheid: (1) ongelijkheid inzake
verantwoordelijkheid voor vervuiling en klimaatverandering; (2) ongelijkheid betreffende de gevolgen
van vervuiling en klimaatverandering; (3) ongelijkheid in termen van de (financiële) impact van het
gevoerde beleid rond duurzaamheid. Zo gaan we o.m. na welke sociale groepen de lasten dragen van
bv. milieubelastingen en wie de vruchten plukt van subsidies voor bv. hernieuwbare energie. We
denken na over mogelijke alternatieve beleidspistes om sociale ongelijkheid te verminderen.
Onderzoek geeft ook aan dat lage sociale ongelijkheid bevorderlijk is om een beleid rond
duurzaamheid mogelijk te maken in een samenleving. Dit college focust op de situatie in rijke landen,
maar natuurlijk is een globaal perspectief onontbeerlijk, wat in Les 7 aan bod komt.
Les 5 (14 maart 2022). De politieke pijler van duurzaamheid: waarom governance van duurzaamheid zo
moeilijk is (Dirk De Bièvre) (SDG’s: 13 – klimaatactie, 17 - partnerschappen)
- De omslag naar een meer duurzame samenleving is een complexe maatschappelijke uitdaging, die
niet enkel afhangt van de bereidheid van individuen om hun individueel gedrag aan te passen. Ook
structureel-institutioneel is verandering nodig om een veelheid van actoren van bedrijven,
, overheden, NGOs en individuen daartoe te brengen. Tijdens het eerste deel van de les gaan we in
op mogelijke structurele oorzaken die duurzaamheidstransitie in de weg kunnen staan, zoals
problemen van collectieve actie en het verschil tussen korte- en lange-termijn-horizonten van
verschillende actoren die willen samenwerken. Daarbij steunen we op zgn. collectieve
goederentheorie van Nobelprijswinnares politieke economie, Elinor Ostrom. Zij toonde aan dat
noch de staat noch de markt zomaar de ultieme oplossing kunnen bieden voor velerlei
samenwerkingsproblemen op het vlak van duurzaamheid, maar mogelijks wel systemen van
decentrale incentives. Tijdens het tweede deel van de les kijken we hoe deze inzichten ons inzicht
kunnen verschaffen in de problemen en kansen tot internationale samenwerking in de strijd tegen
de klimaatopwarming.
Les 6 (21 maart 2022). Technologische oplossingen en innovatie als ‘key enabler’ voor het bereiken van
de SDGs (Silvia Lenaerts) (SDG’S: 7 – betaalbare en duurzame energie, 9 – industrie, innovatie en
infrastructuur, 11 – duurzame steden en gemeenschappen, 17 – partnerschappen)
We vertrekken vanuit SDG 17: ‘partnerships for the goals’. Samenwerken in multi-, inter- en
transdisciplinaire onderzoeksprojecten is absoluut noodzakelijk om te bouwen aan een betere wereld.
De uitdagingen rond duurzaamheid hebben inherent niet enkel technologische, maar ook sociale,
economische en ecologische aspecten. Hiervoor halen we onderzoekers uit hun comfortzone en
brengen we hen samen met beleidsmakers, mensen uit het bedrijfsleden en burgers. De universiteit is
de motor van innovatie in het vinden van ‘oplossingen’ voor duurzaamheidsuitdagingen, maar we
hebben ook bedrijven nodig om deze zaken te bouwen, beleidsmakers om incentives in te bouwen en
burgers om zaken op de agenda te plaatsen en deze innovaties op te pikken. De
duurzaamheidsuitdagingen waarvoor we staan zijn ‘wicked problems’, ze zijn complex, veranderend
en tegenstrijdig en daarom is het aan ons om in interdisciplinaire teams in innovatieve projecten
samen te werken. Belangrijk hierbij is dat we waken over de maatschappelijke impact en niet enkel
economische waarde creëren, valorisatie is waardecreatie voor de maatschappij in zijn geheel.
Specifiek focussen we in deze les op SDG 7 en SDG 11. Hoe kan waterstof als duurzame energievector
bijdragen aan een verhoging van de levenskwaliteit in Antwerpen? Antwerpen met haar bruisende
stad, haar haven, haar chemische sector en haar sterke creativiteit.
Les 7 (28 maart 2022). Milieu, ongelijkheid en ontwikkeling: De implicaties van een “groene economie”
op Noord-Zuid verhoudingen (Gert Van Hecken) (SDG’S: 1 – geen armoede, 10 – ongelijkheid
verminderen, 13 – klimaatactie, en 17 – partnerschappen)
In deze les gaan we in op het idee van een “groene economie”, een globaal beleidsconcept dat milieu-
en ontwikkelingsdoelstellingen probeert te verzoenen via een zogenaamde win-win aanpak. We
bespreken de basisprincipes, -mechanismen en -toepassingen (onder andere via de analyse van
globale koolstofmarkten en andere betalingsmechanismen voor ecosysteemdiensten) en
, bediscussiëren enkele van de mogelijke contradicties die deze aanpak met zich meebrengt. We gaan
hierbij vooral in op de ethische en (on)rechtvaardigheidsimplicaties vanuit een globaal Noord-Zuid
perspectief.
Les 8 (25 april 2022). De lokale dimensie van duurzaamheid: hoe ruimtelijk beleid kan bijdragen aan
het verduurzamen van onze steden (Tom Coppens) (SDG: 11 – duurzame steden en gemeenschappen,
en alle andere)
De ruimtelijke ordening in Vlaanderen ligt aan de basis van vele problematieken op het vlak van
duurzaamheid. Vanuit een ecologische invalshoek is er steeds meer wetenschappelijk bewijs dat een
sterk verspreide bebouwing zeer nefaste milieueffecten heeft. Het Vlaamse beleid wenst daarom een
einde te maken aan de ongebreidelde ruimte-inname en kondigde een heuse betonstop aan. Vanuit
een economische hoek is dat zeker niet evident. Onze hele economische ontwikkeling en
maatschappelijke organisatie is net gericht op bijkomend ruimtegebruik. Vanuit sociaal oogpunt is de
betonstop eveneens bijzonder complex, omdat dit een impact heeft op de regionale ongelijkheid. Tot
slot is er ook een zeer complexe institutionele problematiek verbonden met de betonstop. Moeten we
de ruimtelijke ordening top-down vanuit de Vlaamse overheid organiseren, of laten we dit beter over
aan de gemeenten? In deze les bekijken we het duurzaamheidsvraagstuk van de ruimtelijke planning
in Vlaanderen vanuit de verschillende invalshoeken en zoeken we naar mogelijke oplossingen en
uitwegen uit de impasse.
Les 9 (2 mei 2022). Duurzaam ontwerpen, gekoppeld aan consumentengedrag (Karine Van Doorsselaer)
(SDG’s: 12 – verantwoorde consumptie en productie; en raakvlakken met 3 – goede gezondheid en
welzijn, 8 – waardig werk en economische groei, 9 – industrie, innovatie en infrastructuur,13 -
klimaatactie, 15 – leven op het land)
Het huidig economische model waarbij grondstoffen onttrokken worden aan de aarde, verwerkt
worden tot producten en deze na gebruik te verbranden of te storten is niet langer houdbaar in een
wereld waarbij de wereldbevolking exponentieel toeneemt, gekoppeld aan de buitensporige
massaconsumptie. De principes van de circulaire economie zijn de leidraad om het anders en veel
duurzamer aan te pakken. Inzicht wordt gegeven in wat de circulaire economie inhoudt. De sleutelrol
van de ontwerper komt daarin ruim aan bod. Deze kennis maakt het mogelijk om ons allen als
bewuste en kritische consument, deze producten en diensten die thuis horen in de circulaire
economie te kiezen én na gebruik de producten op de correcte manier in de kringloop te houden. Alle
stakeholders in onze maatschappij hebben een verantwoordelijkheid in het welslagen van de circulaire
economie. Als consument kunnen wij de markt sturen door onze vraag naar duurzame en
klimaatverantwoorde producten.