Didactische vorming
Didactische werkvormen
Inleiding
Wat is een didactische werkvorm?
→ het complex van handelingen en activiteiten van zowel leraar als leerlingen
tijdens het onderwijsleerproces, gericht op het bereiken van leerdoelen.
Wat is de rol/functie van didactische werkvormen?
→ Een werkvorm is geen doel op zich maar een middel om een doel te
bereiken!
Nood aan activerende werkvormen:
→ Activerende werkvormen zijn werkvormen die leerlingen uitdagen tot actie
(actief bezig zijn), kritisch denken en reflectie.
→ Leidt tot:
- hogere betrokkenheid
- competentievergroting: kennisverwerving, vaardigheden en attitudes.
- voorkomen en aanpakken van ordeproblemen
- voorkomen en verminderen van individuele gedrags- en leerproblemen
- een betere en positievere dynamiek in de groep
- een positievere klassfeer (voorwaarde voor een goed leerklimaat)
Aanbiedende werkvormen of instructievormen
1. Doceren
Eenrichtingsverkeer: leerkracht → leerling
→ Duidelijke, gestructureerde en uitdagende INSTRUCTIE
- hoe meer tijd je investeert in goede instructie, hoe groter de kans
dat er geleerd wordt
- (beperkt) tweerichtingsverkeer
o kinderen worden ook aangezet tot (inter)actie:
door vragen te stellen of door in dialoog te gaan
!! zorg voor heldere communicatie
!! bied structuur
!! bied uitdaging en houd tempo
,2. Uitleggen
Aansluiten op het aanwezige denkniveau van de leerlingen.
Soms nodig om opnieuw op lager denkniveau iets uit te leggen.
- Woordverklaring: woordenboek, synoniem, tegengestelde,
omschrijving, afbeelding, handeling voordoen, uit context afleiden,
etymologisch analyseren, voorbeelden geven
- Abstracte leerinhoud: aanschouwelijk maken, concretiseren naar
eigen leefwereld
- Totaal nieuw onderwerp: voldoende ruime context, gekende
begrippen als vertrekpunt, betrek leerlingen bij uitleg, stel vragen
om verder te geraken
- Moeite om structuur te zien in leerinhoud: in tekst overbodige
details schrappen, inhoud opsplitsen in deelgebieden, hoofdlijnen op
bord, hoofdstructuur reeds op werkblad weergeven
3. Vertellen
Een authentieke situatie de klas binnenbrengen.
Verhalen kunnen interesse wekken, kinderen gevoelig maken voor een
thema/onderwerp, de betrokkenheid vergroten, taal verruimen, zorgen
voor sfeer.
4. Instructie (in enge zin)
= kinderen aanwijzingen geven over wat of hoe iets moet gedaan
worden
Aandachtspunten:
- Zorg dat je de aandacht van je leerlingen hebt
- Zo kort en duidelijk mogelijk (eventueel stappen visualiseren)
- Geef de werktijd aan
- Zorg voor volledige instructie (bereid voor!)
- Voorzie gelegenheid tot vragen stellen
- Controleer of de instructie goed begrepen wordt
5. Demonstreren
= de leerkracht toont (voordoen van) ‘op voorbeeldige wijze’ een proef,
een turnoefening, een lied, het maken van een oefening, …
Leerlingen observeren ‘actief’.
, Gespreksvormen
1. Onderwijsleergesprek
= vraagvorm waarin de leraar de leerlingen stapsgewijs tot kennis en
inzicht brengt aan de hand van gestructureerde vragen
- tweerichtingsverkeer
- niet alleen kennisvragen, maar ook denkvragen
Aandachtspunten:
- Bereid het grondig voor (zorg voor voldoende denkactiviteit!): zorg
voor een stapsgewijze opbouw van in je vragen
- Correcte vraagstelling
- Vertrek vanuit een motivatiemoment, gebruik eventueel
materialen als houvast
- Vertrek vanuit de voorkennis van leerlingen
- Betrek alle leerlingen
- Antwoorden dienen tactvol opgevangen te worden
- Leid als leraar het leren niet te sterk. Laat voldoende ruimte voor
de inbreng van de leerlingen
- Geef visuele houvast. Noteer begrippen, relaties op het bord.
2. Klasgesprek
= gesprek tussen leerlingen waarbij leerlingen standpunten, meningen,
ervaringen uitwisselen. De leerkracht begeleidt, modereert het gesprek.
- KRINGGESPREK:
= klasgesprek waarbij het onderwerp dynamisch-affectief geladen
is (ervaringen, belevenissen). Eventueel werken met binnen- en
buitenkring.
- BRAINSTORM:
ideeën en reacties i.v.m. een bepaald onderwerp worden verzameld.
(Vorm nog geen oordeel – werk naar een conclusie)
Aandachtspunten:
- Gesprek tussen leerlingen (gemeenschappelijke ervaring)
- Geef iedereen de kans om deel te nemen aan het gesprek (stillere
kinderen kansen geven, vlotte praters geen kansen ontnemen,
moeilijke/gemakkelijkere vragen)
- Ga door op de antwoorden van kinderen
- Stiltes hoeven niet altijd doorbroken te worden
- Samen gespreksregels opstellen
3. Leergesprek
= evaluatiegesprek waarbij de leraar, na een taak, de leerlingen laat
ervaren hoe zij hun aanpak kunnen verbeteren = gericht op het
verbeteren van het leerproces
- Veilig, open klasklimaat: durven je oplossingswegen te expliciteren.
- Leerlingen zelf de vinger op de wonde laten leggen bij de
denkfouten die ze maakten.