ONTWIKKELEN 2
INLEIDING
baby: 0 – 18 maanden schoolgaand kind: 6 – 12 jaar
peuter: 18 maanden – 3 jaar adolescent: 12 – 18 jaar
kleuter: 3 – 6 jaar
ontwikkeling = aanwezige structuur (aangeboren), verwerven of verliezen, levenslange
verandering, geleidelijk, voortbouwend, vooruitgang
ontwikkelingsfactoren:
de natuur (nature) ontwikkeling door nature, aanleg, erfelijk
milieu (nurture) ontwikkeling door nurture, omgeving, milieu
zelfbepaling zelf richting geven en omgeving scheppen
de Gulden middenweg
stromingen in de ontwikkelingspsychologie:
psychodynamisch perspectief: behoeften en driften
behaviorisme: straffen en belonen
cognitivisme: denkstrategieën
evolutionair of ethologisch perspectief: evolutietheorie, Darwin
contextueel of ecologisch perspectief: sociale en culturele context van het kind
zone van naaste
ontwikkeling
welbevinden en betrokkenheid:
voorwaarden om te leren
observeren van welbevinden (verveling, …), betrokkenheid (inspanning, actieve
deelname, …)
in de zone van naaste ontwikkeling werken
vragen (uitdagingen) stellen die tot leren aanzetten
de weg van de minimale hulp
materiaalaanbod in de klas verrijken en gericht activiteiten plannen
(exploratieactiviteiten, werkvormen, zelfstandigheid variëren, …)
1
,DE ONGEBOREN BABY, DE GEBOORTE EN DE PASGEBORENE
1) conceptie (bevruchte eicel/zygote)
2) germinale fase (3 – 4 weken):
zygote + placenta
3) embryonale fase (5 – 10 weken):
groei organen en lichaamsdelen
4) foetale fase (11 – 40 weken)
zwangerschap met hindernissen:
miskraam (spontane abortus):
o vroege miskraam = voor de 16de week
o late miskraam = tussen de 16de en de 24ste week
buitenbaarmoederlijke zwangerschap
genetische risico’s:
o chromosomale afwijking
o Trisomie 21 (syndroom van Down: 3 x chromosoom 21)
o prenatale diagnostiek: kan tijdens zwangerschap misvormingen, genetische
aandoeningen of chromosoomafwijkingen worden onderkend
schadelijke omgevingsfactoren
bevalling:
thuis/ziekenhuis, keizersnede, (geen) verdoving
prematuur = <38 weken matuur = 38-42 weken postmatuur = >42 weken
hechting door verzorging:
voeding (borstvoeding of flessen)
slaap (onregelmatig, 2u – 10 u)
lichamelijk contact
babyreflexen bij de pasgeborene:
2
,DE BABY
MOTORISCHE ONTWIKKELING
reflexen:
1) bestendige reflexen: permanente reflexen
bv. hoesten, braken, slikken, etc.
2) archaïsche reflexen
primitieve reflexen: rond 6 maanden
bv. grijpreflex, zuigreflex, mororeflex, babyskyreflex, etc.
posturale reflexen: rond 6 maanden en blijven
bv. hoofdrechtigingsreflex, evenwicht, lopen, gaan, staan, praten, etc.
stadia motorische ontwikkeling:
kijkstadium 0-3 maanden
grijpstadium 3-6 maanden
zitstadium 6-9 maanden
kruipstadium 9-12 maanden
loopstadium 12-15 maanden
spontane bewegingen reflexen gecoördineerde bewegingen
motorische ontwikkeling volgens Gessel:
1. kop voet (evenwicht)
2. binnen buiten (fijne motoriek)
3. enkelvoudig samengesteld
4. totaal lokaal
PERCEPTUELE ONTWIKKELING
oriënterende en defensieve respons:
oriënterende respons: baby richt zich naar de bron van stimulatie
defensieve respons: baby trekt zich terug van de stimulatiebron
novelty preference: prikkels die net even anders zijn dan datgene wat de baby
kent, zijn het meest stimuleren
gewenning/habituatie: prikkel is niet meer ‘nieuw’, baby reageert niet meer op
prikkel die wordt waargenomen
herkenning: na lang afwezigheid aandacht, maar minder intens
3
, SEKSUELE ONTWIKKELING
stadia in de psychoseksuele ontwikkelingstheorie van Freud:
gemiddelde centraal
stadia/fasen kenmerken van Freuds stadia
leeftijd lichaamsdeel
interesse in orale bevrediging door zuigen,
baby (0-18 m) oraal mond
eten, bewegen van de lippen, bijten
bevrediging door uitwerpselen op te houden
peuter en zich te ontlasten; wennen aan de
anaal anus
(18-30/36 m) controlemechanismen van de maatschappij
m.b.t. de zindelijkheidstraining
interesse in de genitaliën, weten om te gaan
kleuter met het oedipus- of elektracomplex, wat
fallisch geslachtsdelen
(3-5/6 jaar) leidt tot identificatie met de ouder van
dezelfde sekse
schoolkind
latentie verstand seksualiteit grotendeels op achtergrond
(6-12 jaar)
adolescent opnieuw ontluiken van seksuele interesses
genitaal geslachtscontact
(12-18/25 jaar) en aangaan van volwassen seksuele relaties
SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING
gehechtheidstheorie volgens Bowlby:
moeder als uitvalsbasis
mama 😊
veilige hechting kind onrustig bij vreemden, niet huilen
vreemde ☹
moeder en kind in harmonie
afstand van moeder in vreemde situatie
vermijdende mama ☹ emotioneel contact uit de weg
gehechtheid vreemde 😊 moeder: ongevoelig voor uitdrukkingen kind
weren lichamelijke aanhankelijkheid af
ambivalent gedrag: aanhalerig en onhandelbaar
afwerende mama 😐 moeder weg = paniek
gehechtheid vreemde ☹ moeder terug = ontroostbaar
moeder niet consistent
gedesoriënteerde door stressvolle situatie in de war
☹?
gehechtheid loopt ongelukkig weg van ouders
levenslange invloed!
4