Een samenvatting van alle verplichte literatuur passend bij het blok ouder & kind van de BMH op de HU. De samenvatting is wat uitgebreider dan gemiddeld, waardoor alle belangrijke informatie niet alleen is benoemd, maar ook uitgelegd. In de samenvatting zijn ook de bijbehorende figuren, afbeeldinge...
Inhoud
HC1: AFP geslachtsorganen ..................................................................................................................... 3
Anatomie & fysiologie: H19-19.5 Voortplantingsstelsel (blz. 768-795) .............................................. 3
Pathologie: H11 (selectie) Aandoeningen voortplantingsstelsel (blz. 220-233) ............................... 11
LB SEHV: H12.7.1-12.7.4 Nieren, urinewegen en geslachtsorganen man ........................................ 11
LB SEHV: H13 (selectie) Obstetrische gynaecologische problemen .................................................. 11
HC2: Fysiologie/pathologie zwangerschap + LO + AN ........................................................................... 13
Anatomie & fysiologie: H20.1-20.5 Ontwikkeling en erfelijkheid (blz. 810-826) .............................. 13
Pathologie: H11.3.9 Zwangerschaps-complicaties (blz. 227-229)..................................................... 17
Fysische diagnostiek: H12.1-12.5 Onderzoek van de zwangere (blz. 321-332) ................................ 19
Verpleegkundige V dl.1: H4 Uitgangswaarden + antepartum (blz. 152-154) ................................... 19
LB SEHV: H13.5-13.6 + 13.8 Obstetrische/gynaecologische problemen (blz. 290-296) ................... 21
HC3: FP bevalling en kraamtijd.............................................................................................................. 23
Anatomie & fysiologie: H20.6 Fasen van de baring (blz. 827-829) ................................................... 23
LB SEH: H13.3-13.4 + 13.7 Obstetrische/gynaecologische problemen (blz. 290-296) ...................... 24
Fysische diagnostiek: H12.6 Onderzoek van de kraamvrouw (blz. 333-335) .................................... 25
Verpleegkundige V dl.1: H4 Observaties bevalling/postpartum (blz. 154-158) ................................ 26
Praktische verloskunde: H11-11.1.4 Pathologie in kraamperiode (blz. 317-323)............................. 26
LB ambulanceVPK: H14.2 Richtlijn zwangere/barende ..................................................................... 28
College aantekeningen ...................................................................................................................... 28
WC3: De zieke zwangere en kraamvrouw ............................................................................................. 29
College aantekeningen ...................................................................................................................... 29
HC4: De neonaat.................................................................................................................................... 30
Fysische diagnostiek: H13.1 Algemene beoordeling en APGAR (blz. 341 + 342) .............................. 30
Verpleegkundige V dl.1: H4 LO APGAR score (blz. 164) .................................................................... 30
Kindergeneeskunde: Verschillende hoofdstukken ............................................................................ 30
Verloskunde & gynaecologie: H4 De (zieke) pasgeborene (blz. 294-298 + 305-314) ....................... 31
Pathologie: H6.6 Hartaandoeningen bij kinderen (blz. 104-107)...................................................... 34
APLS: H5.9 Benadering kind met hartfalen (blz. 93-95) .................................................................... 36
APLS: H6.10 Ductusafhankelijke hartafwijking (blz. 110-112) .......................................................... 36
College aantekeningen ...................................................................................................................... 37
VTM1 + 2 + 3: PS + SS zwangere en kraamvrouw ................................................................................. 38
Obstetrie en gynaecologie: H22 Pathologie kraamperiode .............................................................. 39
PHLTS: H13 Trauma obstetrische patiënt (blz. 361-364) .................................................................. 40
HC6: Psychosociale ontwikkeling .......................................................................................................... 40
1
, Ontwikkeling van het kind + college aantekeningen......................................................................... 40
HC5: AF van het gezonde kind ............................................................................................................... 43
APLS: H1 Inleiding (blz. 25-33) + aantekeningen ............................................................................... 43
Kindergeneeskunde: H5 Normale groei en ontwikkeling (blz. 77-78 + 80-81) + aantekeningen...... 47
HC7: Triage & behandeling ernstig gewonde kind ................................................................................ 48
LB SEHV: H1.7 Onderzoek bij kinderen (blz. 20-23) .......................................................................... 48
APLS: H2 + H4 + H12 + H13 + H14 + H15 ........................................................................................... 49
HC8: Acute respiratoire problemen bij kinderen .................................................................................. 57
APLS: H5 Acute benauwdheid (niet 5.9) + Appendix E.1-E.3 ............................................................ 57
LB SEHV: 2.3 Bronchitis ..................................................................................................................... 57
WC2: Acute circulatoire problemen bij kinderen .................................................................................. 62
APLS: H6 Shock + H7 Ritmestoornissen + Appendix B (tot 8.3.1) ..................................................... 62
VTC1: Benadering van een kind............................................................................................................. 65
HC10: Genetica en genetische afwijkingen ........................................................................................... 66
Anatomie & fysiologie: H20.8 Genen en chromosomen (blz. 832-839) + college ............................ 66
Pathologie: H5 Erfelijkheid en ziekte (blz. 70-78) ............................................................................. 66
HC9: Kinderziekten met en zonder vlekjes............................................................................................ 71
APLS: H8.6 Meningitis/encefalitis + H9.5 Convulsies ........................................................................ 71
LB anamnese: H11.10.8 Epilepsie...................................................................................................... 72
Pathologie: H3 Infectieziekten (blz. 35-50) ....................................................................................... 72
FK: Antimicrobiële middelen ............................................................................................................. 77
Zelfstudie + VTC2: Kindermishandeling ................................................................................................. 78
PHLTS: H14 Mishandelde en verwaarloosde kinderen ..................................................................... 78
APLS: Appendix C (blz. 357-369)........................................................................................................ 78
LB SEHV: 1.7.2 Kindermishandeling + SPUTOVAMO formulier ......................................................... 78
WC1: Kind zijn binnen NLse wetgeving ................................................................................................. 79
Gezondheidsrecht: H4.7 + H7 + H8 (niet: 8.9) + H11.7 ..................................................................... 79
WC4: Farmacotherapie bij kinderen ..................................................................................................... 82
College aantekeningen + kindergeneeskunde H31 + FK + APLS + VV dl1 + NVK richtlijn ................. 82
VTM4: BLS bij kinderen en luchtwegmanagement ............................................................................... 87
APLS: H18 BLS + H19 luchtwegmanagement + H20-20.4 Praktische vaardigheden ......................... 87
2
,HC1: AFP geslachtsorganen
Anatomie & fysiologie: H19-19.5 Voortplantingsstelsel (blz. 768-795)
Gameten = voortplantingscellen (man: spermatozoën, vrouw: oöcyten)
Gonaden = geslachtsklieren
DE MAN
De testes
Dit zijn de primaire geslachtsorganen, die hangen in het scrotum. Het scrotum bestaat uit 2 holten,
met ieder een testis (= testikel). Het sereuze membraan in het scrotum verminderd de wrijving
tussen scrotum en testis. Het scrotum bevat een laag glad spierweefsel (tunica dartos), wat het
rimpelige oppervlak geeft. Ook bevat het skeletspierweefsel (m. cremaster) die de testes dichter naar
het lichaam kan toe bewegen. Spermacellen ontwikkelen zich bij 1,1 graden kouder dan elders in het
lichaam.
De testis is verpakt in dicht, vezelig kapsel (tunica albuginea), vanuit waar
collagene vezels de testis in lopen. Deze septa verdelen de testis in circa 250
lobjes. Er tussen liggen circa 800 testiskanaaltjes, van allemaal 80 cm lang.
Wanneer spermacellen zijn gevormd in de testiskanaaltjes, gaan ze via de
rete testis en ductus efferentes naar de epididymis (bijbal).
Tussen de testiskanaaltjes liggen interstitiële cellen, die androgenen
vormen. Binnen de testiskanaaltjes zijn er grote steuncellen
(Sertolicellen) die de ontwikkelende spermacellen voeden. Daaromheen
bevinden zich cellen die bij de spermatogenese zijn betrokken.
Cryptorchisme
Wanneer de indaling van beide testes bij de geboorte niet is voltooid. Komt voor bij 3% van de
jongetjes en 30% bij te vroeg geboren jongetjes. Meestal volgt dit later, anders wordt het chirurgisch
gecorrigeerd want buiten het scrotum worden er geen spermacellen gemaakt.
Spermatogenese (9 weken)
1. Mitose: mitotische delingen van spermatogonia (stamcellen). De dochtercellen worden naar de
holte van het testiskanaaltje geduwd, waar ze zich tot spermatocyten differentiëren.
2. Meiose: speciale vorm van celdeling waarbij gameten worden gevormd met slechts de helft van
de chromosomen. Hierbij worden spermatiden gevormd (onrijp).
3. Spermiogenese: de spermatiden ontwikkelen zich tot fysiek rijpe spematozoën, die de vloeistof
in de testiskanaaltjes binnengaan.
3
, Mitose is een deel wat bij somatische celdelingen hoort (niet bij de
voortplanting). De twee dochtercellen die ontstaan, hebben 23 paar
chromosomen en worden daardoor diploïd genoemd. Meiose verloopt in
twee fasen, waarbij vier gemeten worden gevormd. Zij hebben 23
afzonderlijke chromosomen en worden daardoor haploïd genoemd.
Gegeven: elk chromosoom bestaat uit 2 zusterchromatiden. Eentje van de
moeder, eentje van de vader.
In meiose I gebeurt synapsis: er wordt een volledig nieuwe set van 23 paar
chromosomen gevormd. Daardoor bevat een cel in meiose I tijdelijk 2x
zoveel DNA (tertrade). Tijdens dit proces, kan tussen de duo’s
zusterchromatiden DNA worden uitgewisseld (crossing-over). Hieruit
worden 2 secundaire spermatocyten gevormd, met beide een complete
set DNA. In meiose II worden daaruit de haploïde cellen gevormd.
Verschil mitose en meiose I: bij mitose krijgt elke dochtercel één kopie van
elk chromosoom (1 pa, 1 ma). Bij meiose krijgt elke dochtercel beide
kopieën van één chromosoom, dus óf van de vader óf van de moeder.
De fysiekrijpe spermacel die in de testis wordt
gevormd, is nog niet in staat een eicel te bevruchten. Andere organen zorgen
voor functionele rijping, voeding, opslag en transport.
Bouw spermacel
Het acrosoom bevat enzymen die noodzakelijk zijn voor de bevruchting. De
mitochondriale spiraal levert de energie voor de beweging van de staart. De
staart is de enige zweephaar in het menselijk lichaam, die
kurkentrekkerachtige bewegingen maakt. De cel bevat geen
glycogeenreserves, dus moet alleen uit de omringende vloeistof opnemen.
Epididymis
Spermacellen uit de testes worden via vloeistofstromingen (door cilia) naar de ductuli efferentes van
de epididymis gebracht. Functies (o.a.):
▪ Aanpassen van de samenstelling van de vloeistof van de testiskanaaltjes
▪ Recyclingcentrum voor beschadigde spermacellen, opgenomen door omringende cellen.
▪ Opslagplaats voor rijpende spermacellen. Ze doen er 2 weken over om door het kanaal te
reizen tot aan de zaadleider, waarin ze rijpen.
Als de spermacellen de epididymis verlaten, zijn ze nog steeds onbeweeglijk. Ze moeten capacitatie
ondergaan, wat plaats vindt nadat ze zijn gemengd met klierproducten van de zaadblaasjes en zijn
blootgesteld aan de omstandigheden binnen de vrouwelijke voorplantingsorganen. De epididymis
geeft een stof af dat voortijdige capacitatie tegengaat.
Zaadleider
De ductus deferens is 40-45 cm lang en stijgt op binnen de zaadstreng. De plaats waar de zaadstreng
door de buikwand loopt, is het lieskanaal. Stuwing van de vloeistof is door peristaltische contracties.
Gedurende enkele maanden kunnen spermacellen in de zaadleiders opgeslagen blijven.
De ductus deferens voegt zich samen met de afvoerbuis van de glandula seminalis, waarna het de
ductus ejaculatorius heet (2 cm lang). Die loopt door de wand van de prostaatklier heen en komt uit
op de urethra (18-20 cm lang).
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Niendepien. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.