PM 1.2 samenvatting
OPVOEDKUNDE:
Kern van opvoeden:
De veelvuldige interacties tussen een kind en een opvoeder
die interacties duiden op een soort omgang met specifieke kenmerken:
Er moet sprake zijn van een tussenmenselijk verschijnsel
Er moet invloed uitgeoefend worden
Die invloed moet uitgaan van de volwassenen op de kinderen.
Die omgang moet persoon bevorderend zijn en doel -en toekomstgericht zijn.
Opvoeder:
Iedereen die gedurende lange tijd met het kind samenleeft en zich verantwoordelijk weet voor het kind.
(grootouders, onthaalmoeders, jeugdleiders, …)
Opvoedeling:
Het kind dat opgevoed wordt noemen we de opvoedeling.
Opvoeden is een circulair proces:
Bij opvoeden kind en opvoeder voortdurend in verbinding met elkaar.
Beide partijen bepalen het verloop ervan. Het gedrag van het kind en de aanpak van de opvoeder
beïnvloeden elkaar wederzijds.
Opvoedingsmodel van Hellinckx:
1e focus: kind
2e focus: opvoeder
3e focus: samenleven tussen kind en opvoeder
Het kind en zijn pedagogische vraag
, Erfelijke factoren
spelen een rol bij ontstaan van o.a. intelligentie, gevoel van welzijn, autisme, dyslexie, …
Niet erfelijke, pre-, peri-, en postnatale invloeden
laag geboortegewicht, moeilijke bevalling, …
Pre- en postnatale infecties van het centrale zenuwstelsel, hebben invloed op ontwikkeling en gedrag van
kind
dit komt door temperamentverschillen
Besluit: elk kind is uniek nood aan affectie, structuur en autonomie (pedagogische vraag)
Langeveld noemt de mens een animal educandum
mensen worden niet geboren, ze worden gemaakt.
De opvoeder en zijn pedagogisch aanbod
Opvoeders hebben ook hun eigen aard. Het pedagogisch aanbod wordt bepaald door factoren:
Persoonlijkheid
een drukke opvoeder gaat anders om met kinderen dan een rustige opvoeder
Opvoedingsgeschiedenis
opvoeders blijven hun eigen opvoeding meedragen. Sommigen repliceren eigen opvoeding, anderen
zetten zich af tegen eigen opvoeding
Pedagogisch besef
hoe opvoeders betekenis geven aan het gedrag van het kind en hoe ze handelen
Partnerrelatie
wanneer ouders elkaar begrijpen en ondersteunen, werkt dit door in aanpak van kinderen
Sociale context
o SES factoren (sociale klasse)
o Familiale omgeving, buurt en vriendenkring
o Institutionele omgeving (huisarts, kerk, school, …)
Elke opvoeder heeft een fundamentele uitdaging:
Steunen: elk kind heeft recht op steun in de vorm van tijd, liefde, aandacht en betrokkenheid
Sturen: goede opvoeding biedt structuur en houvast in de vorm van regels en grenzen
Stimuleren: goede opvoeding biedt kinderen ruimte om te ontwikkelen met hun capaciteiten,
uitdagingen aangaan en moeilijkheden overwinnen
Samenleven tussen kind en opvoeder:
, Verschillende domeinen
Verzorging
belangrijk vanaf geboorte tot kind zelfstandig gaat leven (hygiëne, kleding, eten, …)
Leren/werken
leren = leren eten, leren autorijden, school
werken = huishoudelijke taken, speelgoed, gras
Spel en ontspanning
alle gezinsactiviteiten binnen ontspanningssfeer
Sociale omgang – spreken
communiceren in de auto, tijdens boodschappen, …
Er zijn 2 situaties van samenleving tussen kind en opvoeder:
Pedagogisch klimaat, situatiehantering
Pedagogisch klimaat
de sfeer waarin het gebeuren zich afspeelt. Als ze elkaar graag zien wordt de sfeer warmer (relatie)
Situatiehantering
vragen, eisen, roepen, smeken, slaan
Alle elementen zijn samengebracht in het opvoedingsmodel van prof. Hellinckx