ECONOMIE 1: MICRO-ECONOMIE
INLEIDING
1. Wat is economie?
3 pijlers definitie economie:
gaat over activiteiten van mensen
om behoeften te bevredigen
met schaarse middelen (= zeldzaam én nuttig)
‘economie’ komt van Griekse ‘oikonomia’ = huishoudkunde (of ‘staatshuishoudkunde’)
‘oikos’ = huis (volk of staat), ‘nomos’ = wet of bestuur
2. Wat is algemene economie?
algemene economie: tak van de economische wetenschap en bestudeert de sociaal-
economische omgeving, waarbinnen gezinnen, bedrijven en overheden handelen
1) macro-economie (groot): de economie op grote schaal (bv. huishouding van een land)
werkloosheid, economische groei en de inflatie
2) meso-economie (midden)
bedrijfstakken, de haven, een regio, een samenwerkingsvorm, …
3) micro-economie (klein): het gedrag van individuen (bv. één consument of producent)
wet van vraag en aanbod
(bedrijfseconomie: gaat men uit van concrete en specifieke bedrijfssituaties)
,H1 CONSUMPTIE
1. Het consumentenmodel
1.1. Keuzeprobleem
levensnoodzakelijke
basisbehoeften 1) primaire of bestaansbehoeften
behoeften
2) secundaire/culturele/sociale behoeften die voortvloeien
behoeften van behoeften uit onze manier van leven
hogere orde
3) tertiair of luxebehoeften andere behoeften
schaarsteprobleem: de behoeften zijn groter dan de middelen hiervoor
waardeparadox (Adam Smith): goederen met de hoogste prijs hebben niet noodzakelijk het
grootste nut
Waarom koop je sommige goederen (en diensten niet)?
- geen nut
- te duur
- onvoldoende budget
1.2. Grensnut
grensnut of marginaal nut: bijkomend nut dat een consument ervaart door het verbruik van
telkens een eenheid meer van hetzelfde goed
wet van het dalend grensnut of de eerste wet van Gossen: naarmate de consument meer
eenheden van eenzelfde goed verbruikt, daalt het grensnut
omgekeerd: zal toenemen naarmate men over minder eenheden van eenzelfde goed beschikt
gaat echter niet altijd op! (zeldzame producten)
,1.3. Indifferentiecurven
voorkeur of preferentie nut 1 > nut 2
onverschillig of indifferent nut 1 = nut 2
invloeden die voorkeuren kunnen bepalen: reclame,
vrienden, mode, leeftijd, …
nutmaximalisatie: proberen de behoeften maximaal in te
lossen
indifferentiecurve = geen enkele combinatie voorkeur
allemaal hetzelfde nut
indifferentie
indifferentiecurve: de verzameling van de punten die goederencombinaties voorstellen die
voor de consument een gelijk nut opleveren
(Waarom bol? Als je weinig hebt van product A en je moet er nog 1 afgeven, wil je meer
van product B in de plaats. Als je weinig hebt van product B, en je moet er 1 afgeven,
wil je dan ook meer van product A in de plaats.)
preferentieschema: de verzameling van alle indifferentiecurven
hoe verder een indifferentiecurve verwijderd is van de
oorsprong, hoe groter het nut van de combinaties die zij
voorstelt
Is het volgende mogelijk?
Nee, 4W en 4C geven meer nut dan 1W en 1C. Zij kunnen dus
niet op dezelfde indifferentiecurve liggen.
Nee. (1,6), (2,4) en (5,2) liggen op dezelfde indifferentiecurve,
zij geven dus hetzelfde nut. (1,5), (2,4) en (5,3) liggen op
dezelfde indifferentiecurve, deze combinaties geven hetzelfde
nut. (2,4) ligt op zowel A als B, dus alle combinaties zouden
hetzelfde nut geven. Dat is onmogelijk.
indifferentiecurven kunnen elkaar niet snijden
, 1.4. Budgetlijn
budgetlijn: goederencombinaties die een consument kan
kopen bij volledige besteding van het budget en bij
gegeven prijzen
algemene budgetvergelijking:
p1 . q1 + p2 . q2 = B
opmerking: budgetlijnen met
dezelfde prijsverhouding (p1 : p2)
lopen evenwijdig
nominaal budget = aantal euro reële budget = nominaal inkomen : prijsindex
de ligging van de budgetlijn t.o.v. de oorsprong wordt bepaald door het reële budget
hoe groter het reële budget, hoe verder de budgetlijn van de oorsprong ligt
de helling van de budgetlijn wordt bepaald door de verhouding van de prijzen
1.5. Optimale goederencombinatie
1) Bepaling optimale goederencombinatie
consumentenmodel: de grafische voorstelling van het preferentieschema en de budgetlijn
optimale goederencombinatie: de combinatie die
het hoogste nut geeft met het gegeven budget en
prijzen
= waar de budgetlijn en de (verste van de
oorsprong) indifferentiecurve elkaar snijden