OWMC: DE LAT HOOG VOOR IEDEREEN
DE LERAAR DOET ERTOE
Effectieve leerkrachten zijn:
Leerkrachten die de verschillen van lln respecteren en ernaar handelen.
Leerkrachten die hun pedagogische en didactische vaardigheden op een efficiënte manier kunnen
inzetten.
Leerkrachten die hun doelen nastreven.
Wanneer je als kind een goede band hebt met je leerkracht, ben je meer geneigd je best te doen.
DE ONDERWIJSBEHOEFTEN VAN DE LEERLING STAAN CENTRAAL
1. PEDAGOGISCH EN DIDACTISCH HANDELEN
Doelgericht handelen & differentiëren combinatie van het didactische en het pedagogische model:
PM: uitdagen en ondersteunen + DM: de componenten: doelstellingen, beginsituatie, didactische
werkvormen en leermiddelen & de relatie tussen deze componenten.
1) Doelgericht handelen:
Doelen staan centraal om richting te geven aan onze beslissingen bij het voorbereiden van een les.
2) Differentiëren:
Rekening houden met de lln zelf (basisbehoeften + beginsituatie = basis krachtige leeromgeving)
Tijdens het handelen staat het perspectief van de lln centraal
Basisbehoeften worden verder versterkt door te differentiëren:
- Verbondenheid: gepaste didactische ondersteuning verbonden gevoel tussen jezelf en de lln.
- Competentie: stimuleren van hun eigen kunnen + uitdagen.
- Autonomie: lln mogen eigen keuzes maken.
Je speelt in op de individuele verschillen tussen lln.
1
,2. DOELGERICHT WERKEN EN DIFFERENTIATIE
2.1 DOELGERICHT WERKEN
Eigen didactisch handelen + activiteiten zijn gericht op het behalen van de vooropgestelde doelstellingen.
Leeractiviteiten systematisch en intentioneel.
Hoe kunnen we de doelen op een efficiënte en effectieve manier bereiken bij alle leerlingen?
- Efficiënt: zonder tijdverlies, recht op het doel af.
- Effectief: daadwerkelijk, doeltreffend.
- Alle lln: afstemmen op de beginsituatie + de verschillen tussen lln.
Alle componenten van het didactisch model of van de lesvoorbereiding staan in het teken van de te bereiken
doelstellingen.
2.2 DIFFERENTIATIE
Kwalitatief onderwijs = benut de diversiteit van de samenleving om gelijke onderwijskansen te creëren.
Doel leerkracht alle lln zo ver mogelijk brengen in hun leerproces:
- Doelgericht werken (efficiënt én effectief werken)
- Rekening houden met de beginsituatie van alle lln (differentiëren)
Interindividuele verschillen = verschillen tussen verschillende lln. Bv: X is goed in spelling en Y niet. Intra-
individuele verschillen = verschillen binnenin 1 persoon. Bv: X is goed in spelling maar niet in sport.
Definitie:
Differentiatie = het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen waarbij deze
verschillen kunnen verkleinen, gelijk blijven of vergroten om zo tegemoet te komen aan de psychologische
basisbehoeften van elke leerling, met name: autonomie, competentie en verbondenheid.
2
,DEEL 1: DOELGERICHT WERKEN
HET DIDACTISCH MODEL
Leerresultaten bekom je door het creëren van een bepaalde onderwijsleersituatie: je bepaalt de verschillende
elementen in relatie tot de doelstellingen en beginsituatie.
Via doelstellingen drukken we verwachte
leerresultaten uit.
De keuze van onze doelen is afhankelijk van de
beginsituatie.
De na te streven doelen vereisen een bepaalde
beginsituatie.
Je kiest de leerinhoud die je opneemt in je
doelstellingen.
Je kiest geschikte leerstof om die leerinhouden
aan te brengen.
Je kiest gepaste didactische werkvormen &
leermiddelen om de doelen op een efficiënte
manier te bereiken. Rekening houdend met de
didactische principes.
Evalueren om na te gaan of de doelstellingen
effectief bereikt zijn.
Verband lesvoorbereiding en didactisch model = realiseren van de relaties tussen de verschillende
componenten van het didactisch model.
DOELSTELLINGEN: LEREN, GEEN VRIJBLIJVENDE AANGELEGENHEID!
Je hebt cognitieve, dynamisch-affectieve en psychomotorische doelen zeggen niks over de
moeilijkheidsgraad! Gebruik maken van een taxonomie
1. BEGRIPSOMSCHRIJVING
Taxonomie taxis = ordening en nomos = wet wetmatige ordening, een structurering die gebaseerd is op
een theoretische basis.
2. TAXONOMIE VAN BLOOM: ALGEMEEN
Afhankelijk ontwikkeld voor het vak geschiedenis in 1956 snel duidelijk dat het handig is voor het bepalen
van leerniveaus binnen de cognitieve ontwikkeling in algemene zin.
Doelen verschillen van complexiteit genoeg variatie? Doelen ordenen
Een doel kan je classificeren op 2 dimensies: gedragsniveau + inhoudsniveau.
We gebruiken de taxonomie van Bloom enkel voor cognitieve doelen.
3
, 3. INHOUDSNIVEAU IN DE TAXONOMIE VAN BLOOM
Vier soorten inhoudelijke kennis:
1) Feitelijke kennis:
De basiselementen die je moet kennen om problemen op te lossen of kennis te maken met een
bepaalde ‘discipline’.
2) Conceptuele kennis:
De relaties tussen de basiselementen die de lln moet weten om zo de samenhang en verbanden te
zien binnen een grotere structuur.
3) Procedures of procedurele kennis:
Hoe je iets doet, manieren van onderzoeken en criteria voor vaardigheden, algoritmes, technieken
en methoden.
4) Metacognitieve kennis:
Kennis over kennis/leren in het algemeen, zelfkennis en zelfbewustzijn over de eigen kennis, kennis
van strategieën om met kennis aan de slag te gaan.
4. GEDRAGSNIVEAUS BINNEN DE TAXONOMIE VAN BLOOM
Zes cognitieve processen of denkniveaus – wat doet een lln met de inhoud:
1) Herinneren/kennis
2) Begrijpen ‘Lage denkvaardigheden’
3) Toepassen
4) Analyseren
5) Evalueren ‘Hoge denkvaardigheden’
6) Creëren
Ondanks de termen ‘hoog en laag’ mogen we NIET in hiërarchie denken! Je hoeft niet de verschillende
niveaus in dezelfde volgorde laten verlopen.
4.1 HERINNEREN
Herinneren = het kunnen ophalen van adequate informatie uit het lange termijn geheugen of
het kunnen herkennen van informatie.
Mogelijks waarneembaar gedrag:
Herkennen Ophalen
Aangeven, aankruisen, aanwijzen, benoemen, Beschrijven, citeren, definiëren, herhalen,
kiezen, kopiëren, labelen, markeren, matchen, memoriseren, navertellen, noemen, observeren,
onderscheiden, onderstrepen, opzoeken, ordenen, oplijsten, opschrijven, opsommen, opzeggen,
selecteren… reproduceren…
4.2 BEGRIJPEN
Begrijpen = eerder verworven kennis terug uit je langetermijngeheugen ophalen en er
betekenis aan geven. Dit cognitief proces volgt op herinneren: om de te onthouden kennis te
begrijpen, moeten we een brug slaan tussen voorkennis en nieuwe kennis.
Mogelijks waarneembaar gedrag:
Vormen van begrijpen: 7 denkvaardigheden Handelingswerkwoorden
4