(deel gegeven door Sandy DB)
In deze les gaat het voornamelijk over vocht in een woning. Hoe ontstaat het, wat zijn de oorzaken,
wat zijn de relaties tussen verschillende factoren? Ook bekijken we hoe we dit kunnen berekenen en
wat we hieraan kunnen doen om het te vermijden.
- Jaarlijks energieverbruik: (uren * dagen * vermogen)/1000 = kWh
1. Oorzaken vocht
Dampdichte folies hebben strengere voorwaarden dan waterdichte folies (omdat de molecule kleiner is van
damp en deze sneller door folie dringt). Alle dampdichte folies zijn automatisch ook waterdicht, maar niet
alle waterdichte folies zijn dampdicht. (denk maar aan een vochtige regenjas).
Vocht wordt veroorzaakt door transport van damp of water, 50% van de bouwproblemen is een
vochtprobleem:
- Opstijgend vocht of capillaire werking: vocht verplaatst van beneden naar boven bij geen of verkeerd
gebruik van een waterkeringslaag.
- Regen: opname of doorslag van hoeveelheid regen
- Externe waterdruk: tegen keldermuren bijvoorbeeld,
Het freatisch vlak is de bovenkant van de
bepalen van freatisch oppervlak is belangrijk! grondwaterspiegel. Het is de grens waaronder alle
- Het bouwproces: als de elementen zoals chape, mortel, holten en poriën van de grond gevuld zijn met
beton, niet genoeg zijn opgedroogd kan dit tijdens het water. Als we in de grond een put graven kan er na
een tijdje, bijvoorbeeld na een uur, grondwater
wonen vrijkomen en kunnen er vochtproblemen ontstaan. zichtbaar zijn. Doen we dat op meer plaatsen in de
- Hygroscopiciteit: wanneer een te hoge RV ervoor zorgt dat buurt van die eerste put dan is het freatisch vlak het
je materiaal te vochtig wordt denkbeeldige vlak dat die grondwaterspiegels
verenigt. Als het water onder dit freatisch vlak heet
- Condensatie: inwendig en oppervlakkig grondwater.
- Waterlekken: leidingen, ventilatie, verwarming, ongedichte
voegen…
2. Condensatie en dampdruk
Condensatie is een voedingsbodem voor schimmelvorming, het ontstaat door een plots te koud
temperatuurverschil of plots te hoge dampdruk. Oppervlaktecondensatie is zichtbaar en als dit veelvuldig
voorkomt kan er schimmel ontstaan. Inwendige condensatie is een lange tijd onzichtbaar, wanneer het
zichtbaar wordt is het vaak al te laat.
- Lucht = droge lucht + waterdamp
De hoeveelheid waterdamp in de lucht noemen we de aanwezige dampdruk (p)
De hoeveelheid waterdamp die de lucht maximaal kan opnemen noemen we de
verzadigingspanning of de maximale dampdruk (p’) . Deze is afhankelijk van de temperatuur!
↥ T = ↥ vochtopname
- RV = P/P’ *100 (de verhouding tussen de aanwezige dampdruk en hoeveel vocht de lucht maximaal
kan opnemen (bij een bepaalde temp))
Indien de RV boven de 100% is, dan ontstaat er condensatie
, GC
- Isobaar (constante druk)
De temperatuur is hier veranderlijk en de dampdruk is constant. Mist is bijvoorbeeld een fenomeen waarbij
lucht verzadigd wordt op een isobare manier: de vochtigheid is hetzelfde maar door een plotse daling van
de temperatuur overstijgt de RV zijn 100% → condensatie (in dit geval mist).
Het moment waar de mist ontstaat en de condensatie (RV boven 100%) is bereikt noemt men het
dauwpuntstemperatuur Td. Hier daalt de temperatuur waardoor de druk evenwijdig verschuift tot de
verzadigingscurve.
- Isotherm (constante temperatuur)
De dampdruk of vochtigheid is hier veranderlijk. Bijvoorbeeld wanneer je doucht in de badkamer, en er
enorm veel condensatie verschijnt. Of wanneer je in een kleine kamer met veel personen sport en vocht
verdampt van je lichaam. Hierdoor stijgt de relatieve vochtigheid tot op een punt waar het boven 100%
uitkomt. Eens boven de 100% ontstaat condensatie.
- Wanneer condensatie in werkelijkheid optreedt is het een gevolg van zowel een isobare als
isotherme manier. Het is een ogenblikkelijk verschijnsel, zeer lokaal en tijdelijk.
3. Oppervlaktecondensatie Toi: factoren, risico, remedies
Schimmelvorming is meestal het gevolg van lucht dat circuleert in een koud oppervlakte, waar condensatie
ontstaat. Oppervlakte condensatie Toi ontstaat wanneer bij een bepaalde dampdruk de opp. temperatuur
lager ligt dan het dauwpunt van de omgevende binnenlucht.
Oppervlakte condensatie is een gevolg van:
Woonvocht als gevolg van menselijke activiteiten
Verschil T binnen en buiten
Bouwfysische eigenschappen van de constructie-elementen van de woning (lambda en U
waarde)
Risico van opp condensatie berekenen:
1. Pi? → Pi = P’(bij temp binnen)* RVi
2. U? → U=1/R en R= Rse + d/ λ + Rsi
3. Toi? → Toi = Ti – (U/hi) * (Ti-Te) (hi gegeven)
➔ Je komt een graden uit, je kijkt welke p’ er te vinden is bij deze graden (tabel). Bij deze dampdruk van
p’ treedt er een oppervlakte condensatie op in de ruimte.
2
, GC
Hoe schimmelvorming (oppervlakte condensatie) tegengaan?
- Dampdruk binnen Pi = Pe + ( vochtproductie binnen/ hvlh ventilatie) (in Pa)
• We willen Pi zo klein mogelijk houden om schimmel te voorkomen
• Dit kan door vochtproductie binnen te verlagen
• Dit kan door ventilatie te verhogen
- Temperatuur oppervlakte condensatie Toi = Ti – (U/hi) * (Ti-Te)
• We willen Toi zo hoog (warm) mogelijk houden om schimmelvorming te verminderen.
• Dit kan door de ruimte meer te verwarmen (Ti ↥)
• Dit kan door de constructie beter te isoleren (U ↧)
4. Warmteverlies: koudebruggen, F-index en grafiek
Koudebruggen zijn plekken in een bouwconstructie waar de isolerende mantel doorbroken is, hier kan
warmteverlies optreden, en is risico op oppervlaktecondensatie hoog. We kunnen het niet voorspellen
of we dit 100% kunnen voorkomen, maar we kunnen wel het risico inschatten via simulatieprogramma’s.
➔ Het risico op koudebruggen wordt vergroot naarmate de wanden meer geïsoleerd zijn
Het extra warmteverlies (koude bruggen) wordt bepaald door een toeslag die in de berekeningen van
warmteverliezen zit. we gaan echt in dimensies rekenen:
F index
Hoe lager deze index, hoe hoger het
risico van een slechte koude brug en
schimmel. Waarde van 0 -1
We moeten ervoor zorgen dat deze
index zo hoog mogelijk is!
Bijvoorbeeld we stellen een eis: F20°C > 0.9 → Toi < 0.9*(Ti-Te) → Toi < 0.9* (20-0) = 18°C
➔ Dus: indien de T van binnenoppervlakten lager dan 18°C zou zijn, is er een kans op
oppervlaktecondensatie op die plaatsen. Er is geen norm van de waarde van deze factor, maar je
blijft verantwoordelijk en aansprakelijk voor je keuze hierbij.
Isothermlijntekenigen Fluxlijntekeningen
Alle punten met een gelijke temperatuur worden Zones die aangeven hoeveel warmte er doorheen
verbonden met één lijn, er zijn temperatuurzones. stroomt. Smalle zones: sterk geconcentreerd
Vaak met kleurcodes per warmte verlies. Richting van lijnen tonen ook de
zone. richting van het verlies aan.
➔ Deze lijnen staan altijd loodrecht op elkaar binnen hetzelfde detail.
3
, GC
Dit deel gaat dieper in op koude bruggen: hoe zie je verschillen tussen koude bruggen en een
bouwknoop? We ontdekken de basisregels voor het ontwerpen van een koudebrug (hoe zo
minmogelijk risicovol maken). Daarnaast bekijken we wat GEEN bouwknopen zijn, maar gewoon
constructie onderdelen. We maken kennis met de term ‘equivalente U-waarde’. En we bekijken
wanneer je isolatielagen mag samennemen en welke voorwaardes eraan zijn verbonden.
1. Koude bruggen
Een koudebrug is eigenlijk een slecht uitgevoerde bouwknoop (het heeft een negatieve connotatie en
verwijst naar problemen). Wanneer een koudebrug goed ontworpen en uitgevoerd is spreken we over een
bouwknoop. Vanaf 2000 is er pas kennis over koudebruggen omdat er verbetering nodig was. In het heden
is 6 à 7% van het totale warmte verlies in gebouwen nog steeds te wijten aan koudebruggen.
Formule totale warmteverlies: A * U * (Ti-Te)
➔ Vaak rekenen we 1dimensionaal (2D) onze U-waarden uit. Dit leidt natuurlijk tot een onvolledige
uitkomst, dit benadert de werkelijkheid niet eens. We zouden meerdimensionaal moeten rekenen,
hierbij ontstaat er dan een ‘equivalente U-waarde’ waar wel alle details en richtingen worden
meegerekend.
Principe:
➔ Door het WV te berekenen van koudebruggen werken we met de buitenafmetingen (niet perse de
langste) van de bouwknoop.
o Psi = (WV2dim. -WV1dim.)/Ti-Te (W/mK) en WV = A * U * (Ti-Te)
o Doordat er buitenafmetingen worden genomen, kan Psi een vertekend beeld geven of het
slecht of goed is, je kan de cijfers niet vergelijken met elkaar door te oordelen of ze negatief
of positief zijn. OPM: het is niet omdat je Psi waarde negatief is, dat je bouwknoop geen
warmteverlies tegengaat.
4