Week 1
- Einde 19e eeuw, burgerij ( de middenklasse, inwoners van de stad) komt op. ( het is het
einde van het Ancien Regime, waarin de standenmaatschappij centraal stond (Adel, clerus
en derde stand)
- Leiden naar ontwikkeling van modernisme
1. Idee van moderniteit 19e eeuw
Verschillende ontwikkelingen komen op, die allemaal nieuwe architectuurtaal
ontwikkelen.
De mensen voelen zich in een radicale transformatie, er zijn allemaal verschillende
soorten veranderingen aan de gang, de sociale veranderingen zorgen ook voor nieuwe
betekenissen van cultuur en lokaliteit, en traditie.
Het eigentijdse leven gaat een belangrijkere rol spelen dan de traditie en de
geschiedenis. Door die verandering komen er allemaal nieuwigheden bij.
2 metaforen (beeldspraak, wat je bedoelt, dat benoem je met hetgeen dat daarop lijkt) in 19e eeuw:
A. De wereldtentoonstellingen
- In Londen (1851):
In de Crystal Palace, idee om nieuwigheden van verschillende landen in één
tentoonstelling tonen, alle vooruitgangen werden gepresenteerd. Een viering van de
beschaving en van het menselijk vernuft
(vindingrijk, wat we allemaal konden
realiseren).
Er was een soort concurrentie tussen die
verschillende industriële naties, ze wouden
allemaal het beste tonen van hun land.
De mens kon op deze manier kennis maken
met andere landen zonder ver te reizen, hun
producten werden allemaal in 1 zaal
getoond, zo kwamen culturen samen. → er
groeide hier een grote fascinatie voor het exotische.
The Crystal Palace, Joseph Paxton: architect die
serres bouwde, hij ging die techniek gebruiken voor
een tentoonstellingsruimte, uit ijzer, gietijzer en glas.
Hij maakt met die technologie duidelijk dat heel veel
zaken mogelijk waren, de werken waren
geprefabriceerd, en zo was het mogelijk dat het
gigantisch gebouw gebouwd werd in een korte tijd,
wat compleet nieuw was (7-8maanden). Dit was een
groot optimisme voor de buitenwereld, dat de productie van een zo een gebouw zo snel
kon. Toch waren er uiteindelijk praktische problemen (zoals zonnewarmte van binnenin)
1
,Week 1
de mensen begonnen doeken en lakens op te hangen voor de warmte tegen te houden, maar
zo veranderde het hele interieur, het was dus zeker nog niet perfect.
- In Parijs (1889): Eiffeltoren,
➔ Voor vermaak en spektakel.
B. Nieuwe condities = nieuwe opdrachtgevers en programma’s
➔ Het burgerlijk interieur als nostalgisch privaat museum
- Het interieur werd gezien als een beschermende, intieme cocon. Door de versnelde
revolutie en verandering, waar veel dingen gebeurde, was het interieur wel nog vertrouwd.
Het geeft een goed gevoel, het is eigen en persoonlijk, er is veel geschiedenis aanwezig, er
is veel textiel die een gevoel van comfort geven.
- Industrie, luxehotels, transport, burgerlijke cultuur en consumptie, opkomst
gecentraliseerde natiestaat, hygiëne en disciplinering. Deze thema’s worden allemaal
groter door de nieuwe mogelijkheden en sociale verandering.
➔ Door de nieuwe mogelijkheden en groei van het socialisme en economie, kwamen er veel
meer dingen die moesten bestaan zoals luxe in treinen, hotels, want reizen kwam naar
voren, ook moesten er meer bruggen en spoorwegen gebouwd worden zodat transport
meer toegankelijk was.
Manet: beste schilder van het moderne leven ( romantische sfeer van het station, meisje
kijkt naar voorbijgaande treinen, naar het nieuwe fenomeen van derde kwart van 19 e
eeuw).
➔ Ook nieuwe consumpties, zoals de burgerij wil meer consumeren, wil meedoen aan
cultuur, gelijk musea en concertzalen, casino’s, warenhuizen. Zo kon de burgerij van alles
kopen en kiezen tussen veel kleren en middelen.
➔ Hygiëne werd belangrijk, ziekhuizen, kuuroorden (Oostende en spa), gevangenissen en
scholen moesten beter worden gebouwd worden, groter worden, betere inzichten, beter
systeem, meer voorzieningen… (zoals in school enkel blauw-grijze muren want dat
bevordert de concentratie). Meer rationalisering voor belangrijke zaken.
C. Architectuur onderwijs 19e eeuw
De Beaux-Arts traditie
Wat is beaux-arts?: De beaux-arts is een ontwerp- en stijlstroming uit het eind van de 19e eeuw en
het begin van de 20e eeuw die aansluit bij het neoclassicisme, de neobarok en de neorenaissance.
De stijl is ontstaan in Frankrijk. Gebouwen in beaux-arts zijn over het algemeen symmetrische
pompeuze gebouwen met afwerking in natuursteen. De eerste verdieping is de belangrijkste
verdieping en deze is hoger en duidelijk prominenter dan de begane grond of de hogere
verdiepingen. De gevels zijn vaak afgewerkt met rusticastukwerk. In de gevels zijn zuilen,
kroonlijsten, frontons, mascarons, pilasters, balustrades en balkons en monumentale klassieke
beelden verwerkt. Verder worden er zowel binnen als buiten brede trappen en wijde bogen
gebruikt, ook in de ramen.
De gebouwen zijn bewerkt met reliëfs, muurschilderingen, mozaïeken en polychromie waarmee
de functie van het gebouw wordt benadrukt. Ook worden metalen of stenen slingers en cartouches
2
, Week 1
gebruikt. Een ander opvallend kenmerk zijn de afgeplatte daken. De hekwerken (ook in de
balkons) zijn frivool en gedeeltelijk afgewerkt met goudkleurige elementen.
- Antieke bouwkunst als referentiepunt
- Vaak moesten ze kopie maken van beelden en tekeningen die de academies in opslag
hadden. Dat moesten ze dan vervolgens kunnen toepassen voor hun eigen ontwerpen.
- Je kon ook naar Rome reizen om de antieke bouwkunst te bestuderen, en studies dan laten
controleren door de school, dit was heel
interessant, want deze studenten hadden goede werkzekerheid, had een heel goede kennis
over grote opdrachten voor de staat.
➔ De Beaux-Arts traditie is heel invloedrijk: zie voorbeelden ppt. Operahuis Parijs, en Penn
station NY (was zowel binnen als buiten Europa invloedrijk). Basisprincipes
(symmetrisch, toepassen van axialiteit (in de richting van de lengte-as, de as volgend),
centrale as die uitkomt op belangrijkste plek van gebouw, heel groot)
OPERA GARNIER
VRAGEN-AANDACHTSPUNTEN
• Hoe vind je de volgende specifieke thema’s
van de 19de eeuw terug in Garnier’s
Operahuis?
– Transformatie van de grootstad en de relatie
tussen bouwkunst en stedenbouw:
diamantvormig plan omlijnd door straten.
Doordat het gebouw tussen zoveel andere
monumentale gebouwen zit, zie je de ware
grootte er niet van, het lijkt verstopt tussen al
het andere.
– (Referenties naar) het ‘moderne leven’:
– Rationaliteit: de platgedrukte koepel en de
volumes die uit proportie zijn creëren plastische
effecten die reageren op de klassieke stijl, de
bedoeling is dat de volumes langs buiten als
‘interface’ dienen voor wat zich binnen
afspeelt, hij wil dat je langs buiten een gevoel
krijgt voor wat de ruimtes vanbinnen er uit zien
en welke functie ze zouden hebben
3