Samenvatting OWNMC
1. Inleiding: De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal
1.1. Pedagogisch en didactisch handelen
• Doelgericht te werken + te differentiëren → voor iedere leerling de lat hoog kunnen leggen
→ het hart aanraken van het pedagogisch en didactisch model
o Modellen helpen ons focussen op lln
o & Stellen ons in staat lln in relatie te plaatsen tot andere componenten van beide
modellen
▪ Pedagogisch model: uitdagen en ondersteunen
▪ Didactisch model: doelstellingen, beginsituatie, didactische werkvormen en
leermiddelen + de relatie tussen die componenten
• Doelgericht handelen
o Doelen centraal: richting geven aan alle beslissingen bij voorbereiding & uitvoering
van les genomen worden
▪ = alle beslissingen mbt componenten didactisch model moeten in teken
staan van te bereiken doelstellingen
o Leerkrachten houden rekening doelen bij opstellen van les
o Streven naar krachtige leeromgeving waarbij leerproces efficiënt & effectief verloopt
• Differentiëren
o Rekening houden met de doelen MAAR ook met de leerlingen.
o Doelen afstemmen op de groep die voor jou zit.
o De basisbehoeften (VAC) & beginsituatie vormen basis krachtige leeromgeving waar
lln ruimte voelen en gemotiveerd worden om te leren
• Goede differentiatie zorgt ervoor dat je de basisbehoeften verder versterkt:
Verbondenheid Als leerkracht bied je een gepaste didactische ondersteuning aan elke leerling
waardoor de verbondenheid tussen de leerlingen en jezelf versterkt
Autonomie Je biedt de mogelijkheid aan de leerlingen om eigen keuzes te maken, om
instructies te volgen rekening houdend met de eigen behoeftes
Competentie Je stimuleert het geloof in het eigen kunnen bij de leerling en je daagt hen uit
1.2. Doelgericht werken en differentiatie
1.2.1. Doelgericht werken
• Elke leerkracht stelt bij elke les aantal doelstellingen voorop die hij wil bereiken met lln
• De leeractiviteiten zijn systematisch en intentioneel
• Doelen op een efficiënte en effectieve manier bereiken bij alle leerlingen
Efficiënt Zonder tijdsverlies, zonder omwegen, recht op het doel af
Effectief Daadwerkelijk, doeltreffend, het doel bereikend
Alle leerlingen We zullen onze aanpak moeten afstemmen op de beginsituatie van de leerlingen
en rekening houden met de verschillen tussen leerlingen.
• Doelstellingen formuleren:
o Alle componenten didactisch model of van lesvoorbereiding moeten in het teken
staan van de te bereiken doelstellingen
➔zwakke uitwerking gevolgen op bereiken doel
1
, 1.2.2. Differentiatie
• lkr aandacht voor verschillen tss leerlingen (= interindividuele verschillen)
o Hier onderwijs op afstemmen
• Intra-individuele verschillen= de verschillen binnen 1 persoon
• Definitie differentiatie
o = het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen
waarbij deze verschillen kunnen verkleinen, gelijk blijven of vergroten om zo
tegemoet te komen aan de psychologische basisbehoeften van elke leerling, met
name: autonomie, competentie en verbondenheid
• Differentiatie kan leiden tot individueel onderwijs
o Zorgleerkracht, apart traject, …
2. Deel1: Doelgericht werken
Practicum herbekijken
2.1. Inleiding
• Doelgericht werken:
o Doelen helder → zodat je duidelijk beeld hebt over wat in les geleerd moet worden
o Alle componenten didactisch model op doordachte manier ingevuld
▪ Zodat doelen op meest efficiënte & effectieve manier bereikt worden
2.2. Het didactisch model
• Via doelstellingen drukken we verwachte leerresultaten uit
• De keuze van de na te streven doelstellingen is afhankelijk van de beginsituatie
• De na te streven doelstellingen vereisen een bepaalde beginsituatie
• We moeten een onderwijsleersituatie creëren om leerprocessen op gang te brengen en
zodoende om leerresultaten te realiseren
• Je selecteert de leerinhoud die je opneemt in je doelstellingen
• Je kiest geschikte leerstof om de leerinhouden aan te brengen
• Je kiest passende didactische werkvormen en leermiddelen om de doelstellingen op een
efficiënte manier te bereiken. Hierbij houd je rekening met de didactische principes
• Om na te gaan of en in welke mate de leerlingen de doelstellingen effectief bereikt hebben,
ga je doelgericht evalueren
➔ Deze componenten moet doelgericht uitgewerkt worden
➔ Verband tss lesvoorbereiding & didactisch model is het realiseren van relaties tss de
verschillende componenten van didactisch model
2.3. Doelstellingen: leren, geen vrijblijvende aangelegenheid
• Doelen:
o Cognitieve doelen
o Dynamisch-affectieve doelen
o Psychomotorische doelen
2.3.1. Begripsomschrijving
• Taxonomie= methode om zaken in te delen met doel ideeën en materiaal universeel te
kunnen delen
2
, 2.3.2. Taxonomie
• Achterhalen of voldoende variëteit zit in complexiteit van je lesdoelen →doelen ordenen
o Elk doel bepaald telkens een bepaald gedragsniveau en een bepaald inhoudsniveau
o Geen waardeoordeel: niet afgesproken op welke manier de indeling gebeurd ->
afhankelijk van verschillende aspecten
o Niet enkel eenvoudige doelen nastreven, maar ook de complexere doelen
▪ Lesdoelen geordend volgens niveau
▪ Inzicht in de opbouw van de doelen
▪ Eenzijdigheid in doelen opmerken
2.3.3. Inhoudsniveaus in de taxonomie van Bloom
• 4 soorten inhoudelijke kennis:
Feitelijke kennis De basiselementen die je moet kennen om problemen op te lossen of kennis
te maken met een bepaalde ‘discipline’
Conceptuele kennis De relaties tussen de basiselementen die de leerling moet weten om zo de
samenhang en verbanden te zien binnen een grotere structuur
Procedures of Hoe je iets doet, manieren van onderzoeken en criteria voor vaardigheden,
procedurele kennis algoritmes, technieken en methoden
Metacognitieve Kennis over kennis/ leren in het algemeen, zelfkennis en zelfbewustzijn over
kennis de eigen kennis, kennis van strategieën om met kennis aan de slag te gaan
2.3.4. Gedragsniveaus binnen taxonomie van Bloom (op cognitief vlak)
Oefeningen herbekijken!!!
• Cognitieve processen worden op continuüm geplaatst
o Complexiteit neemt toe
o Lage denkvaardigheden
▪ Herinneren
▪ Begrijpen
▪ Toepassen
o Hoge denkvaardigheden
▪ Analyseren
▪ Evalueren
▪ Creëren
3
, 2.3.4.1. Herinneren
• = het kunnen ophalen van info uit lange termijn geheugen of kunnen herkennen van info
• Aangeven, aankruisen, aanwijzen, benoemen, kiezen, kopiëren, labelen, markeren, matchen,
onderscheiden, onderstrepen, opzoeken, ordenen, selecteren, beschrijven, citeren,
definiëren, herhalen, memoriseren, navertellen, noemen, observeren, oplijsten, opschrijven,
opsommen, opzeggen, reproduceren…
2.3.4.2. Begrijpen
• = eerder verworven kennis uit uw langetermijngeheugen ophalen en er betekenis aangeven
o Dit cognitief proces volgt op herinneren: te onthouden kennis te begrijpen → brug
slaan tss voorkennis & nieuwe kennis
• Interpreteren, uitleggen, samenvatten, classificeren, toelichten, vergelijken, afleiden,
verhelderen, parafraseren, representeren, vertalen, oorzaak-gevolgmodel construeren,
abstraheren, generaliseren, categoriseren, onderverdelen, illustreren, voorbeeld geven,
contrasteren, mapping (in kaart brengen), bij elkaar passen, concluderen, extrapoleren,
interpoleren, voorspellen
2.3.4.3. Toepassen
• = vaardigheid om kennis & inzichten in nieuwe situaties te gebruiken om zo probleem op te
lossen, taak of oefening aan te pakken:
o Lln past een bepaalde procedure toe op bekende taak (uitvoeren)
o Lln leert procedure selecteren om nieuwe taak uit te voeren (implementeren)
• Aftoetsen aan, beheersen, berekenen, bijdragen, deelnemen, doorlopen, handelen,
herhalen, in praktijk brengen, inoefenen, laten zien hoe, nadoen, oplossen, opstellen,
trainen, (uit)proberen, uitwerken, verwerken, aanpakken, aanpassen, aantonen, aanvullen,
aanwenden, bewerken, demonstreren, experimenteren, gebruikmaken van, gebruiken,
hanteren, hypothese opstellen, lokaliseren, manipuleren, notitie nemen, omgaan met,
ontwikkelen, organiseren, overbrengen, participeren, plannen, produceren, simuleren,
voorstellen, voortbouwen, vormen…
2.3.4.4. Analyseren
• = vaardigheid om info op te delen in onderdelen zodat je onderliggende relaties, verbanden
en patronen kan zien
• Differentiëren: onderscheiden, selecteren en focussen, organiseren (onderzoeken): ontleden,
afbakenen, samenhang zien, integreren en structureren, attribueren: deconstrueren
2.3.4.5. Evalueren
• = de vaardigheid om waarde van iets (literatuur, onderzoeksrapport, presentatie enz) te
beoordelen in relatie tot bepaald doel
• Oordeel gebaseerd op interne & externe criteria
• Opmerking: bewust proces gebaseerd op voldoende begrip en analyse van verschijnsel
• Checken: testen, detecteren op fouten, drogredenen, gebreken, monitoren op
nauwkeurigheid en coördineren, bekritiseren: beoordelen, reflecteren en reguleren
2.3.4.6. Creëren
• = brengt lln kenniselementen samen of reorganiseert de kenniselementen tot nieuw
coherent & functioneel geheel
o Bedoeling: nieuwe feitelijke kennis of conceptuele kennis reorganiseert en niet zelf
nieuwe kennis creëert
• Genereren: hypotheses bedenken, plannen: ontwerpen, produceren: construeren
4