Samenvatting Ondernemingsrecht () Handelsingenieur/TEW, professor Delvoie: volledige cursustekst samengevat + handige verwijzingen naar artikels in het wetboek. (18/20 behaald)
ONDERNEMINGSRECHT
Bachelor I Handelsingenieur
Prof. Jeroen Delvoie en Prof. Robin Van Gysel
HOOFDSTUK 1: INLEIDING TOT HET RECHT
1. WAT IS RECHT?
Recht = een geheel aan regels die beogen de samenleving te ordenen en door een (overheids-) gezag
worden afgedwongen.
→ Een regel = een als voorschrift geformuleerde uitspraak, in taal verwoorde
uitdrukking van een voorgeschreven wijze van handelen (dus geen beschrijving,
voorspelling, … maar een voorschrift)
Bv. in de bebouwde kom mag je niet sneller rijden dan 50 km/u
Gebod = iets dat je moet doen of geven
Verbod = iets dat je niet mag doen
→ Samenleving = Voorschriften zijn gericht op de mens en vereisen de aanwezigheid van minstens één
ander mens om de naleving van deze voorschriften betekenis te geven
Ordenen = men legt regels vast voor het samenleven, hoe gaat men samenleven
→ Afdwinging door de overheid = regels worden door een gezagsfunctie afgedongen via dwang en
sancties bv. beleefdheidsregels zijn geen rechtsregels want worden niet afgedwongen via sancties of
dwang van de overheid
Op het einde van een rechtsregel staat steeds een gewapende macht (niet altijd direct) bv. wanneer je
een snelheidsovertreding maakt krijg je een boete. Betaal je deze niet staat er een deurwaarder aan de
deur. Laat je de deurwaarder niet binnen zal de politie komen (gewapende macht).
Een rechtsregel wordt dus ultiem verzekerd door een gewapende macht van de overheid.
Objectief recht = rechtsregels die gelden in een bepaalde samenleving op een bepaald ogenblik
Bv. Het eigendomsrecht geeft je recht op het gebruik van een voorwerp
Subjectief recht = de concrete aanspraak of bevoegdheden die een persoon aan het objectief recht
ontleend, iemand heeft het recht om iets te bekomen of eisen bv. Luc heeft een subjectief recht op het
eigendom van zijn gsm. Hij kan van anderen afdwingen dat ze dit subjectief recht respecteren.
Positief recht = rechtsregels die gelden in een bepaalde samenleving op een bepaald ogenblik
Ideëel recht = recht zoals het volgens sommige mensen, geloven, … zou moeten zijn
bv. In 1990 weigerde koning Boudewijn de abortuswet te ondertekenen (tegenstrijdigheid van positief
recht en ideëel recht)
,Theocratie = politieke en religieuze macht vallen samen, positief en ideëel recht vallen ook samen
Dwingende regels = voorschriften die dwingend van toepassing zijn, ongeacht de wil van betrokkenen
(= gebiedende en verbiedende rechtsregels)
Bv. stemplicht: je moet verplicht gaan stemmen
→ Regels van openbare orde = de rechter moet ze ambtshalve (uit eigen beweging) toepassen, partijen
kunnen geen afstand nemen van de regels bv. bij moord kan het slachtoffer geen afstand nemen van de
regel dat moord verboden is
→ Dwingende regels die “slechts” van dwingend recht zijn = De partijen moeten geen beroep doen op
de dwingende regels, ze kunnen er afstand van nemen. Indien het voor de rechter komt moet de rechter
de regel wel steeds toepassen ongeacht vooraf gemaakte afspraken bv. als de verhuurder van mijn kot
mij slechts een maand voor de termijn laat weten dat ik niet kan blijven, kan ik hiertegen in beroep gaan
omdat dit volgens de regel 3 maanden op voorhand moest gebeuren. Doordat dit een regel van “slechts”
dwingend recht is kan ik hier ook afstand van nemen.
Wilsaanvullende of suppletieve regels = regels waarvan je wel op voorhand kunt afwijken via afspraken
2. INDELING VAN HET RECHT
Publiekrecht = verticaal recht, recht dat de verhouding regelt tussen de burgers en de overheid, alsook
de organisatie en werking van de overheid bv. de stemplicht voor Belgen
Privaatrecht = horizontaal recht, recht dat de verhouding regelt tussen burgers onderling bv. kan men
trouwen met iemand van hetzelfde geslacht?
→ Vervaagde grens tussen beide bv. overheid die geen ambtenaren maar contractueel personeel
aanneemt
Rechtstak = geheel van regels dat een welbepaald domein van het recht betreft (onderstaande lijst is
niet compleet)
Staatsrecht = basisregels met betrekking tot de indeling van de
Staat zoals geregeld in de grondwet
Bestuursrecht = organisatie en werking van het bestuur,
uitvoerende macht op verschillende overheidsniveaus
Strafrecht = wat strafbaar is en welke straffen daarop staan
Strafprocesrecht = hoe de strafprocedure verloopt
Fiscaal recht = welke belastingen verschuldigd zijn
Internationaal publiekrecht = regels die gelden tussen staten
(volkenrecht) of door internationale organisaties die bepaalde
bevoegdheden hebben gekregen (supranationaal recht)
2
, Burgerlijk recht = basisverhoudingen tussen burgers onderling
Ondernemingsrecht en vennootschapsrecht = rechtsregels die
ondernemingen en specifieke vormen van ondernemingen
(vennootschappen) moeten volgen
Het gerechtelijk (privaat)recht = regels die de privaatrechtelijke
rechtelijke procedures regelen bv. hoe men een onbetaalde
factuur int
3. BRONNEN VAN HET RECHT
Een regel geldt enkel als ze voorkomt uit een “echte” rechtsbron
Formele rechtsbronnen = vehikels die rechtsregels bevatten bv. het Belgische strafwetboek bevat regels
die van positief recht zijn
Materiële rechtsbronnen = bronnen die de inhoud van rechtsregels verklaren, die rechtsregels
geïnspireerd hebben bv. het Romeins recht is een materiële rechtsbron van ons burgerlijk recht
1. De wet = elke rechtsregel van algemene en duurzame aard die door een bevoegde overheid wordt
uitgevaardigd
→ Algemeen = ze is op iedereen van toepassing (of voor een gedefinieerde groep personen)
→ Duurzaam = ze geldt voor onbepaalde tijd (ze kunnen wel gewijzigd worden)
De wet in algemene en duurzame vorm noemt men ook de materiële wet (materiële wetten zijn formele
rechtsbronnen)
Formele wetten = de naam voor aktes die we effectief wetten noemen (dus geen koninklijke besluiten,
decreten, …). Deze worden enkel gemaakt door de federale wetgevende macht.
Niet alle Formele wetten zijn materiële wetten bv. soms kan de federale wetgevende macht de Belgische
nationaliteit bij wet toekennen aan iemand (niet algemeen)
De verschillende rechtsnormen die gelden als materiële wetten in het Belgische recht:
• Internationale normen = normen die tot stand komen op internationaal niveau. Het zijn
materiële wetten indien ze regels bevatten met rechtstreekse werking op de Belgische
rechtsorde (burgers kunnen de regels afdwingen).
Internationale verdragen = overeenkomsten tussen staten bv. Conventie van Genève. Een
verdrag kan pas in werking treden wanneer de bevoegde wetgever het goedkeurt.
Supranationale normen = normen uitgevaardigd door supranationale organisaties (=
internationale organisaties die staten bij internationaal verdrag hebben opgericht en waaraan ze
bepaalde bevoegdheden hebben overgedragen) bv. Europese Unie
Intergouvernementele internationale organisaties = organisaties die geen regelgevende
bevoegdheden hebben gekregen en dus geen materiële wetten uitvaardigen
3
, • De Belgische grondwet = de meest fundamentele Belgische wet, de basis van het Belgische
rechtssysteem bv. de bevoegdheden van de drie staatsmachten.
De Belgische grondwet kan niet zomaar worden gewijzigd en 2/3 van de leden van elke kamer
moet de wijzigingen goedkeuren.
• Wetskrachtige normen = normen die worden uitgevaardigd door de wetgevende macht
(federaal parlement, wetgevende macht op het niveau van de gemeenschappen en de gewesten)
Wetten = regels door het federaal parlement, dat is opgedeeld in de senaat en de kamer van
volksvertegenwoordigers.
Wetsvoorstel = wetsinitiatieven die uitgaan van de koning
Wetsontwerp = wetsinitiatieven van één of meerdere leden van de kamers
Bij monocamerale aangelegenheden dient na indiening de parlementaire commissie het
wetsvoorstel goed te keuren en daarna de plenaire vergadering
Bij bicamerale aangelegenheden dient ook de senaat de tekst goed te keuren.
Optioneel bicamerale aangelegenheden = de senaat kan (maar moet niet) de tekst wijzigen. De
kamer kan deze wijzigingen weer ongedaan maken.
Verplicht bicamerale aangelegenheden = de senaat en de kamer moeten het eens zijn over
dezelfde tekst
→ Op het einde bekrachtiging door de koning
Decreten en ordonanties = de wetgevingshandelingen van de gemeenschappen en gewesten.
De regering heeft steeds de bevoegdheid van de koning op federaal vlak.
• Besluit = rechtsregels door de uitvoerende macht, door de koning en/of de federale regering. Ze
bevatten regels die wetgevende normen verder uitvoeren.
Reglementaire besluiten = wetten in de materiële zin (algemeen en duurzaam)
Organieke besluiten = betrekking op bestuursorganisatie overheid.
Individuele besluiten = beschikkingen, van toepassing op een specifieke zaak of persoon
• Normen uitgevaardigd door gedecentraliseerde besturen = provincies en gemeenten hebben
een regelgevende bevoegdheid over hun grondgebied bv. parkeerreglement.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DaanPlas. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.