Kritische analyse in het sociaal beleid
A. Inleiding
Sociaal beleid = het optreden van de overheid (dus macroniveau) met het oog op het behouden, scheppen of
veranderen van sociale bestaans- en ontwikkelingsvoorwaarden voor de leden van de maatschappij, in functie van
het algemeen belang.
Sociaal werk is meer dan zich richten op individuele noden, moeten ook kritisch kunnen kijken naar structurele
factoren dus ook kritisch kunnen kijken naar de eigen organisatie en het beleid.
1. De verschillende beleidsniveaus van sociaal beleid
Welzijnsbeleid op vier verschillende beleidsniveau’s:
A. Europees niveau
B. Federaal niveau
C. Gemeenschapsniveau
D. Lokaal niveau
Maar grenzen vn bevoegdheden niet altijd even duidelijk → bv kinderpsychiatrie: Vlaams niveau is minister van
welzijn bevoegd voor geestelijke gezondheidszorg, op federaal niveau is minister van volksgezondheid gekoppeld
aan residentiële zorg
A.EUROPEES BELEID
Beleidsinstrumenten:
- EU-wetgeving= harde wetgeving die lidstaten moeten volgen (vb: bijsluiters bij medicatie)
- Sociale dialoog= dialoog tussen vakbonden, werkgeverorganisaties, … die samen gaat zitten om samen tot
een beleid te komen
- Open coördinatiemethode= Europa bepaalt bepaalde doelstelling maar laten open hoe lidstaten het gaan
invullen. Op het einde van het jaar moet er een rapport liggen met een verslag van de ondernomen acties en
of het geslaagd is of niet (bv kinderarmoede verlagen)
- EU-financiering: subsidies → automatisch beleid want je geeft subsidies aan wat je belangrijk vindt (bv:
Erasmus)
- Partnerschap= dialogen met maatschappelijke organisaties, met groepen, …
B. FEDERAAL SOCIAAL BELEID
Art 1 Belgische grondwet: België is een federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten
Art 22 ter Belgische grondwet: Iedere persoon met een handicap heeft recht op volledige inclusie in de samenleving,
met inbegrip van het recht op redelijke aanpassingen
Verantwoordelijk niveau voor o.a. defensie, sociale zekerheid, gezondheid, veiligheid, migratie
Vroeger was sociaal beleid op federaal niveau maar staatshervorming (= aantal federale bevoegdheden w
overgedragen naar gemeenschappen en gewesten)
1
,C. VLAAMS SOCIAAL BELEID
Belangrijke beleidsmakers:
- Minister
- kabinet van de Vlaamse minister van Welzijn, volksgezondheid en gezin
- Administratieve diensten
- Vlaamse Raad voor Welzijn, volksgezondheid en Gezin
× Doel: advies uitbrengen en beleidsvoorstellen doen over welzijn, volksgezondheid en gezin
× Samenstelling: vertegenwoordigers van voorzieningen die actief zijn in het domein,
vertegenwoordigers van gebruikers uit het domein, vertegenwoordigers van sociaal-economische
organisaties, vertegenwoordigers van personeel van voorzieningen die actief zijn in het domein,
onafhankelijke deskundigen
- Agentschappen
× Beleidsvoorbereidend en -uitvoerend werk
× Vlaamse agentschappen: opgroeien, VAPH, VSB, …
D. LOKAAL SOCIAAL BELEID
Elke gemeente heeft een bestuursplan, met daarin ook aandacht voor welzijn (ouderenbeleid, kinderopvang, jeugd,
diversiteit,…)
Elke gemeente heeft een sociaal huis
2. Historische context van sociaal beleid
Nachtwakersstaat: overheid mengde zich niet in het maatschappelijke leven vd burgers
welvaartstaat= samenlevingsvorm waarbij grondrechten via een wettelijk kader effectief gewaarborgd w
Moderne welvaartsstaat: overheid gaat zich meer bezig houden met welzijn door bescherming tegen sociale risico’s
vanaf jaren 70: economische crisis dus overheid had andere prioriteiten
Actieve welvaartsstaat: aan rechten w plichten gekoppeld, individu moet verantwoordelijkheid opnemen
Participatiesamenleving? Snel terugtredende overheid, responsabilisering: nadruk op eigen verantwoordelijkheid,
eigen kracht, regie over eigen leven
2
, 3. Belangrijke maatschappelijke uitdagingen voor het beleid
3.1 Demografische ontwikkelingen
VERGRIJZING
Vergrijzing = het steeds ouder worden van een bevolking. Het aantal ouderen stijgt, waardoor de gemiddelde leeftijd
stijgt. Het aandeel 65+ stijgt
- Vandaag bijna 1/5 personen is ouder dan 65 jaar
- Ouderen-afhankelijkheidsratio= drukt de verhouding uit van 65-plussers, ten aanzien vd bevolking op
arbeidsleeftijd. Hoe hoger de waarde, hoe meer draaglast in verhouding tot de draagkracht
- Naast toenemende zorgbehoeften ook sociaal-culturele gevolgen van vergrijzing
- Nieuwe generatie ouderen: interessante economische doelgroep (zelfbewuste consumenten financiële
mogelijkheden) en interessante politieke doelgroep (zullen als mondige burgers meer inspraak opeisen)
Verzilvering = vergrijzing binnen de vergrijzing, het aandeel 80+ stijgt
- Levensverwachting stijgt, lichte winst in jaren zonder lichamelijke beperkingen
Ontgroening = afnemen vh aandeel jongeren id bevolking als gevolg van een afname vh geboortecijfer, het aandeel -
20-jarigen in de bevolking daalt
EVOLUTIES AANTAL GEBOORTES
VERDUNNING VD HUISHOUDENS
Huishouden= alle personen die gewoonlijk dezelfde woning betrekken en er samenleven
a) collectieve huishoudens
b) private huishoudens
Vaststelling: verdunning van private huishoudens dus ook stijgend aandeel alleenwonenden
door: vergrijzing, mensen trouwen minder snel, scheiding komt vaker voor
NIEUWE GEZINSVORMEN
SUPERDIVERSITEIT
Verkleuring van steden want steden zijn aantrekkingspolen voor nieuwkomers en Belgen verhuizen naar
randgemeenten
Recente immigranten vormen een zeer heterogene groep naar nationaliteit
Superdiversiteit= versnippering id achtergrond vd migranten, talloze motieven voor migratie en het samenleven in
losse verbanden
HOGE STERFTECIJFERS DOOR ZELFDODING
3.2 Sociaal economische ontwikkelingen
ARMOEDE
ARBEIDSMARKTPARTICIPATIE VD VROUW
TEKORT AAN PERSONEEL
Doorstromingsratio= geeft de verhouding weer tussen de leeftijdsgroep vd 15-24 jarigen en de 55-64 jaren. Die ratio
is gelijk aan 1 als beide leeftijdsgroepen een gelijke omvang hebben, groter dan 1 als de jongeren in aantal
overwegen en kleiner dan 1 als de ouderen in aantal overwegen
BETAALBAARHEID ZORG
3