BUITENLANDSRECHTENSTELSEL EN TERMINOLOGIE
LES 1 15/02/2022
FRANS RECHT
DEEL 1.HISTORISCHE CONTEXT
ONDERDEEL VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK
– Eerst: gebruiken en gewoonten van de verschillende Keltische volksstammen
– Hierna: quasi-universele toepassing van het Romeinse recht
476: VAL VAN HET WEST-ROMEINSE RIJK
Verbrokkeling van het grondgebied en van het recht:
– Noorden: Romeins recht wordt grotendeels verdrongen door het Bourgondische,
Frankische en Normandische gewoonterecht, men is terug gegaan naar oude
recht
= pays de droit coutumier (land van gewoonterecht)
o Personele toepassing van het recht à elke stem heeft eigen recht, als
je tot stam behoort wordt enkel het recht van die stam op je toegepast
o Weinig geschreven recht: vnl. mondelinge overlevering, soms
opgetekend in teksten (primitief)
– Zuiden: traditie van het Romeins recht blijft grotendeels bewaard doordat het
dichterbij oost-romeins rijk ligt dat langer actief is gebleven (bewandelen andere weg dan Noorden)
= pays de droit écrit (land van geschreven recht)
o Migratie en gemengde huwelijken bemoeilijken de personele toepassing van het recht dus het is
makkelijker om één overkoepelend toe te passen zijnde het Romeinse recht
o Lokale koningen verzamelen de geldende Romeinse regels en geven deze opnieuw uit
in wetboeken (codificatie)
8 E -18 E EEUW: TIJDPERK VAN DE FRANSE KONINGEN
– 8e-9e eeuw: Karel de Grote herenigde het Frankische (d.i. het West-Romeinse) rijk
– 843: Verdrag van Verdun
o Verdeling van het Frankische rijk
o Creatie van het West-Frankische rijk, de voorloper van Frankrijk
1
,Recht blijft lang zeer verbrokkeld (supra: pays de droit coutumier vs. pays de droit écrit):
§ Ondersteuning gewoonterecht door Franse Koningen. Bewuste strategie om afstand te nemen
van de Duitse keizers, die steunden op het Romeinse recht
Beperkte eenmaking van rechtspraak door de koninklijke rechtbanken:
– Grote invloed van het Parlement de Paris: belangrijkste Franse rechtbank
o Bevoegd voor grote delen van het grondgebied
Belang PdP reden 1: Interpretatie van de verschillende coutumes in het licht van de eigen Coutume de Paris
→ eerst stap in richting rechtseenmaking door koninklijke rechtbanken en parlement de paris
Belang PdP reden 2: Rechters gerekruteerd uit advocaten (via rechtsleer)
→ Pragmatische ontwikkeling van het Franse recht = kenmerkend voor Frans recht (i.t.t. Duits recht: ontwikkeld door
professoren aan universiteiten)
17E-18E EEUW:
Centralisatie bereikt hoogte punt naar einde van ancien regime.
Grotere koninklijke macht. Wetgevende bevoegdheid d.m.v. ordonnances:
– Monarchie van goddelijk recht (koning gezalfd te Reims): gezag komt van boven (goddelijke wil = legitimatie
monarchie)
– Wet = wil koning = goddelijke wil (maar voortdurende spanning kerk vs. koning)
– Gewoonterecht (droit coutumier) is theoretisch ondergeschikt aan de wet
– Zo eerste codificaties (bv. handelsrecht, zeerecht)
1789: FRANSE REVOLUTIE (1789) TOT 1958
Breuk met de maatschappelijke en staatkundige organisatie van het ancien régime
Macht aan het volk: wet = wil van de natie = centraal → légicentrisme
Recht door iemand anders dan het volk gemaakt wordt gewantrouwd: RP in Frankrijk is minder krachtig dan andere
systemen à kenmerk FR recht: gecentraliseerd karakter: wet bepaald recht (itt tot Anglo-Amerikaans waarbij uitspraken
rechters net heel gezaghebbend zijn)
Wantrouwen: bv. in le parlement de paris want zij doen koninklijke rechtspraak die de burger vaak benadeelde
Dus: alles wat niet bepaald wordt door het volk = minder gezaghebbende bron van ‘recht’
a. Grote wetgevende activiteit:
– Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen (preambule; 1789). Waarden Franse revolutie: liberté, égalité,
fraternité
o Zeer invloedrijk; bv. voor Belgische Grondwet, Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens (UVRM), Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
– Grondwet (1791): Institutionele hervormingen, relatieve scheiding der machten, bescherming burger via
grondrechten
– Napoleontische codificaties. Code civil (1804), Code de procédure civil (1806), Code de commerce (1807), Code
d’instruction criminelle (1808), Code pénal (1810)
2
,b. Eén centrale beroepsinstantie: Tribunal de cassation i.p.v. regionale parlementen
c. Hervorming van de Franse administratie: Centralisatie blijft, maar wordt anders georganiseerd (departementen met
bestuursautonomie)
à Franse revolutie = periode van instabiliteit.
– Van grondwettelijke monarchie (1791) naar Republiek (1793), maar veel achtereenvolgende, meestal vrij
kortstondige regimes (1ère & 2ème Républiques, 1er Empire, Restauration, Monarchie de juillet, 2ème Empire,
3ème République, 4ème République)
o 3e en 4e Republiek (1870-1940 en 1946-1958) = parlementaire, weinig stabiele
regimes, met nadruk op wetgevende macht, niet op uitvoerende macht
o Geen grondwettelijke controle: de facto wet boven grondwet
1958 : 5 E REPUBLIEK (HUIDIGE REGIME)
Context: onafhankelijkheidsoorlog Algerije (1954-1962) en zwakheid van de 4e Republiek brengen Generaal Charles de Gaulle
(opnieuw) aan de macht àC. De Gaulle wil opnieuw STERK Frankrijk dus heeft hele nieuwe republiek opgericht met volgende
veranderingen:
Nieuwe Grondwet (Constitution; 1958): nadruk op de uitvoerende macht
– Centrale rol van de Président de la République (rechtstreeks verkozen): semi-presidentieel regime
– President heeft residuaire bevoegdheid (alle bevoegdheden die niet bij wetgevende macht liggen gaan naar
uitvoerende macht) = vreemd mbt legicentrisme maar is verenigbaar met idee sterk FR met sterke president
– Grondwettelijke controle door de Conseil constitutionnel
Cruciaal 5de republiek: NADRUK OP UITVOERENDE MACHT
CONSEIL CONSTITUTIONNEL:
– Oorspronkelijk: enkel toezichthouder beperking domaine de la loi
– Vanaf 1971: werkelijk grondwettelijke waakhond van het bloc de constitutionnalité
3
, LÉGICENTRISME
– Wat houdt het begrip in: de wet als wil van het volk + wantrouwen tav alles dat niet van volk komt
o Ancien regimé: koning staat centraal
o FR Revolutie: wet staat centraal, gebaseerd op volkswil
– Hoe staat legicentrisme vandaag nog weerspiegeld in grondwet art 2 tot 4 De la souveraineté en in de Declaration
de l’Homme et du Citoyen
Grondwet:
o à “gouvernement du peuple, par le people et pour la peuple”
o à “la souverainité nationale appartient au people qui l’excerce par ces représentants et par la voie du
referendum” (soevereiniteit ligt bij de natie, natie is de uitdrukking van het volk)
o “Les partis et groupements politiques concourent à l’expression du suffrage. Ils se forment et exercent
leur activité librement. Ils doivent respecter les principes de la souveraineté nationale et de la
démocratie.” (politieke partijen zijn noodzakelijk voor het politieke gebeuren MAAR zijn moeten zich
ondergeschikt opstellen tav de nationale soevereiniteit (= uitdrukking wil van volk))
De Declaration de l’Homme et du Citoyen:
– Art. 3: Uitdrukking van soevereiniteit van de natie, dit is de wil van het volk
– Art. 6: la loi lexpression la volonté géneralé. Tous les citoyens ont droit de concourir personnellement ou
par leurs représentants à sa formation
– Ook art 4.: beperking van de vrijheid kan enkel worden bepaald door de wet
4