1
Tekstwetenschappen
Les 1 – Tekst en discourse
1. Praktische informatie
Tekstwetenschap
≠ theoretische invalshoeken
Basisbegrippen
Toepassingen
Informatievaardigheden en heuristiek
Wetenschappelijke bronnen via internet
Wetenschappelijke bronnen via het bibliotheeksysteem
Kennistoetsen elke 3 lessen
Tekstwetenschappen Janne Bruyneel
, 2
2. Basisbegrippen
a. Wat is tekst?
i. Kenmerken (vanaf wanneer noem je iets tekst?)
- Begin en einde
- Een onderwerp
- Een samenhang die een geheel vormt
- ‘Geschreven’ is geen criteria om een tekst te zijn (vb. conversatie)
- Het hoeven geen meerdere zinnen te zijn
- Losse zinnen die uit een tekst gehaald worden, zijn geen tekst. Ze komen uit een
tekst, maar vormen het niet zelf.
- Combinatie tekst en beeld is soms ook nodig (vb. Mona Lisa)
ii. Definities
Zie definitie ATW ‘natuurlijke taal’
Zie ppt quote Halliday and Hasan & Halliday & Fairclough & Titscher
Taal is functioneel: die taal verricht een bepaalde taak in een bepaalde
context.
b. Wat is discours(e)?
i. Gebruik van de term
Taalgebruik van groep, persoon of maatschappij. De manier van lezen of schrijven.
In Engels: een ruimere betekenis. De relatie tussen taalgebruik en
maatschappijstructuren.
ii. Definities
Zie ppt
Er zijn verschillende definities voor discourse.
c. Samenvatting: tekst vs. discourse
Tekst Discourse
‘Stuk’ taal met een communicatieve Teksten/taalgebruik van een
functie gemeenschap
Ingebed/ functioneel in een context Die sociale orde reflecteren
Met een textuur Die sociale orde creëren
Mogelijk multimodaal “Text is the material site of emergence
of immaterial discourse(s)”
Representatie en interactie
Tekst is de materiële kant waar immateriële discourses tevoorschijn komen
De manier van praten van een gemeenschap veruitwendigt zich aan de hand van
teksten.
Tekstwetenschappen Janne Bruyneel
, 3
3. Wetenschappelijk onderzoek – discourse analysis
a. Verschillende benaderingen: 2 brede kaders
Big ‘D’ (Gee, 1990) Little ‘D’ (Gee, 1990)
Sociale wetenschappen (Socio)linguïstiek
Hoe interpreteren we de wereld? Hoe wordt taal gebruikt in communicatie?
Onderzoeksobject = communicatieve waarde Onderzoeksgebied = teksten
van acties, dingen, …
Little ‘d’ is onderdeel van big ‘D’
Naast het onderscheid tussen Big D en little d, zijn er ook methodologische benaderingen die niet
volledig ermee samenvallen:
b. Kwantitatieve benadering (uitdrukken in getallen, exacte wetenschap)
i. Corpusanalyse: registerstudie (Biber, Conrad)
Er wordt gewerkt met samples van teksten uit een ‘domein’ of een context
(politiek, economie, wetenschappen; krant, literatuur, conversatie, …)
Studie die corpus-gebaseerd (groot aantal teksten van eenzelfde soort) is en
die probeert taalkarakteristieken te beschrijven.
Bv. Contracted forms, infinite verbs…in bepaalde teksten
Business English, advertising language, krantentaal, …
c. Kwalitatieve benadering
ii. Etnografie
Studie van de werking van een gemeenschap, hoe teksten worden gebruikt
door een ‘discourse community’.
Taal van sociale wetenschappers, journalisten, commerciële transacties, …
Discourse-community (Swales)
Specifieke groep die in een bepaalde context vaak een bepaald taalgebruik
hanteert.
iii. Genre-analyse (Swales, Bathia)
Door teksten én de context ervan te onderzoeken, besluiten welke soort
teksten welke linguïstische kenmerken heeft.
Researchpaper, sollicitatiebrief, overlijdensbericht, handboek
Tekstwetenschappen Janne Bruyneel
, 4
Les 2 – Tekst en context
1. Kenmerken van organizational discourse
Register dat wordt gebruikt in en geassocieerd met formele organisaties die
menselijke activiteit besturen
Bankwezen, bedrijfswereld…
In teksten of documenten die organisaties gebruiken
Vergaderingen, instructies, verslagen, advertenties, reclame, websites, …
Voorbeeld:
We moeten investeren in de toekomst en dat is online verkoop, verse en bioproducten en
de Carrefour huismerken. […] De twee winkels die we sluiten, Genk en Angleur, kunnen nooit
rendabel zijn ondanks alle investeringen die we willen doen. […] De cijfers bewijzen het, het
merendeel van de hypermarkten is rendabel. Ze hebben een meerwaarde maar ze moeten evolueren,
net zoals de sector evolueert. (B.Van Outryve, woordvoerder Carrefour België, op VTR NWS)
Ik weet dat dit een moeilijke boodschap is. Maar de beoogde maatregelen zijn noodzakelijk om de
verdere ontwikkeling van Carrefour in België te verzekeren. We hebben een sterke strategie en we
geloven erin. We moeten er met zijn allen voor gaan om onze toekomst veilig te stellen. (H.Decadt,
exploitatiedirecteur Carrefour België)
Kenmerken:
‘We’ is niet altijd sterk gedefinieerd. Inclusieve en exclusieve ‘we’. Zowel spreker als toehoorder.
Lexicon dat typisch is voor deze communicatie
Discourse van bedrijven die past in een groeimodel (kapitalisme)
Zowel talige als inhoudelijke kenmerken die organizational discourse kenmerken.
Tekstwetenschappen Janne Bruyneel