Inleiding en situering
o Afbakening → Def → 2 rollen centraal (WN & Org.) → 5 tradities volgens Arnold
• Situering A&O-psychologie (producentenpsychologie → mens-arbeid) → 3 onderdelen
o Historische en maatschappelijke evoluties → ontstaan van A&O gevolgd van 5 evoluties:
• Filosofie
▪ Plato → ideale staat → 3 taken waarvoor best geschikt → selectieprocedure
▪ Navarro → grote verschillen → taak staat testing doen → verplichting studeren
• Natuurwetenschappelijke methode (experimenteel/empirische onderzoek)
▪ Observatie → hypothese → toetsen → verwerpen/aanvaarden
▪ Milgram experiment → mensen gevoelig voor autoriteit (WO2 elektroshock)
• Maatschappelijke ontwikkeling/sociale invloeden
▪ Nood aan menselijke psychologie → Daens (industriële revolutie)
• Humanisme
▪ Mens centraal → leven hier en nu, werken niet om naar de hemel te gaan
• Eerste academische ontwikkeling
▪ Wundt → 1ste psychologisch lab (Leibzich) → basale processen → 2 methoden:
experimentele methode & introspectie (zelfreflectie/hoe voel je je?)
• Arbeidspsychologie - consumentenpsychologie → door 2 mensen opgezet:
▪ Dill Scott → psychologie en reclame → gelinkt aan commerciële activiteiten
▪ Münsterberg → psychologie en industriële efficiëntie → empirische selectie (Vb. reactietijd)
o Methodologische invloeden → differentiële psychologie (verschillen tussen mensen)
▪ Galton, Pearson → statistische methoden (kleur ogen, longinhoud, …)
▪ McKeen Cattell, Binet en Simon, Terman, Yerkes → intelligentietest (IQ) → cognitieve skills
▪ Guilford, Catell → persoonlijkheid
o Evolutie van maatschappelijk beeld over de mens in arbeidssituaties → 4 visies:
• <20ste eeuw → WN’s als slaaf → geen eigenmening en zelfbeschikking → tools om doel te bereiken
• Rationeel-economische mens → mensen zijn lui, moet ze controleren en willen incentives
▪ Scientific mngmt (Taylorisme, Fordisme) → staalfabriek productiviteit omhoog en WN beter
▪ Gilbreths time and motion studies → nadien de opgedeelde deeltjes timen
• Sociale mens → mensen hebben ook sociale behoeften
▪ Mayo, Hawthorne effect → per toeval - wat ook deden productie beter → WN wil aandacht
• Naar-ontplooiing zoekende mens → (vorige 2 samen) → WN wil ontwikkelen en bijleren
▪ Hertzberg, tweefactorentheorie: hygiënefactoren (dissatisfiers) & motivatoren (satisfiers)
→ randvoorwaarden/extrinsiek (werkomstandigheden, loon, verlichting, …) → eerst deze
→ Job inhoud/intrinsiek (verantwoordelijkheid, prestatie, erkenning, …) → dan deze
▪ Job design school → uit visie Hertzberg → WN gemotiveerder als werk interessanter maakt
→ Job enlargement (veruiming) → meer taken van zelfde niveau (variatie) → niet Taylor
→ Job enrichement (vereiking) → meer taken van hoger niveau (meer
verantwoordelijkheid)
• Complexe mens → mens heeft niet 1 behoefte, maar verschillende
▪ Maslow, behoeften piramide → 5 gerangschikt, volgende pas relevant als vorige bevredigd
Taylor
• Primaire (voedsel, loon, seks, warmte, …)
• Zekerheid & veiligheid (huis, job, …) Mayo
• Sociale behoefte (collega’s, vrienden, clubs, …)
Hertzberg
• Erkenning & waardering (reputatie, verantwoordelijkheid, …)
• Zelfontplooiing (creativiteit, moraal, …)
▪ McGregor, X & Y theorie → hoe managers staan t.o.v. hun WN’s
→ X = WN lui, wil niet werken, kan niet veel, controle nodig, niet loyaal, tegen verandering,..
→ Y = WN wil werken, verantwoordelijkheid, gemotiveerd, goedwillig en geïnteresseerd,…
, o Betekenis van werk vandaag → werk = zingever → belangrijke plaats in leven
• Individuele verschillen in werkethiek → 2 extremen:
▪ Job involvement = alles doen voor werk, om hemel te verdienen (protestante arbeidsethiek)
▪ Instrumentele arbeidsoriëntatie = werken als instrument om andere leuke dingen te doen
• Onderzoek wat Vlaming belangrijk vindt aan werk (Sociaal, loon, functie & capaciteit)
→ geen generatieverschillen
▪ Niet zelfde voor werklozen → gevolgen vergelijkbaar bij job onzekerheid
• Wat is werken? → Leveren van een prestatie → gaat over proces, niet het resultaat
▪ 3 vormen van prestatie
• Taakprestatie → doen wat in je contract staat
• Contextuele prestatie (organisationeel burgerschap) → extra inspanningen niet tot
takenpakket (vrijwillig, andere helpen, verdedigen van org. ,…)
• Contraproductief gedrag (negatieve vorm van prestatie) → 2 vormen:
→ t.o.v. individuen: intimidatie, pesten, agressie, …
→ t.o.v. organisatie: diefstal, absenteïsme, lange pauze nemen, …
▪ Presenteïsme: aanwezig, maar ziek/niet aan 100% (erger dan absenteïsme)
▪ Verminderen van inspanning: shirking (minimale inzet), social loafing,
free riding, job neglect (verwaarlozing), tardiness
▪ Taakprestatie voorspeld door intelligentie en andere 2 door persoonlijkheid
▪ OBS & CPG geen tegengestelde, maar zaken die samen kunnen optreden → vraag naar OBS
• Intern + controleerbaar → CPG
• Intern + oncontroleerbaar → OBS
• Extern + controleerbaar → OBS
• Extern + oncontroleerbaar → OBS