GEDRAG HOND
1. Afstamming en domesticatie
1.1. Afstamming
Tegenwoordig zijn er heel wat
hondenrassen terug te vinden.
Toch zijn ze allemaal vanuit 1
door ontstaan: de wolf.
Animalia → Chordata →
Mammalia → Carnivora →
Canidae (hondachtigen) →
Canis genus
A FSTAMMING VAN DE WOLF
• 1e gedomesticeerde diersoort
• Archeologisch, genetisch, .. onderzoek
→ domesticatie min. 15 000j geleden
• Wrschnlk multiple onafh. domesticatieprocessen
• ≠ hypothesen (≠ plaatsen, onafh. van elkaar)
o Autodomesticatie: afval eten → mensen
o Wolvenpups uit nest tam maken
Fenotypische plasticiteit
Wolf kan zich sterk aanpassen aan veranderende omstandigheden
Experiment Miklosi – onderzoek naar gedrag van honden en wolven
Aangeleerd gedrag: trekken aan touw → voedsel ➔ werd gewoonte
Experiment: trekken aan touw → gebeurt niets, ≠ voedsel
Vaststelling: wolf blijft trekken ↔ hond richt zich naar baasje
Besluit: hond is meer gehecht aan personen
1.2. Domesticatie
= proces waarbij een populatie dieren aangepast wordt aan de mens en de opgelegde omgeving door
Genetische verandering door mens bepaalt = kunstmatige selectie
Omgevingsgeïnduceerde veranderingen in ontwikkeling bij elke generatie (o.a. door
leerprocessen) = temmen dier → ≠genetisch overdraagbaar
OPM: domesticatie ≠ temmen
Natuurlijke vs. kunstmatige selectie (andere kleuren, ‘afwijkingen’ eruit halen → ≠ overlever natuur)
,V OORWAARDEN
Hoe meer voldaan, hoe meer geschikt
• Dieet → flexibel, verstrekking dr mens mogelijk
• Voortplanting → ≠ vaste paarvorming, paren (in gevangenschap) noodzakelijk
• Leven in groepsverband
o Sociale structuur + dominantieverhoudingen
• Sociale relaties met andere soorten (mens), ≠ (extreme) vijandigheid
1e golf: hond, landbouwdieren, paard
2e golf: pelsdieren, labodieren, vleesproductiedieren
G EVOLGEN
• Gedrag
o Kwantitatieve verandering (toename – afname eigenschappen)
▪ Afname vluchtgedrag, prooivanggedrag, broedsheid… (enkel belangrijk in wild)
▪ Toename seksuele drift, vroegere geslachtsrijpheid → snellere voortplanting
▪ O.a. door veranderende drempelwaarde
o Neotenie: behoud van juveniele kenmerken (zie pup) bij adulten
▪ Blaffen, spelgedrag, onderdanig gedrag, …
o Meer variatie
• Morfologie
o Veranderingen in schedeltype, grootte, haarkleur, haartype, staart, oren … (≠ wolf)
• Fysiologie
o Kleinere bijnieren → gewijzigde hormoonproductie
o Neurotransmitters: hersenen meer serotonine
o Reproductie minder seizoensgebonden
1.2.1. Belyaev
O NDERZOEK ( SINDS 1959)
• Zilvervossen (gehouden voor pels, ≠ gedomesticeerd) selectief fokken op ‘tamheid’
• ± 130 dieren
• Geselecteerd op tamheid, ≠ getraind → verbleven in kooien, beperkt menselijk contact
• Testen
o Maandelijks → reactie bij voederen, proberen strelen
o Om 8 m:
▪ Klasse I – minst gedomesticeerd: wegvluchten, bijten…
▪ Klasse II – laten strelen en oppakken
▪ Klasse III – kwispelen, jammeren
▪ Klasse IE – ‘gedomesticeerde elite’: zoeken naar humaan contact, snuffelen, likken
→ klasse later toegevoegd
, o Toegelaten voortplanting: 5% + 20%
o Stijgende elite → verdere generaties
▪ 10e generatie = 18% elite
▪ 20e generatie = 35% elite
▪ 30e generatie = 75% elite
V ERANDERINGEN
Fysiek
• Haarkleur: voorkomen witte zones
• Afhangende oren
• Opgekrulde, kortere staart
• Kortere poten, over- en onderbijters
Socialisatieperiode
Hoe meer gedomesticeerd, hoe sneller de socialisatieperiode start, hoe langer
Gedrag – morfologie – fysiologie
Door selectie op tamheid → destabilisatie van genetisch materiaal → veranderingen in G + M + F
2. Zintuigen en communicatie
2.1. Olfactorische communicatie (reukzin)
• Mogelijk vanaf geboorte
• Uitstekende reukzin
o ≠ doeleinden : opsporen drugs, spoorzoeken, ziektedetectie …
Hond Mens
• 𝟐, 𝟖 × 𝟏𝟎𝟖 reukreceptoren • 5 − 20 × 106 reukreceptoren
• Opp. reukepitheel: 75-200 cm² • Opp. reukepitheel: 5 cm²
Stoffen bij veel lagere concentratie waar te nemen
≠ aantal receptoren tussen hondenrassen