Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Ontwikkelings- En Levensloopcriminologie (R_OntenO) €5,79   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Ontwikkelings- En Levensloopcriminologie (R_OntenO)

 139 vues  12 achats
  • Cours
  • Établissement

Hiermee heb ik een 8.9 voor het tentamen gehaald. Samenvatting voor het vak Ontwikkelings- en levensloopcriminologie aan de VU. Bestaat uit uitgebreide hoorcollege-aantekeningen met waar nodig aangevuld met de voorgeschreven artikelen. De voorgeschreven artikelen waren: Farrington - Developmental a...

[Montrer plus]

Aperçu 3 sur 25  pages

  • 28 mai 2022
  • 25
  • 2021/2022
  • Resume
avatar-seller
SAMENVATTING OLC

WEEK 1: ICAP, RISICO- EN BESCHERMENDE FACTOREN

Age-crime curve
 Sterke relatie leeftijd en criminaliteit
 Criminaliteit verhoudingsgewijs meest gepleegd door adolescenten

Is de age-crime curve misleidend?
 Data is geaggregeerd  dadertrajecten of subgroepen van daders kunnen verborgen blijven.
 Data is cross-sectioneel  laat geen stabiliteit/verandering over tijd zien.
 Data is officieel  zegt niets over de voorlopers van officieel geregistreerde criminaliteit (antisociaal gedrag in de
kindertijd)

DLC-theorieën
Belang van DLC-theorieën en onderzoek
 Veel variabelen zijn uiteindelijk veranderlijk over tijd, en de invloed is ook veranderlijk.
 Tussen-persoonsverschillen vs. binnen-persoonsverschillen.
 Cross-sectioneel vs. longitudinaal onderzoek.

Verschillen binnen mensen: dezelfde persoon op een ander tijdstip meten.
 beter dan tussen-mensen.

Verschillen tussen mensen: verschillende persoon meten op hetzelfde tijdstip.

Longitudinaal: personen door de tijd heen volgen.
 op basis hiervan kan je sterkere uitspraken doen over effecten dan bij
cross-sectioneel. Dit design staat centraal bij levensloopcriminologie.

ICAP: integrated cognitive antisocial potential theory (zie foto)

Lange termijn antisociaal potentieel <> korte termijn antisociaal potentieel.

Mensen die in aanraking komen met politie en justitie hebben een verhoogd lange termijn antisociaal potentieel. Wordt gevormd
door allerlei ervaringen eerder in het leven. Je kunt hierdoor richting criminaliteit gaan, maar dit hoeft niet. Belangrijk > het is niet
gedetermineerd! Na lange termijn antisociaal potentieel kan er korte termijn antisociaal potentieel bijkomen. Dit is acuut.
Bijvoorbeeld door drugs en/of alcohol. Telt op bij lange termijn antisociaal potentieel wat al aanwezig is. De kans op criminaliteit
wordt groter, maar nog steeds geen zekerheid dat criminaliteit plaats gaat vinden. Ook nog cognitieve processen die een rol
spelen. Bijvoorbeeld kosten-baten afwegen. Wanneer deze drie dingen bij elkaar komen en ten gunste van criminaliteit uitvallen,
dan pas zal er criminaliteit plaatsvinden. Hier houdt het niet op. Doet er ook toe wat na criminaliteit gebeurt. Beloning (geld na de
overval/status) of straf? Veel beloning en weinig negatieve consequenties = grotere kans dat je in de toekomst opnieuw
criminaliteit pleegt.

De belangrijkste stimulerende factoren die mogelijk leiden tot hoge, langdurige AP zijn verlangens naar materiële goederen, status,
opwinding en seksuele bevrediging. Deze motivaties leiden echter alleen tot een hoge AP als antisociale methoden om ze te
bevredigen zijn gekozen. Antisociale methoden worden meestal gekozen door mensen die het moeilijk vinden om legitiem in hun
behoeften te voorzien, zoals mensen met een laag inkomen, mensen zonder werk etc.

De ICAP theorie stelt voorts dat het plegen van misdaden komt door de interactie tussen de individu (en zijn level van AP) en de
sociale omgeving (voornamelijk gelegenheid en mogelijke slachtoffers). Delinquentie komt dus niet alleen door het lange termijn
AP, er moet iets anders gebeuren. Korte termijn AP verschilt per individu, het komt bijv. door verveling, boosheid, dronken zijn,
frustratie of aangemoedigd worden door peers. Of iemand daadwerkelijk criminaliteit pleegt hangt dan nog af van cognitieve
processen, waarbij ook de baten, kosten en mogelijkheden worden overwogen. Ook als je rationeel beredeneerd dat misdaad
plegen best gunstig zou zijn, maar je AP is laag, dan zal je het alsnog niet doen. Dus als iemand denkt dat hij iets rationeel
beredeneert, hangt dat ook af van andere externe invloeden De uitkomst van een misdaad kan leiden tot een veranderingen in de
lange termijn AP en in verdere cognitieve processen, bijv. door straffen en belonen, maar ook door stigmatisering.

Mensen beginnen dus met misdaden plegen door:
- Een hogere lange termijn AP (a)
- Een hogere korte termijn AP (b)

, - Veranderende beslissing-maken processen (c)
En dit wordt beïnvloedt door…
a) Door het willen van materiele goederen, status, seks. Maar ook meer fysieke mogelijkheden (sterker worden) en skills,
veranderingen in socialisatie (bijv. slechtere band krijgen met je ouders)
b) Door meer korte termijn motivatie dus verveling, boosheid, dronken zijn en frustratie, en daarnaast door toenemende
mogelijkheden of verandering in je routine activiteiten (meer uitgaan)
c) Verandert als de subjectieve verwachten baten van misdaad stijgen, bijv. door goedkeuring van peers of afkeuring van
ouders die minder belangrijk wordt.

Mensen gaan door met criminaliteit omdat het lange termijn antisociaal potentieel consistent blijft over de tijd. De risicofactoren zijn
er vooral op het gebied van alle vier de domeinen maar de belangrijkste komen terug tijdens de adolescentie zoals het niet
getrouwd zijn of het niet hebben van een stabiele baan. Mensen stoppen met een het plegen van criminaliteit door het verminderen
van het lange en korte termijn antisociaal potentieel en daarnaast het maken van andere cognitieve keuzes.

Risicofactoren op verschillende leeftijden
Wat zijn risicofactoren?
 Geassocieerd met uitkomstmaat – samenhang.
 Factor gaat aan uitkomst vooraf – risicofactor.
 Risicofactor die veranderd kan worden – dynamische risicofactor (bijv. gezinssituatie).
 Risicofactor die niet veranderd kan worden – statische risicofactor (bijv. geslacht).

Bronfenbrenner’s ecologisch systeem model
In het midden staat het kind. Hieromheen bestaan ouders en zusjes etc. naarmate je ouder wordt, wordt je cirkel groter en ga je
naar het exosysteem. Systeem wordt groter, maar ook belangrijker. School en de buurt gaan bijvoorbeeld een rol spelen. De
volgende stap is een nog grotere cirkel. Denk hierbij aan cultuur, economisch systeem in het land waarin je opgroeit. Deze cirkels
hebben impact op jouw leven.

 Belangrijk! Naarmate je ouder wordt, worden de buitenste cirkels belangrijker en de risico’s groter.




Verschillende domeinen van risicofactoren > artikel
Individueel
 Antisociaal gedrag (agressief)
 Emotie (manier van uiten)
 Cognitieve ontwikkeling (taal, sociaal, academisch, neuropsychologisch)
 Hyperactiviteit

Familie
 Opvoeding
1. Veel ruzies tussen ouder en kind
2. Ouder houdt kind slecht in de gaten
3. Ouders hebben weinig positieve invloed op het kind
 Huiselijk geweld / kindermishandeling
 Scheiden van de ouders
 Psychopathologie bij de ouders (bijvoorbeeld depressief)
 Tiener-ouders

,  Aantal gezinsleden
Peers
 Criminele vrienden
 Afgewezen worden door peers

Schoolfactoren
 Geen succes op school
 Geen binding met school
 Geen doelen op school
 Spijbelen en school uitval

Omgevingsfactoren
 Wonen in een achterstandswijk
 Lage SES in de buurt
 Weinig cohesie in de buurt
 Veel criminaliteit in de buurt
 Structuur van de buurt
 Mobiliteit van de bewoners

 let op: geen uitputtende lijst. Prenatale factoren kunnen bijvoorbeeld ook meespelen.
 hoe meer risicofactoren, hoe groter de kans op het plegen van criminaliteit. Maar: niet gedetermineerd.

Nature: genetische invloed van ouders op kind.

Nurture: omgevingsinvloeden.
- Proximale factoren: slechte hechting, misbruik, mishandeling, verwaarlozing, opvoeding.
Familie
- Distale factoren: psychopathologie ouders, persoonlijkheid ouders, middelengebruik.
- Contextuele factoren: huwelijksrelatie, relaties broers/zussen.
- Globale factoren: gezinsstructuur (aantal broers/zussen, hulpverleningscontacten) SES (inkomen, buurt).

Wat is antisociaal gedrag?
 Niet strafbaar gedrag: probleemgedrag, externaliserend (en internaliserend bij kinderen) (<12 jaar).
 Strafbaar gedrag
- Lichte vormen: delinquent/crimineel gedrag: overtreden van de wet (>12 jaar).
- Zware vormen: jeugdcriminaliteit.

“antisociaal gedrag in de kindertijd is de grootste risicofactor voor later delinquent gedrag.”
- Maar: de meeste kinderen die op dit moment antisociaal gedrag vertonen, worden meestal geen criminele volwassenen.
Om deze reden is longitudinaal onderzoek belangrijk.

Om te kunnen beoordelen of iets als antisociaal gedrag kan worden bestempeld, moet je kennis hebben over welk gedrag normaal
is op die bepaalde leeftijd.

“Onze jongste zoon was net 3 geworden en mocht bij Sint op schoot een liedje zingen. Sint zong mee om hem te helpen. “Bij de
tweede zin draaide hij zich naar de Sint, hief dreigend zijn vinger en zei “nu hou je even je mond, ik ben aan het zingen”. Sinds hij
kan praten spreekt hij in de gebiedende wijs. Hij (nu 6 jaar) spuugt me in mijn gezicht, kan urenlang razend zijn en dan alles van
zijn kamer uit zijn raam gooien. En hij is volledig ongevoelig voor straf.”
 sprake van antisociaal gedrag. Vooral ‘ongevoelig voor straf’ is vanuit de criminologie een risicofactor.

Beschermende factoren: beetje tegenovergestelde van risicofactoren (hoog IQ, juiste binding met vrienden en ouders)
 Protective factors: factoren die een bestaand risico in iemands omgeving kunnen verzachten. Dienen als een soort buffer.
Aspecten van het individu zelf of van wiens omgeving die in een situatie waarin er een bepaald risico is, kunnen maken
dat iemand zich hiertegen kan verzetten. Gaat om een interactie-effect: interactie tussen risico en bescherming. VB:
iemand groeit op in een gezin waar veel criminaliteit is (grote risicofactor), maar doet het goed op school (beschermende
factor).
 Promotive factors: gaat om het stimuleren van positieve uitkomsten, ongeacht of er een risico is. VB. bepaalde
voorzieningen in een buurt, hulpouders.
 verschil hoeven we niet op te kunnen noemen. Wel belangrijk dat er wordt ingezet op beschermende factoren. Wanneer wij
merken dat er veel risicofactoren zijn, moeten we niet alleen proberen om deze weg te halen, maar ook beschermende factoren
toevoegen aan de situatie.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marisalensen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,79  12x  vendu
  • (0)
  Ajouter