Ziekteleer
H1: inleiding tot de semiologie en medisch diagnostisch proces
Anamnese
= ondervraging van de patiënt.
- Algemeen: leeftijd, beroep, seksuele gewoonten, hobby, roken, alcohol, drugs
- Actueel probleem: sinds wanneer, hoe ontstaan, huidige toestand.
o Pijnanamnese: aard van pijn, lokalisatie, uitstraling, ontstaan (acuut-geleidelijk), dag-
nachtritme (artrose = avond en artritis = vroege ochtend en voormiddag) en
beïnvloedende factoren: houding (spier of bot), beweging (spier of bot), ademhaling
(long/pleura/pericard), maaltijd (maag, darm, gal, pancreas), stoelgang (colon), flatus
(colon), mictie en GM
- Systeemanamnese: beoordeling (dis)functie organen.
- Voorgeschiedenis
- Familiale anamnese: diabetes, erfelijk, kanker of cardiovasculaire belasting.
Klinisch onderzoek
= inspectio (kijken), palpatie (voelen/betasten), percussie en ausculatatie (longen, hart, BV)
- Algemeen; klieren, hart en bloedvaten, longen, abdomen (buik)
- Lokaal; specifieke aandacht zone klachten
Klinische probleemstalling met hypothesen over diagnose en differentiële diagnose
Laboratoriumonderzoek
- Bloedtesten
o Tekens van ontsteking: C-reactief proteïne, bloedbezinkingssnelheid.
o Aantal circulerende BC: RBC, WBC en BP.
o Functie organen
- Urineonderzoek
- Stoelgangonderzoek
- Kweken
Radiologisch onderzoek
Röntgenstralen met of zonder contrasttechniek (IV of darmcontrast)
Ioniserend risico kankerontwikkeling, afhankelijk van hoeveelheid mSv (sievert).
Natuurlijke radioactieve straling = 2mSv/jaar.
IV röntgencontraststoffen = iodiumrijk: benzeenring met 3 iodiumbindingen waarbij jodium X-
stralenpenetratie verzwakt.
Mono- of dimeren, geïoniseerd of niet door additie van carboxylaatgroep.
Ionische monomeren: minste stralingsabsorptiecapaciteit, hogere dosis = hyperosmolair.
Non-ionische dimeren = iso-osmolair.
Snel via nier uitgescheiden.
1
,Nevenwerkingen
- Allergische reactie (histamine).
- Acute nierinsufficiëntie bij gedeshydrateerde patiënten.
- Acuut hartfalen.
- Laattijd hyperthyroïdie.
Echografie
- Ultratonenprincipe (radarbeeld): veilig want geen radioactiviteit.
- Flow in BV beoordelen = echo-doppler effect.
- Snel, goedkoop en pijnloos. Resultaat afhankelijk van ervaring
Computertomografie = CT-scan
- RX-stralen met rond patiënt bewegende stralingsbron en detectieplaat 3D
computerconstructie, klassiek 2D.
Kernspintomografie = MRI/NMR = nuclear magnetic resonance imaging
- Analyse elektromagnetische impulsen, ontstaan na kortstondige magnetische veldwijzigingen
en radiofrequente signalen.
- Impulsen afhankelijk van concentratie protonen in weefsels.
- Contraststof (gadolinium), bij nierinsufficiëntie huidafwijking.
- Geen patiënten met metalen implantaten < sterk elektromagnetisch veld
Isotopenonderzoek
- Lage dosis radioactieve stof inspuiten lokale radioactiviteit meten met scintillatiecamera.
Skeletscan, schilklierscan, PET-scan, tumoren, metastasen.
- FDG-PET scan = fluoro-deocyglucose positron emmison tomography
o Detective tumoren, metastasen, infectie
o Glucose analoog gemerkt met radioactief fluor hoe hoger metabolisme, hoe meer
opname deoxyglucose: kleuring zone
Klinische vraag p13
Endoscopie
Specifieke functionele onderzoeken
- ECG: elektrocardiogram
- EMG: elektromygrafie: spieractiviteit en zenuwgeleiding
- EEG: elektro-encefalogram: hersenactivieit
- Longfunctieonderzoek
- Manometrie (drukmeting): slokdarm en rectum
Anatomopathologisch onderzoek
- Microscopisch onderzoek van biopsie
Medische besliskunde
2
,Eindresultaat diagnostisch proces = reeks van symptomen (subjectieve last / klachten) en
bevindingen of tekens (objectief, vast te stellen uit klinisch en technisch onderzoek)
één of meerdere klinische problemen herleiden diagnose en differentiële diagnose.
Sensitiviteit
= hoe goed een test is in het identificeren van een patiënt met een ziekte.
- Ziekte aantonen: best zo hoog mogelijk. Zo weinig mogelijk vals negatieven
aantal echte positieven
-
aantal echte positieven+ vals negatieven
Specificiteit
= hoe goed de test scoort bij gezonde personen.
- Ziekte uitsluiten: best zo hoog mogelijk. Zo weinig mogelijk vals positieven
aantal echt negatieven
-
aantal echt negatieven+aantal vals positieven
Positieve predictieve waarde
= de kans dat een positieve test effectief ook betekent dat de patiënt ziek is.
aantal echte positieven
-
aantal echte positieven+ vals positieven
Negatieve predictieve waarde
= de kans dat een negatief testresultaat ook effectief erop wijst dat de patiënt niet ziek is.
aantal echt negatieven
-
aantal echt negateiven+vals negatieven
Positieve en negatieve predictieve waarden: sterk beïnvloed door de prevalentie van de ziekte.
a+c
Prevalentie: pretest probabiliteit:
T
a d
Sensitiviteit (Se) = Specificiteit (Sp) =
a+c b+d
a d
Positieve predictieve waarde: Negatieve predictieve waarde:
a+b c+ d
3
, 4