Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Virologie farmacie (Ko7B4A) €15,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Virologie farmacie (Ko7B4A)

 46 vues  1 fois vendu

Samenvatting van de cursus en slides van virologie

Aperçu 4 sur 76  pages

  • 28 mai 2022
  • 76
  • 2021/2022
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
VDSA
Virologie
H1: ALGEMENE ASPECTEN VAN VIRUS INFECTIES EN HUN BEHANDELING
Morfologie
- Virus = kleinst gekend infectieus deeltje.
- Obligate intracellulaire parasieten, die niet autonoom kunnen vermenigvuldigen.
o Bij dieren, planten, bacteriën en schimmels.
- Kweek virus vereist levend substraat
o Celcultuur
o Bebroede kippeneieren
o Proefdier
- Species specificiteit.

Microscopie en cytopathogeen effect
- Diameter < 1µm: elektronenmicroscoop.
- Cytopathogeen effect (CPE) = vernietiging van gastheercellen door virusreplicatie.
o Virus: bij replicatie in geschikte celcultuur  wijziging in celmorfologie (cellysis)
 Lichtmicroscopisch.

Opbouw viruspartikels = virions
- Bevat DNA, omgeven door EW-mantel of capside = nucleocapside, hierrond soms lipide
buitenlaag = enveloppe. (naakt virus = geen evenloppe)
o Viraal genoom:
 RNA of DNA
 Aantal gecodeerde EW: 2-2500
 Compact genoom: overlappende genen of alternatieve splicing (TxN
tot pre-mRNAs die op verschillende wijzen gespliced worden).
o Capside
 = viraal gecodeerd proteïnestructuur, uit repetitieve eenheden (capsomeren)
 Nucleocapside: icosahedraal (20-vlak + 12 hoekpunten + 30 zijden), helicaal
of complexe vorm.
o Enveloppe
 Uit lipide-dubbellaag, afkomstig van celmembraan.
 Verwerpen: einde replicatie als ze cel verlaten door budding = knopvorming.
o Peplomeren of spikes
 = glycoproteïne-uitsteeksels in eveloppe.
 Capside-EW en peplomeer-EW
 Structureel
 Immunologisch: antigenen waartegen gastheer immuniteit maakt.

,Virus transmissie en pathogenese
Transmissieroutes
- Faeco-oraal: drinkwater besmet met fecaal afval of slechte handhygiëne.
- Respiratoir: droplet.
-
- Rechtstreeks contact met huid, speeksel of urine.
- Seksueel.
- Parenteraal: via besmet bloed.
- Verticaal: van moeder op kind (horizontaal = van 1 individu op een ander)
o Prenataal: transplacentaire passage
o Perinataal: besmetting thv geboortekanaal
o Postnataal: moedermelk of speekselcontact
- Zoönotisch: besmet dier
o Door gewerveld dier, met of zonder tussenkomst van insect.

Bepaald door stabiliteit virus buiten gastheer
- Niet geënveloppeerde virus: makkelijk overleven in buitenwereld.
- Geënveloppeerd virus: gevoelig voor uitdroging, extreme T of extreme pH.

Efficiëntie van verspreiding
Basis-reproductiegetal R0
= hoeveel personen gemiddeld secundair besmet door één primair besmet persoon.

Incubatietijd
= tijd tussen blootstelling aan virus en ziektesymptomen
- Zeer kort: 1-2 dagen
- Intermediair: 1-2 weken
- Zeer lang: 1-2 maanden

Ziektebeloop in de tijd
- Acute infectie: virus  lysis geïnfecteerde cellen. (influenza)
- Latente infectie: virus na 1e contact verborgen aanwezig in lichaam, geen replicatie. Virus
hieruit reactiveren tijden periodes van verminderde immuniteit.
- Chronisch persistente infectie: langdurige lage-graad virusreplicatie, waarbij drager continu
besmettelijk is.
- Deel asymptomatisch.
- Oncogeen virus: gastheercel transformeren tot continu delende cellen  kwaadaardig tumor

Immuniteit gastheer
Overleving binnen gastheer garanderen  immune-evasion mechanismen  natuurlijke of
adaptieve immuunrespons gastheer omzeilen.
- Natieve immuniteit omzeilen (overleven in maagzuur dat een naak virus is)
- Adaptieve immuniteit omzeilen (HIV onderdrukt CD4-lymfocyten)
- Verschillende virus subtypes of uitgesproken antigenische variabiliteit.

,Latentie = niet besmettelijke fase, zit in je lichaam maar niet actief.
Persistentie = altijd beetje besmettelijk, blijft maar in lage replicatie.




Laboratoriumdiagnostiek bij virus infecties
Opsporen virus of virus-specifieke antistoffen.
1. Virologische technieken
o Specimen: speeksel, feces, bloed
 Indirect: viruskweek
 In vitro = celcultuur
 In ovo = op bebroede kippeneieren
 In vivo = pasgeboren muizen
 Direct: PCR
2. Serologische technieken
o Voordeel: sneller en antistoffen aantonen nadat virus al verdwenen is
o Nadeel: serumpaar nodig voor aantonen stijging IgG antistoftier bij actuele infectie
OF IgM specifieke test: aantonen

Geïnfecteerd persoon: seronegatief  seropositief = seroconversie.
Tijdens covalescentie (herstelperiode): antistoftiter erg hoog, daarna dalen.

Microscopische technieken
- Lichtmicroscopie: o.b.v. virus-karakteristieke CPE.
- Fluorescentie: kleuring met fluorescent gemerkt antilichaam. (direct-indirect)
- Elektronenmicroscopie: opsporen moeilijk te kweken virussen.

Aantonen virale nucleïnezuren
= met specifieke primers of probers (sequenties complementair aan virale DNA of RNA sequenties.

In situ hybridisatie: detectie DNA of RNA in aangetast weefsel.
- Opsporen + lokalisatie virus.
- Weefselcoupe fixeren  behandelen met proteïnase  hybridisatie met probe  detectie
met enzym-gekoppeld antilichaam  enzymreactie met substraat  kleurreactie thv virus-
positieve cellen  microscopie evaluatie.

PCR = DNA virus en RT-PCR = RNA virus (reverse transcriptase) opsporen
= genetisch materiaal virus geamplificeerd iav twee specifieke primers
- Voordeel: gevoelig, specifiek en indien qPCR kwantitatief.
- Nadeel: duur, contaminatie en PCR inhiberende bestanddelen
- Gevoeligheid verhogen: nested-PCR = DNA eerst geamplificeerd met 1e primerset en daarna
2e primerset die een amplicon afbakent dat gelegen is binnen het eerste amplicon.
- Real time PCR: aantal DNA of RNA kopijen precies bepalen
A. Basisprincipe PCR test
o Staal + buffer + 4 deoxynucleoside-trifosfaten + enzym (hitte stabile Taq DNA
polymerase) + 2 primers.

, o PCR-apparaat met T-programma
1. 2 min 95°C = initiële denaturatie DNA
2. 40 cycli uit 30 sec bij 94°C = denaturatie DNA, 45 sec bij 60°C = hybridisatie
primers aan doelwit DNA en 60 sec bij 72°C = DNA extensie vanaf primers.
3. 5 min bij 72°C = finale extensie onafgewerkte DNA stukken
 Veel kopijen van amplicon = stukje DNA afgebakend door 2 primers.
o Staal bevat RNA: RT voor PCR.
B. Principe van real-time PCR
o Conventionele PCR: PCR gedurende 35-40 cycli herhaald.
 Analyse d.m.v. gelelektroforese + gel ethidiumbromide  DNA bandje onder
UV waarnemen.
 Niet kwantitatief: detectie op eindpunt
 Intensiteit bandjes: veel of weinig DNA aanwezig.
o Kwantitatieve PCR
 PCR reactie in tijd gevolgd: toename fluorescentie ifv
aantal PCR cycli.
 Bij stalen met initieel veel DNA: curve sneller opkomen
 aantal amplificatiecylci nodig om drempelwaarde in
fluorescentie te bereiken lager.
 Aantal DNA kopijen bij aanvang uit cycle threshold =
cyclusgetal waarbij de fluorescentie stijgt boven een
drempelwaarde.
 Standaardcurve voor absolute kwantificatie standaard = DNA-plasmide met
amplicon sequentie.
o Fluorescentie
 DNA intercalerende fluorescerende stof: naarmate DNA geamplificeerd
wordt  meer DNA-intercalator ingebouwd + fluorescentie stijgt.
 Taqman techniek: DNA probe toevoegen die gemerkt is met reporter en
quencher molecule (probe aan DNA  geen fluorescentie want quencher
dooft reporter).
 PCR: probe van DNA verdreven door polymerase, exonuclease
activiteit  losse probe geknipt  reporter en quencher gescheiden
 report geeft fluorescentie.

Aantonen antigen-antistof bindingsreacties
- Complementbindingsreactie: verbruik van complement door antigen-antistof-complex.
- ELISA = enzy lnked immunosorbent assay.
o Binding antistof of antigen in plastiek microtiterplaat + 2° antistof en enzymsubstraat
 kleurreactie, via spectrofotometer intensiteit bepalen.
- RIA = radioimmunoassay: radioactief gemerkt antigen of antistof.
- Hemagglutinatie en hemagglutinatie-inhibitie: eigenschap virus om RBC te agglutineren.

Kwantitatieve uitvoering voor bepaling titer
= hoogste verdunning van het serum waarbij het signaal wordt waargenomen

Hemagglutinatie-inhibitie voor aantonen antistoffen tegen influenzavirus
- Influenza in enveloppe HA-EW  RBC agglutineren.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur VDSA. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €15,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€15,49  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter