Communicatievaardigheden
Inhoudsopgave
Communicatievaardigheden.......................................................................................................................... 1
1. Zakelijke communicatie....................................................................................................................................1
Relevante verschillen spreektaal en schrijftaal...............................................................................................3
Sociolinguïstiek................................................................................................................................................4
Oefeningen :....................................................................................................................................................4
2.Wetenschappelijk formuleren...........................................................................................................................4
2.1 Grammaticale struikelblokken woordniveau............................................................................................4
Overzicht woordsoorten..................................................................................................................................4
2.2 Grammaticale struikelblokken zinsniveau.................................................................................................5
2.3 Lexicale struikelblokken.............................................................................................................................5
2.4 Spelling.......................................................................................................................................................5
2.5 Correct taalgebruik....................................................................................................................................5
2.6 Schematisch samenvatting......................................................................................................................10
2.7 Sociale media...........................................................................................................................................11
2.8 Bronnenonderzoek en rapporteren........................................................................................................12
3. Professioneel correspenderen........................................................................................................................18
Zakelijke brief met briefhoofd.......................................................................................................................18
Zakelijke brief zonder briefhoofd..................................................................................................................22
Delen van een e-mailbericht..........................................................................................................................23
4. Mondeling vaardigen.....................................................................................................................................25
Structuur van de presentatie: VVV-principe:................................................................................................25
5. Mondelinge en schriftelijke vaardigheden.....................................................................................................26
5.1 Vergaderen...................................................................................................................................................26
5.2 Notuleren.................................................................................................................................................28
5.3 Solliciteren...............................................................................................................................................32
6. Academische woordenschat...........................................................................................................................34
7. leerpaden + BIB..............................................................................................................................................37
1. Zakelijke communicatie
Het vertrekpunt van communicatiemodel van de liguist Roman Jakobson :
- informatieoverdracht (taal dient om informatie over te brengen).
- sociale profilering (bewust of onbewust geven we tijdens onze communicatie ook
,informatie over onze sociale achtergrond).
Zender: starter
Ontvanger: ontvangt de boodschap
Boodschap: inhoud van de communicatie
Context: referentiekader (situatie, voorkennis onderwerp)
Code: vorm of soort taal
Contact: relatie tussen zender en ontvanger
Medium: middel van communicatie
Kanaal: mondeling of schriftelijk
Bedoeling: informeren, overtuigen (persuasief), amuseren of aansporen (activerend)
Ruis: extern of intern
Feedback: zender wordt ontvanger en vice versa
Proces van (de)coderen: gedachten => taal => gedachten
Doelstelling zender tekstsoort gewenst effect ontvanger
Informeert informative tekst krijgt info
Ontroert emotieve tekst heeft een gevoel
,Overtuigt peruasieve tekst neemt mening of houding over
Overhaalt activerende tekst doet iets (niet) of laat iets na
Amuseert iemand diverterende tekst beleeft plezier
Waardering & respect: inhoud / relatie / perceptie correct
Perceptie: hoe inhoud en relatie geintrepreteert worden
Inhoud: boodschap
Relatie: rollen tov elkaar sx
Soorten communicatie zender
intern: communicatie binnen een organisatie/omgeving (bv. Werk, gezin)
extern: communicatie van een organisatie met de buitenwereld (bv. Bezoeker,
klant)
Soorten communicatie boodschap
mondeling: gesproken taal
schriftelijk: grafische tekens (logo’s, emoticons, tekens,..)
verbaal: met woorden, talig of schriftelijk
non-verbaal: met beelden, gebaren, etc.., niet talig
Soorten communicatie ontvanger
intrapersoonlijk: de ontvanger = zender (bv. Dagboek)
interpersoonlijk: een ontvanger - zender (bv. Brief, telefoontje)
massacommunicatie: zender en meerdere of grote groep ontvangers, hoeft de
ontvangers niet te kennen en feedback is meestal onmogelijk (bv.
Radiobericht, affiche)
Randvoorwaarden: materiele beperking
Zakelijke communicatie: een vorm van communicatie waarbij de boodschap
altijd betrekking heeft op contacten en transacties van formele of
commerciële aard. Zender en ontvanger kennen elkaar meestal enkel
beroepshalve of ze treden op als (soms anonieme) vertegenwoordigers van
hun organisatie, bedrijf of dienst.
Relevante verschillen spreektaal en schrijftaal
SPREEKTAAL SCHRIJFTAAL
1 Direct contact Indirect contact
, 2 Eenmalig: geheugen is ‘harde schrijf’ Meermalig: op papier
Zender bepaalt: luisterdwang,
Ontvanger bepaalt: leesvrijheid, leestempo,
3 luistertempo, luistermoment, productief
leesmoment, receptief bepaald
bepaald
4 Kan informeler zijn Is vlugger heel formeel
Redundantie: tussenwerpels, overbodige
zinnen, herhalingen,
tautologieen(=benadrukken van een Gemakkelijker correcter algemeen
5
woord met een ander woord dat hetzelde Nederlands wegens controleerbaarheid
betekent), modale formuleringen, fouten
tegen uitspraak en syntaxis,..
6 Meer kans op ruis, vooral extern Enkel interne ruis als bron gestoord wordt
Hoorbare expressieve factoren: articulatie
van stem, intonatie en klemtoon, tempo
en vlotheid, volume Typografische verzorging: spaties,
7 bladformaat, bladspiegel, lettertype,
lettergrootte,..
Zichtbare expressieve factoren: uiterlijk,
mimiek en gebaren, houding, oogcontact
Sociolinguïstiek
= Deze wetenschap die onderzoekt hoe communicatie kan verschillen op
basis van een aantal sociale factoren zoals geslacht, sociale klasse,
leeftijd, werksituatie, vrijetijdsbesteding, cultuur ...
Oefeningen :
1. Intern of extern
2. Massa, interpersoonlijk, intrapersoonlijk
3. Schriftelijk of mondeling
4. Verbaal of non-verbaal
2.Wetenschappelijk formuleren
2.1 Grammaticale struikelblokken woordniveau
Overzicht woordsoorten
Zelfstandig naamwoord: de koe, het huis,..
Bijvoeglijk naamwoord: mooi, klein, groot,..
Voornaamwoord:
- persoonlijk voornaamwoord: ik, jij, wij, mij, je, jullie,..
- bezittelijk voornaamwoord: mijn, jouw, zijn, haar