1e bachelor orthopedagogie
Filosofie
Hogeschool Gent
Lies Poppe
Schooljaar 2021 – 2022
, INHOUDSTAFEL
H1: De oorsprong van de filosofie
1. Ontstaan filosofie
2. Filosofie tussen religie en wetenschap
3. Soorten filosofische vragen
4. Het huis van de filosofie
5. De pre-Socratische filosofie
6. Doel van filosofie in de opleiding?
H2: Socrates & de sofisten
1. Protagoras: de mens is de maat
2. Kritiek van Plato op de Sofisten
3. Socrates: de Horzel
4. Socratische methode/gespreksvoering:
5. Mensbeeld
6. Waarheid
Les 3: De grot van Plato
1. De wereld van de vormen
2. De allegorie van de grot
3. Kennisleer en ethiek: drie niveau’s van weten
4. Het goede kennen is het doede doen
5. Mensbeeld & politiek
6. De aard v/d werkelijkheid
7. Christendom
Les 4: De theologie van Aristoteles
1. Hiloformisme: de vorm zit ‘in’ de dingen
2. Trapsgewijze opbouw v/d natuur:
3. Ethica: deugdenleer
4. Politiek: de mens is een politiek dier
5. Over doel en zingeving:
Les 5: De tuin van Epicurus
1. Het Epicurisme
2. Geluk
3. De ‘ervaringsmachine’ van Nozick
H6: De Stoïcijnen en het Lot
1. Kosmologie: patheïsme
2. Alles is bepaald, het Lot bepaald
3. Levenskunst
1
, 4. Vrijheid
5. Seneca over het lot
6. Vrijheid & verantwoordelijkheid
7. Spinoza & Libet omtrent de vrije wil
8. Politieke vrijheid: liberalisme
9. Ken jezelf” en de Rationeel Emotieve Therapie van Ellis
H7: MICHEL DE MONTAGNE, KIND V/D RENAISSANCE
1. Filosofie als dienstmaagd v/d religie
2. De renaissance of wedergeboorte v/d oudheid
3. Michel de Montaigne
4. Reflectie
5. Wie ben ik?
H8 : RATIONALISME, EMPIRISME EN DE WTS REVOLUTIE
1. Situering
2. René Descartes (1596-1650)
3. Spinoza
4. John Locke
5. David Hume
5.1. De vork van Hume: twee soorten “kennis”…
5.2. Ethiek: kloof tussen zijn en behoren: de ‘is-ought fallacy
6. Wetenschap
6.1. Indeling wetenschappen
6.2. Demarcatiecriteria en paradigmatheorie
H9: DE COPERNICAANSE WENDING V KANT, RATIONELE ETHIEK EN EEN NIEUW MAATSCHAPPIJMODEL
1. Situering
2. De Copernicaanse wending v Kant
3. Kant vs Bentham: 2 funderingen v ethiek
3.1. Kant’s plichtsethiek
3.2. Gevolgenethiek v Bentham
4. De waarden v/d Verlichting
4.1. Enkele belangwekkende vertegenwoordigers
5. Ken jezelf
H10. SCHOPENAUER EN DE WIL TOT LEVEN
1. Situering
2. Jean – Jacques Rousseau
3. Arthur Schopenhauer
3.1. leven is lijden en ‘pessimisme’
3.2. Ethiek gebaseerd op mededogen
4. De Romantiek
4.1. The nurse’s song
4.2. Reactie op de Verlichting
5. Ken jezelf
H11: NIETSCHZE, FILOSOOF MET DE HAMER
2
, 1. Situering
2. Friedrich Nietzsche
2.1. Taal als interpretatie
2.2. De wil tot macht
2.3. Filosoof met de hamer
2.4. De Uebermensch als nieuwe mens
2.5. De eeuwige wederkeer
3. Postmodernisme
3.1. Foucault’s archeologie van de macht
3.2. Het episteme van Foucault
3.3. Ik = Men
4. Ken jezelf
H12: LEVINAS & ARENDT: ALTERITEIT & PLURALITEIT
1. Filosofie in de 20e eeuw
2. Het appél van Emmanuel Levinas
1.1. gelaat’ van de Ander
1.2. Van appel tot effectieve hulp
1.3. Zorgethiek van Tronto
3. Hannah Arendt
3.1. De menselijke conditie
3.2. Pluraliteit: inter-esse, publieke ruimte en actieve bestaan
3.3. De banaliteit van het kwaad
4. De aard van de mens: Hobbes vs Rousseau
4.1. Mensen zijn wolven voor elkaar
4.2. Van nature goed (Rousseau)
4.3. UBUNTU, Levinas en Arendt
5. Ken jezelf
3
, Filosofie: samenvatting
H1: DE OORSPRONG VAN DE FILOSOFIE
Filosofie = filein: houden van & sophia: godin van wijsheid
Filosofie is sociale activiteit, een gesprek tussen twee of meer mensen op zoek naar waarheid.
De vraag naar de oorsprong van de filosofie kan op 2 manieren beantwoord worden:
1. Filosofie is zo oud als de mens zelf: iedereen stelt zich diepzinnige vragen. Plato: filosofie begint met verwondering,
verwondering is de bron van onze zoektocht om te begrijpen wat er zich voordoet in onszelf en de wereld.
2. Filosofie is ontstaan in bepaalde periode in bepaalde cultuur/regio: westerse filosofie = 6e eeuw v.C rond Egeïsche
zee op kruispunt van verschillende sterk ontwikkelde culturen. In het oosten rond die tijd nieuwe filosofische
zienswijzen, India werden Upanishaden geschreven, China Confucius, bloei thaoïsme (Yin & Yang, symbool
om naar de natuur te kijken, de balans tussen bv. goed en slecht, dag en nacht, donker en licht…)
Upanishaden = filosofische reflecties op oeroude Vedische geschriften, Boeddha en Mahavira (stelden brahmaanse
levenswijze in vraag & lagen aan basis jaïnisme en boeddhisme)
Ontstaan filosofie:
Overgang van myhtos naar logos
Men gaat het verstand (rationele verklaringen) gebruiken ipv zaken te verklaren adhv mythen (goden etc).
De rationaliteit verwijst naar toenemende belang v observatie en argumentatie & feit dat natuur uit de natuur w verklaard
en niet meer naar goden en andere wezens.
500 - 600 v.C verstedelijking, verschillende tradities en culturen komen met elkaar in contact waardoor er vragen worden
gesteld over wat waar is en wat niet. Er wordt vanop een hoger niveau een verklaring gegeven, de ratio, het verstand.
Mythische wereldbeelden = komt voor in alle culturen en tijden bv. Aboriginals, Afrikaanse herdersvolkeren, Indianen
Amazone, Indische godenwereld…
vb. Westerse cultuur: Illias & Odysseus (Homerus), de Zondeval (Oude Testament, Adam & Eva). Ze behandelen
verschillende lagen van overgeleverde wijsheid bv. A & E, gevolg kennis & oordelen, Odysseus: de weg die de mens aflegt
om zichzelf terug te vinden tegen alle verlokkingen v/h leven in.
Adam & Eva:
zondeval: de appelboom = staat centraal voor de kennis van goed & kwaad, ze mogen niet van de appelboom eten,
anders = goden worden en dat kan niet.
ze eten ervan, dus bron van pijn, kwaadheid… ze zijn verbannen uit het aards paradijs
diepere laag: bestaat er een wereld zonder goed & kwaad? Hoe zou die wereld er uit zien?
Dieren leven in een wereld zonder goed & kwaad, zij worden niet beoordeeld.
Mens is anders dan dieren want zij kunnen wel oordelen tussen wat goed en kwaad is.
Odysseus:
Odysseus en de sirenen: Odysseus keert terug naar huis en moet heel wat verleidingen weerstaan, moeilijke tocht. Verhaal
staat centraal voor de zoektocht naar onszelf. In het leven moeten we ook verleidingen kunnen weerstaan en tegenslagen
kunnen verwerken.
Filosofie tussen religie en wetenschap:
religie is uit de mythe gegroeid
4
, filosofie is overgegaan naar de wetenschap
wetenschap bestudeerd fenomenen en houdt zich systematisch bezig met de psyche, doet ook beroep op ervaring en
verstand. Wetenschap kan niet zeggen wat de zin is, de gedachte, ze kunnen er wel onderzoek naar doen.
Filosofie bevindt zich volgens Crescenzo tss religie en wts.
Wetenschap =bestudeert op systematische wijze de ‘objectieve’ verschijnselen of fenomenen
- domein: de materiële (waarneembare?) werkelijkheid
- natuurfilosofie werd fysica (1543: Copernicus, bewegingen van hemelsferen en Vesalius, samenstelling menselijk
lichaam), later ook andere natuurwetenschappen en sociologie/psychologie
- ratio (rede, verstand) en empirie (zintuiglijke waarneming)
Religie = zoekt naar iets absoluuts en biedt troost en zingeving
- domein: zingeving, waarden, bewustzijn
- “voorbij” zintuigen en verstand
Francis Bacon ontwikkeling wts methode & lanceerde begrippen inductie en experiment = basis wts methode die later
uitmondde in natuurwetten Newton & begin fysica en andere wetenschappen.
Wetenschappers onderzoeken datgene dat meetbaar en zichtbaar is en gaan op zoek naar wetten en theorieën die
fenomenen verklaren. Vragen zoals ‘Wat is bewustzijn?’ of vragen over zingeving en ethische kwesties, kunnen niet door de
wts verklaard worden, hier neemt filosofie het over.
Soorten filosofische vragen:
KANT FERRY
- Wat kan ik weten (ons denken) - Kennis: werkelijkheid
- Wat moet ik doen (ons handelen (ethiek en sociale filosofie) - Ethiek: rechtvaardigheid
- Wat mag ik hopen (onze verwachtingen) - Wijsheid: heil of geluk
Wat is de mens?
Verschil kennis & wijsheid:
Kennis = objectieve feiten of objectiveerbare begrippen, richt zich op het weten hoe die objecten verschijnen en hoe ze op
elkaar inwerken.
Wijsheid = de manier waarop we in het leven staan en hoe we erin slagen om te gaan met wisselvalligheden v/h leven.
men wordt wijs door levenservaringen en niet omdat men veel kennis bezit. Wijsheid situeert zich niet in het brein, maar
in het hart.
Het huis van de filosofie:
filosofie kan w ingedeeld volgens de vragen die men zich stelt.
onderscheid tussen feiten & waarden. Feiten = dat wat is, waarden = de 3 waarden of oervormen van Plato, ‘goed’ (of
‘rechtvaardig’), ‘waar’ en ‘schoon’.
1. Ontologie
= vragen naar het zijnde (dat wat is)
1.1. Kosmologie (de wereld, natuur) vraagt naar de oorsprong van de kosmos, natuur, krachten binnen de
natuur. Deze tak ontwikkelde fysica, astronomie, scheikunde, biologie…
1.2. Metafysica (boven de fysica) stelt de vraag naar achterliggende principes., de aard van en orde van
fenomenen, achterliggende gedachten van dat wat is: wat is tijd, ruimte…
5
, Bv. is er leven na de dood? Wat is leven? Wat is dood? Blijft de tijd lopen na de dood? Is dood tijdloos?
Theologie = als men van God spreekt.
1.3. Wijsgerige antropologie houdt zich bezig met de mens: ‘Wie ben ik?’, ‘Wat drijft mij?’, ‘Wat is de aard van
de mens?’, ‘Is de mens van nature goed?’, ‘Is de mens egoïstisch?’. Dit ging over in de sociologie, culturele
antropologie en agogiek.
Welk antwoord je geeft op deze vragen, is bepalend voor verder onderzoek. Als je ervan uit gaat dat de
mens egoïstisch is of van nature goed, krijg je andere resultaten.
2.De 3 grote waarden van Plato
- Het Ware
- Het Goede/ Rechtvaardige
- Het Schone
Zouden kunnen onderverdeeld worden bij antropologie omdat enkel mensen zich deze waarden toekennen, maar
houden zich bezig met wat behoort te zijn ipv met wat is, dus aparte groep.
1. Het Ware
- Epistemologie/ kennisleer: houdt zich bezig met de vragen over waarheid en kennis. Bv. "Wat is kennis?",
"Wat is waarheid?", "Wat is het verschil tussen waarheid en mening?...
- Logica: houdt zich bezig met de vraag: "Wat is geldig redeneren". 20 e eeuw ontstaan
wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en de bewustzijnsfilosofie als aparte takken van de kennisleer.
- Wetenschapsfilosofie: houdt zich bezig met de grondslagen van de kennis van de afzonderlijke
wetenschappen. Methoden, grondstellingen, begrippen en doel worden hier verhelderd en aan kritisch
onderzoek onderworpen.
- Taalfilosofie behandelt het ontstaan, de ontwikkeling, de betekenis en de functie van de taal.
2. Het Goede/ Rechtvaardige
- Ethiek: onderzoekt het goede, ‘Wat is goedheid en rechtvaardigheid?, ‘Hoe kan het goede gefundeerd
worden?’, ‘Hebben normen en waarden een universele grond hebben?’…
- Sociale/Politieke filosofie: houdt zich bezig met de (rechtvaardige) samenleving. ‘Hoe dient een
rechtvaardige maatschappij georganiseerd te worden?’
- Rechtsfilosofie: een apart vakgebied waarin o.a. de vraag w gesteld naar de aard en de oorsprong van
recht en haar verhouding tot ethiek. Deontologie = plichtenleer, sluit hier nauw bij aan, net als
criminologie.
3. Het Schone
- Esthetica: houdt zich bezig met de vraag naar wat Schoonheid en wat Kunst is.
Afgeleide deelgebieden: kunst- en cultuurfilosofie.
De pre-Socratische filosofie:
= de filosofie van voor Socrates, hier is weinig van bewaard gebleven.
6e – 5e eeuw v.C.
Rond Egeïsche Zee (o.a. Milete)
Meeste wat hiervan overbleef is overgelaten aan geschiedschrijvers of latere filosofen.
Eerste stappen naar een nieuwe manier van denken, hun vragen waren vooral kosmologisch geïnspireerd.
Ze gingen op zoek naar de oorsprong van de kosmos en de principes van verandering bv. Wat is het eerste beginsel
(archè)? Welke kosmische krachten spelen in het proces van verandering?...
1. Thales van Milete
= eerste filosoof, want:
6
, - was de eerste die complexe werkelijkheid terugbracht tot 1 beginsel/ arché: de oorsprong van alles is
water. Alles ontstaat en keert terug uit en tot water, geen leven mogelijk zonder water.
- Er is een wiskundige stelling naar hem genoemd ‘Stelling van Thales’: A/B = D/C (hoogte piramiden
berekenen). Hij was ook een astronoom en kon zonsverduistering voorspellen.
- Uitspraak ‘Ken jezelf’ werd aan hem toegeschreven, zelfkennis is fundamenteel thema in filosofie.
Uitspraak stond ook op steen Orakel van Delphi geschreven.
2. Anaximander van Milete
= was leerling van Thales en ging verder met vraag eerste beginsel. Hij twijfelde of water de arché was, want
water moest ook uit iets ontstaan.
Kwam met abstracter eerste beginsel: apeiron, het onbepaalde/ onbegrensde.
hij beschouwde wereld als platte schijf, tekende wereldkaart en waagde zich aan eerste kosmogonie
(=ontstaan & evolutie wereld) gebaseerd op dynamiek tss de 4 elementen.
één citaat bewaard gebleven:
“Waaruit de bestaande dingen hun geboorte hebben, daarin vinden ze ook hun ondergang, zoals het hoort; ze
geven elkaar immers recht (díkè) en boete voor het onrecht (adikía), overeenkomstig de verordening van de
tijd"
- Anaximander van Milete
3. Pythagoras
= bedacht term philosophos, een verwijzing naar mensen zoals hij: personen die blijven denken tot ze het
weten.
Stelling van Pythagoras: a2 + b2 = c2
Werkelijkheid kan uitgedrukt worden in getallen en hun onderlinge verhoudingen, de kosmos is een
geordend geheel.
De 7 tonen in de muziek komen overeen met de 7 planeten = harmonie van de sferen
leefde met zijn leerlingen in commune: strikt vegetarisch en geloof in reïncarnatie v/d ziel.
Ik blijf denken en nadenken, tot ik de werkelijkheid begrijp
- Pythagoras
4. Parmenides en Herakleitos
= worden vaak tegenover elkaar geplaatst, maar zelfde diepe inzicht: er is maar één realiteit.
Parmenides: vertrekt vanuit ‘het Zijn’, ‘het Zijn is’, hij ligt aan de basis van de ontologie.
filosoof van het zijn
Al het tijdelijke verschijnt en verdwijnt in het eeuwige zijn
Metafoor van een computerscherm: Alles verandert voortdurend behalve het scherm waarop beelden
worden geprojecteerd, het bewustzijn. Bv. van kind tot nu maak je heel wat veranderingen mee, maar je blijft
wel dezelfde persoon, alles wat je doet of meemaakt wordt op dezelfde manier ‘verwerkt’. Je zijn blijft gelijk.
“Alles (het Zijn) is één en onvergankelijk en aan zichzelf gelijk” – Parmenides
Herakleitos: vertrekt vanuit de verandering zelf. Wat je ook onderneemt, alles is aan de verandering
onderhevig: dag w nacht, zomer w winter, leven gaat dood.
filosoof van het worden
Heeft bijnaam: ‘de Duistere’ door uitspraken ‘alles vloeit’, ‘je kunt nooit 2x door zelfde rivier stappen’,
‘oorlog is de vader van alles’.
De Logos is het principe achter de steeds veranderende werkelijkheid, w gesymboliseerd door vuur. -
‘rivier’, ‘vuur’ en ’oorlog’ als metaforen voor verandering
model vertoont gelijkenissen met taoïsme, de wisselwerking tussen yin en yang.
Uitspraken beiden = belangrijk tijdperk binnen de filosofie. Plato was eerste die beiden samen bracht in 1 systeem.
7
, 5. Democritos
= alles is terug te brengen in ontelbare deeltjes: atomos
Atomen klitten samen en komen los
Verschillen in zwaarte: zwaardere = materie en lichtere = gedachten
eerste filosofische materialist, materialisme: alles is terug te voeren tot materiële basiseenheden
Doel van filosofie in de opleiding?
‘Reflective practitioners’: zelfreflectie bij handelen/ beslissen is cruciale competentie als je met mensen werkt.
1. Mentale kracht, ‘geneeskunde van de ziel, bereiken van geluk of onverstoorbaarheid
2. Zingeving
3. Nuttige vaarheden op vlak van spreken, kritisch denken, argumenteren, morele keuzes
4. Basisvaardigheden op vlak van zelfreflectie, pluralisme, openheid, burgerschap en praktische wijsheid
Uitspraak ‘Ken jezelf’ was een inscriptie aan de ingang van orakel van Delphi voor God van het licht Apollo
(navel van de wereld).
Zelfkennis is een voorwaarde tot (begin van) wijsheid
Er zijn 11 verschillende invalshoeken/vertalingen op deze vraag
H2: SOCRATES & DE SOFISTEN
Sofistès = beoefenaren van wijsheid, rondtrekkende leraars die mensen bepaalde zaken wouden bijbrengen (vooral aan
jonge mannen met politieke ambities.
Sofisten waren pragmatisch ingesteld: kennis moest in eerste plaats nuttig & bruikbaar voor de praktijk zijn.
Men lege zich vooral toe op de kunst v/h spreken (grammatica), het argumenteren (dialectica) en overtuigen (retorica)
omdat dit in de politiek belangrijke competenties waren.
Men stelde belangrijke traditionele waarden in vraag
Athene 5de eeuw v.C. = Gouden Eeuw van Pericles, men experimenteerde in die tijd met democratie, meerderheid, elkaar
overtuigen… (alleen voor vrije mannelijke burgers).
De Sofisten maakten als eerste onderscheid tussen: - pysis (de natuur), ‘datgene dat vanzelf ontwikkeld’
- nomos, ‘datgene dat door de mens gemaakt is’
Nomos = wet, traditie, gewoonte, voorloper van term ‘cultuur’
! Pysis & nomos zijn voorlopers van nature – nurture !
Vanuit besef dat gewoonten, waarden en tradities van streek tot streek verschillen, kwam men tot conclusie dat niemand
kan beweren dat zijn waarden en tradities de juiste zijn.
Er bestaat geen absolute waarheid !!
Protagoras: de mens is de maat
= de belangrijkste sofist, leerling Democritos, materialistische kijk (alles is te herleiden tot deeltjes).
Relativisme = de mens is de maat van alles, bij gebrek aan een absolute maatstaf, bepaalt elk mens voor zichzelf wat goed,
juist en waar is. Relativisme verwijst naar feit dat elke stelling/uitspraak relatief is.
De waarheid is afhankelijk van je gezichtspunt, relatief, voor iedereen anders.
8
, Agnosticisme = ‘Van de goden weet ik niets, niet dat ze bestaan, noch dat ze niet bestaan’, het gaat me te boven. Komt van a
(niet), gnos (weten). Het bestaan van God w niet ontkend, maar ook niet bevestigd. Niet te verwarren met atheïsten, zij
beweren dat God niet bestaat.
Scepticisme = ‘Over elke zaak bestaan er twee opvattingen, die tegenover mekaar staan’, er zijn geen absolute zekerheden.
‘Ik heb er geen mening over’, ‘Ik kan me er niet over uiten’, ‘Wie ben ik om hier een uitspraak over te doen’, ‘Over elk iets
zijn er verschillende meningen’… De scepticist zal zeggen dat hij het niet weet.
Kritiek van Plato op de Sofisten:
zorgde voor negatieve bijklanken ‘sofist en sofisterij’
Negatieve punten sofisten volgens Plato:
- Sofisme en sofisterij worden synoniem van drogredenering, spitsvondigheid, gewiekstheid
- Als waarheid relatief is, dan komt het er vooral op aan de ander te overtuigen en wordt de verpakking belangrijker
dan de waarheid zelf bv. fake truth en post truth
- Soms zo nuchter dat het cynisch overkomt, negatief beeld over menselijke aard bv. sofist Callicles stelt
rechtvaardigheid gelijk aan het “recht van de sterkste”
Sterke punten sofisten:
- Egalitair: Sofisten kwamen al heel vroeg op voor gelijke rechten, voorlopers van het humanisme (alle mensen zijn
gelijkwaardig). Sofisten beschouwden zich als wereldburgers en waren tegen adellijke privileges en tegen slavernij.
Socrates: de Horzel
= Athene, liet geen geschriften na, wat van hem geweten is komt door zijn leerling Plato (had rol in Plato’s dialogen), werd
veroordeeld tot drinken gifbeker wegens bederven van de jeugd en het vereren van valse goden. Xantippe (zijn vrouw) had
het moeilijk met hem, hij bracht geen geld binnen, liep op blote voeten op straat, was vaak dronken, viel mensen lastig met
zijn vragen.
Socrates wilde mensen zelf zijn waarheid leren laten kennen, hij wilde mensen laten denken en ging daarom met hen in
dialoog. Hij speelde iemand die niks wist, de domme op die manier ging hij steeds dieper in gesprek om mensen te
confronteren met het feit dat ze eigenlijk niet wisten over wat ze het hadden.
filosofie is bij hem begonnen, hij is prototype van de filosofie
Uitgangspunt Socrates = aporie: ik weet dat ik niks weet.
hij werd gedreven door zijn daimon, een innerlijke dwang die steeds dieper op zoek wou naar waarheid.
Socratische methode/gespreksvoering:
= één goede vraag is beter dan 100 antwoorden. Een scherpe, gerichte vraag kan ons immer doen inzien dat onze
vooroordelen fout waren.
Vergelijking met de maieutiek (vroedkunde) zoals een kind ter wereld komt, zo komt de waarheid naar buiten. Men moet
steeds harder en dieper gaan om tot wijsheid te komen.
Goede vragen zorgen ervoor dat de waarheid ontdekt kan worden zien wat eronder ligt, het deksel wegnemen
Men kan de waarheid ook herkennen opnieuw leren kennen. We wisten iets al, maar waren het vergeten (aha- beleving).
Inzien de weg naar wijsheid is een weg van naar binnen kijken, je graaft diep in je geest tot de herkenning komt.
Tegenwoordig zijn we geconditioneerd dat kennis iets is wat je leert, studeert, opdoet. Volgens Socrates weet men alles al,
maar is dat weten verdoezeld onder meningen en oordelen en moet men goede vragen stellen om tot deze kennis te
komen.
9