Inhoud
1. In dialoog met kinderen........................................................................................................................................3
1.1 Wat is een dialoog?.........................................................................................................................................3
1.1.1 In dialoog treden met kinderen...............................................................................................................3
1.1.2 Hoe we kijken naar kinderen beïnvloedt hoe we in gesprek gaan..........................................................3
1.1.3 De basisbehoeften stimuleren.................................................................................................................4
1.2 Basisbehoeften en motivatie...........................................................................................................................4
1.2.1 Manieren om intrinsieke motivatie te verhogen.....................................................................................4
2. Fundamenten voor een positieve dialoog en relatie: de basishoudingen waarderen en vertrouwen................5
2.1 belang van een positieve relatie.....................................................................................................................5
2.2 de plaats van dialoog binnen een positieve relatie........................................................................................6
2.3 Waarderen en vertrouwen als fundamenten voor een positieve relatie.......................................................6
3. Sleutels tot waarderen en vertrouwen.................................................................................................................7
3.1 Houding in communiceren..............................................................................................................................7
3.1.1 Opvoedingsstijlen.....................................................................................................................................7
3.1.2 Hoe in dialoog treden...............................................................................................................................9
3.2 Feedback geven.............................................................................................................................................15
3.2.1 Wat is feedback......................................................................................................................................16
3.2.2 welk doel heeft feedback?.....................................................................................................................16
3.2.3 Hoe verhoudt feedback zich tot de basishoudingen van de leerkracht?..............................................16
3.2.4 Welk effect heeft goede feedback op de leerlingen en hun basisbehoeften........................................16
3.2.5 Hoe geven we goede feedback..............................................................................................................17
3.2.6 Leeropdrengsten vergroten aan de hand van feedback........................................................................18
3.2.7 effectieve feedback en de relatie met de growth mindset....................................................................19
3.2.8 Modelleren van effectieve feedback......................................................................................................19
3.2.9 Het krijgen van feedback........................................................................................................................19
3.3 De betekenis van belonen en straffen als opvoedkundig middel.................................................................20
3.3.1 Gedragspsychologie...............................................................................................................................20
3.3.2 Effect van belonen en straffen op gedrag..............................................................................................21
3.3.3 Hoe verhouden belonen en straffen tot motivatie................................................................................21
3.3.4 Hoe verhouden belonen en straffen zich tot een positieve relatie.......................................................23
3.3.5 Alternatief voor belonen en straffen.....................................................................................................24
4. Samen aan de slag...............................................................................................................................................25
4.1 Participatie van kinderen..............................................................................................................................25
4.2 Samenwerken................................................................................................................................................25
4.2.1 Niveaus van samenwerken....................................................................................................................25
4.2.2 Effecten van samenwerken....................................................................................................................26
4.2.3 leerlingenparticipatie.............................................................................................................................26
4.3 emancipatorisch opvoeden door participatie van kinderen.........................................................................27
1
, 4.3.1 Wereldburgerschap................................................................................................................................28
4.4 de basisbehoeften stimuleren door samen aan de slag te gaan..................................................................29
4.4.1 Verbondenheid: ik hoor erbij.................................................................................................................29
Competentie: ik kan het..................................................................................................................................29
Autonomie: ik wil het zelf...............................................................................................................................29
2
,KIJKEN NAAR KINDEREN
1. IN DIALOOG MET KINDEREN
1.1 WAT IS EEN DIALOOG?
Onderzoekgesprek
Niet zomaar wat babbelen, een gesprek met inhoud -> vrije gedachtegang plaatsvindt, lijdt tot nieuwe inzichten
2 of meer mensen
Luisteren naar elkaar
Mate van samenwerking en tweerichtingsverkeer
Toespraak: directeur die zegt dat er meer regels moeten ingevoerd worden. Hij verwacht geen andere optie,
maar verwacht iets van leerlingen. Is ten goede van de anderen.
Debat: luisteren niet naar elkaar omdat ze elkaar willen overtreffen.
Tirade: visie over bepaald onderwerp dat je wil vertellen, je laat er
geen woord tussen
Dialoog: in gesprek gaan met iemand en luisteren naar elkaar en vragen
stellen.
1.1.1 IN DIALOOG TREDEN MET KINDEREN
Veel gesprekken
- voor, over, tegen
Gespreksonderwerpen: alledaags, gewone en mindere alledaagse
- leefwereld van kinderen belangrijk -> elkaar vinden in gesprek
De taal van kinderen
- uiten van emoties
- belangrijk om met pedagogische sensitiviteit te kijken naar kinderen
1.1.2 HOE WE KIJKEN NAAR KINDEREN BEÏNVLOEDT HOE WE IN GESPREK GAAN
Invloed mens- en maatschappijbeeld:
- Kind als persoon die nog veel moet leren
- Kind als iemand met talenten die de kans moet krijgen zich verder te ontwikkelen
- Kind als iemand die mens onder de mensen moet worden
-> bepalend voor soort gesprek dat je zult voeren
Als volwassenede kan je leren van kinderen
3
,1.1.3 DE BASISBEHOEFTEN STIMULEREN
Positieve relatie opbouwen met kinderen en stimuleren om te groeien
Elk kind andere basisbehoeften -> diverse noden op vlak van autonomie, competentie en verbondenheid
-> communicatie daarop afstemmen
- Introvert-extravert
- Wel/geen beslissingen nemen
- Denkers-doeners
- Wel of niet affectief
- Moedertaal
Verbondenheid: ik hoor erbij
Competentie: ik kan het
Autonomie: ik wil het
1.2 BASISBEHOEFTEN EN MOTIVATIE
Extrinsiek – intrinsiek
Leerling niet gemotiveerd -> erachter komen wat de leerling dwarszit en wat in de weg staat van intrinsieke
motivatie
Pedagogisch sensitief reageren
-> Communicatie heeft invloed op motivatie -> dialoog en taal afstemmen
1.2.1 MANIEREN OM INTRINSIEKE MOTIVATIE TE VERHOGEN
Autonomie
› Keuzes aanbieden -> kiezen waar ze geïnteresseerd in zijn
› NIET: opleggen deadlines en limieten stellen -> controleren sterk het gedrag
Competentie
› Kies voor activiteiten waar ze goed in zijn
› Leeromgeving proberen creëren waarin het kind uitgedaagd wordt op zijn niveau (zone van naaste
ontwikkeling)
Verbondenheid
› Positieve relatie aangaan met de kinderen
› Leren gaat beter als er een veilige, vertrouwde pedagogische relatie is
› Als leerkracht inzetten op waarderen
Wanneer een kind beperkt wordt in één van zijn psychologische basisbehoeften, raakt dit zijn intrinsieke
motivatie.
Sensitief en responsief handelen
4
,2. FUNDAMENTEN VOOR EEN POSITIEVE DIALOOG EN RELATIE: DE BASISHOUDINGEN
WAARDEREN EN VERTROUWEN
2.1 BELANG VAN EEN POSITIEVE RELATIE
Basis positieve relatie: goede dialoog
Een positieve relatie opbouwen is noodzakelijk en vraagt tijd, geduld en vertrouwen
5 ESSENTIËLE ELEMENTEN VAN COMMUNICATIE VOLGENS ROGERS EN GORDON:
Gelijkwaardigheid : Verhouding tussen leerkracht en leerling houdt vaak machtsverschil in, lkr moet in staat
zijn deze ongelijkheid op te heffen
Authenticiteit : houdt in dat iemand zich gedraagt zoals hij is, zonder zich te verschuilen. Echtheid door
overeenstemming tussen gevoelens en gedrag
Acceptatie : ander als persoon met zijn mening en gevoelens aanvaarden. Hoe meer acceptatie, hoe meer
veiligheid en warmte de relatie zal bieden
Empathie : kunnen verplaatsen in de gevoelens van een ander, zonder hierover te oordelen.
Ontvankelijkheid : leerling en leerkracht moeten bereid en in staat zijn om met elkaar in dialoog te treden,
rekening houdend met alle bovenstaande elementen
EEN POSITIEVE RELATIE KENMERKT ZICH DOORDAT HET KIND…:
- Zich veilig voelt
- Durft tonen dat hij een probleem heeft en sneller hulp durft te aanvaarden
- Beter kan relativeren en plaatsen dat een leerkracht een probleem niet goed aanpakt, kan dit zien als een
eenmalig incident
- Loyaliteit toont en de positieve relatie wil behouden
- Minder de acceptatiegrens van een leerkracht blijft aftasten
DE RELATIE TUSSEN LEERKRACHT EN LEERLING BESTAAT UIT VERSCHILLENDE COMPONENTEN:
Individuele kenmerken: geslacht, persoonlijkheid, overtuiging, verwachting,..
Interactie: aspecten van relatie staan met elkaar in wisselwerking tussen leerkracht – leerling, actie – reactie
Externe invloeden: lkr en lln maken deel uit van grotere scholengemeenschap, schoolcultuur, ruimere
maatschappelijke gebeurtenissen en denkbeelden
› Babbelhoek in de klas
› Grote speelplaats
› Toffe sfeer
5
,Positieve relaties tussen lkr en lln zijn van groot belang voor een gezonde ontwikkeling van het kind:
- Kind is gemotiveerd om naar school te gaan en beleeft hier meer plezier
- Betere relatie met klasgenoten
- Kind heeft veilige basis: durft fouten maken durven experimenteren
- In overgangsfasen (kleuter naar lager) is veiligheid en geborgenheid van groot belang
- Positieve relatie met lkr = goede voorspeller voor soort gedrag dat lln op latere leeftijd stelt
- Lln toont meer samenwerkend gedrag
- Negatief probleemgedrag neemt af
Om in te zetten op een positieve relatie met kinderen, is waarderend communiceren essentieel.
- Praten over kind zijn leven buiten school
- Interesse en appreciatie tonen
- Momenten plannen wanneer ze bij jou terecht kunnen met hun zorgen
- Een relatie opbouwen vraagt tijd, geduld en vertrouwen
2.2 DE PLAATS VAN DIALOOG BINNEN EEN POSITIEVE RELATIE
Dialoog = GEEN discussie, debat of eenrichtingsgesprek
= een onderzoek gesprek adhv vragen en antwoorden
= ideeën, ervaring uit wisselen in een gesprek met erkenning vd verschillen en het recht om te zijn wie
je wil zijn
= jezelf en lln uitdagen om je eigen standpunten maar ook van anderen te onderzoeken
-> Mogelijkheid tot communicatie en begrip ontstaat wanneer men oog heeft voor de persoon/ het kind
Het kind gaat zich verbonden en geaccepteerd voelen
De omstandigheden kunnen een dialoog bemoeilijken (je kan niet zomaar weg uit de klas voor een gesprek
2.3 WAARDEREN EN VERTROUWEN ALS FUNDAMENTEN VOOR EEN POSITIEVE RELATIE
Waarderen = ‘op waarde schatten’. Dit gaat over accepteren vh kind en belangstelling tonen in wie het kind is.
-> Positieve communicatiewijze hanteren, en constructieve feedback om de behoefte te ondersteunen
Vertrouwen = in het kind geloven en dit laten ervaren
-> Veilige omgeving creëren, jezelf tonen zoals je bent en empathie tonen
Leerlingen moeten voelen dat ze gezien worden, al hun talenten en beperkingen ertoe doen
Accepteren van kind en die acceptatie uiten in dialoog
6
,3. SLEUTELS TOT WAARDEREN EN VERTROUWEN
3.1 HOUDING IN COMMUNICEREN
Vertrouwen en waarderen vormen de fundamenten van een positieve relatie en dialoog tussen leerkracht en
leerling.
-> veilig klimaat scheppen waarin kind en volwassene zich vrij voelen om in dialoog te gaan
3.1.1 OPVOEDINGSSTIJLEN
Interactie tussen opvoeder/leerkracht en het kind/leerling
Opvoedingsstijl: algemene houding van de opvoeder ten aanzien van de leerlingen, stijl is bepalend voor
leerproces en motivatie van leerlingen.
Belangrijk om af te wisselen tussen opvoedingsstijlen, vooral tussen aansturende en begeleidende
Aansturende stijl:
De leerkracht stuurt het gedrag, er worden grenzen gesteld maar is terzelfdertijd in verbinding met leerlingen.
Aangeven welk gedrag er verwacht wordt, wederzijds respect en acceptatie
-Typerend leerkrachtengedrag: Afspraken maken, het woord verlenen, feedback geven, advies geven,
aanmoedigen, tips, …
-Effect op kind: competente, zelfstandige en sociale kinderen met eigenwaarde gevoel en voldoende controle.
Er zijn regels waaraan het kind zich moet houden, maar die kunnen ter discussie gesteld worden.
Begeleidende stijl
Groot initiatief en inbreng van de leerling
lkr accepteert en stimuleert denken van de leerlingen door vragen te stellen
Mening van de leerling doet ertoe
-Typerend leerkrachtengedrag: Meewerken, waarderen, luisteren, zwijgen, hulp vragen, afspraken nakomen,
steun geven, tegenstellingen verminderen,..
7
,-Effect op kind: te weinig begeleid in dit proces, kans op impulsief gedrag, minder doorzettingsvermogen en zijn
snel gefrustreerd
Laat maar waaien stijl
Inbreng en initiatief van de leerling wordt geaccepteerd, maar er is geen interesse
Leerkracht heeft weinig controle
Geen warm contact tussen leerkracht en leerling
lkr neemt geen persoonlijke/ professionele verantwoordelijkheid in klas
Leerkracht is onzeker, geeft het op, vlucht
-Typerend leerkrachtengedrag: Ongeïnteresseerd, verlegen, mompelend, kritiek, moeilijke vragen stellen,…
-Effect op kind: verwaarlozing, wordt geschaad, er uit zich een ontwikkelingsachterstand, het kind wordt
losbandig, het moreel kader ontwikkelt niet goed, kdrn geloven niet in zichzelf, voelen zich snel dom,
moeilijk om sociale vaardigheden te ontwikkelen.
Controlerende stijl
Leerkracht gaat sturend te werk
Geen bekommering om warm contact met de leerling
Leerkracht bepaalt wat er gebeurt machtspositie
Gebrek aan respect en acceptatie voor de leerling
-Typerend leerkrachtengedrag: Bevelen, aanvallen, aanklagen, weigeren, streng, zichzelf bewijzen, indruk
maken,..
-Effect op kind: demotivatie, boosheid, druk, angst. Durven wensen niet kenbaar te maken, hebben schrik om
keuzes te maken, nemen weinig initiatief, langer afhankelijk van externe normen en waarden.
Zelfstandigheid komt onder druk, geen ruimte tot zelfontplooiing, spontaniteit wordt beknot.
Aansturende stijl: 4 basishoudingen sterk aanwezig.
Ondersteunen en uitdagen het sterkst
Waarderen en vertrouwen iets minder
Begeleidende stijl: 4 basishoudingen sterk aanwezig.
Waarderen en vertrouwen het sterkst
Ondersteunen en uitdagen iets minder
Laat-maar-waaien stijl: 4 basishoudingen het minst aanwezig
Onverschillige houding
Controlerende stijl: 4 basishoudingen meer aanwezig dan bij de laat-maar-waaien stijlen maar minder dan bij
de aansturende en begeleidende stijl.
Belangrijk om af te wisselen in stijl (vooral aansturende en begeleidende) in functie van
ontwikkelingsproces en welbevinden
8
,3.1.2 HOE IN DIALOOG TREDEN
Kwaliteitsvol communiceren en algemene gespreksvaardigheden
Echtheid is essentieel: authentiek overkomen en gedragen zoals jij bent
Bij elk kind is de communicatie anders
Algemene gespreksvaardigheden
Uitnodigend gedrag stellen
› Kinderen de ruimte geven om te reageren
› voelen dat ze gesprekspartner zijn
› voelen dat er interesse is
› niet gaan zitten in klas, maar rondlopen
Congruentie
› Tussen denken, voelen en doen
› Het gesprek moet authentiek aanvoelen
› Er is duidelijkheid en zo kan de spanning gereduceerd worden
Ondersteunde gebaren
› Boodschap beter volgen
› Zich gehoord voelen
Oogcontact
› Niet voor alle leerlingen eenvoudig (specifieke onderwijsbehoeften)
› Interculturele communicatie: In sommige culturen is het respectloos om de volwassenen in de ogen
te kijken tijdens een gesprek
› Oogcontact hoeft niet altijd voor het kind. Niet afdwingen bij een kind. Wel afvragen hoe het komt
en afstemmen met elkaar hoe de communicatie vlot kan verlopen. Nieuwsgierig blijven naar de
ander.
Humor
› het spanning kan wegnemen, gebruik enkel als het authentiek is
Ruimte om zich non-verbaal te uiten
› het hen kan ondersteunen als ze zich niet enkel woordelijk moeten uitdrukken.
Observeren van non-verbale houding
› je zo beter kunt inspelen op noden van kinderen
› Houding kan veel zeggen, bv je kan soms zien als kinderen aan het liegen zijn
Tijd geven aan kinderen
› Ze vaak meer tijd nodig hebben om gevoelens te structureren en verwoorden.
Opletten met invullen
› Je hen tijd geeft om te denken en antwoorden, ze zich niet opgejaagd voelen, het moeilijk is om in te
gaan tegen de ideeën van een oudere gesprekspartner, ze zich begrepen voelen en motivatie
voelen om het gesprek verder te zetten …
› Ondersteunend – sturend
9
, › Gradatie:
1 sturend
2-4 interpretaties
5 en 6 ondersteunend (suggestieve vragen)
Sensitieve en responsieve houding van leerkracht:
- Goede motivatie: luisterende houding, lichaamshouding meer rechtop, vrolijke alerte blik en houding,
lichaam is naar de spreker gericht, gretigheid om te spreken
- Tanende motivatie: rusteloze houding, hoofd is van de spreker afgewend, weinig alerte blik,
gekromde lichaamshouding, wachtende houding, weinig neiging tot spreken
- Liegen: meer oogknipperen, pupilverwijding, verhoging van de stem, sneller spreken en meer
aarzelen, minder aankijken, minder lachen, veel verandering van houding, langzamer spreken
- Fantaseren: minder oogcontact naar luisteraar, meer in zichzelf gekeerde houding, meer voor zichzelf
uitpraten, minder in dialoog
- Angst: rusteloze houding, bij sterke angst bevroren houding, vd spreker afgewend, steeds snelle blik
naar gesprekspartner ter controle, gekromde lichaamshouding, zweetafscheiding, moeite met spreken
De aandacht voor dialoog bij problemen en conflicten
Acceptatieanalyse: weten wat je accepteert, acceptatierechthoek
In het acceptatiegebied kan er in rust geleerd worden = doceer- leergebied
Een zo groot mogelijk acceptatiegebied creëren
MAAR twee invloeden die doceer-leergebied verkleinen:
- onacceptabel gedrag (probleem leraar)
- problemen leerlingen
Probleemanalyse: wie heeft een probleem; leraar of leerling
- Probleem bij leerling: actief luisteren
› Een leerling staart sip voor zich uit, zijn hond is gisteren gestorven
- Probleem leerkracht: ik-boodschap
› Jan stoort de les met zijn gepraat
- Beiden: win-winmethode
› De gevraagde vooropdracht voor de les werd niet gemaakt door
leerlingen
Een warme waarderende houding is hier een dragende factor
10