Duitse taallessen
Inhoud
Inhoud 1
Duits: Inleiding 1
Typische moeilijkheden 1
Naamvallen 1
Nominativ 2
Genitiv 2
Dativ 2
Akkusativ 3
Herkenningsmiddelen 3
Genus van het substantief (der, die, das) 5
Meervoudsvorming 5
‘Satzklammer’ 5
Vervoeging van werkwoorden 6
Onregelmatige werkwoorden 6
Modale werkwoorden 6
Sterke werkwoorden 6
Teksten 7
Grundgesetz 1949 [basiswet, voorlopige grondwet] 7
Vertrag über die abschließende Regelung in bezug auf [met betrekking tot, ten
aanzien van] Deutschland, 12.9.1990 9
Einigungsvertrag: [Art. 1, 3, 8, 31.8.1990] 17
Die Grundrechte 20
Abortus 28
Grundgesetz, Art 2 28
BVerfGE 39, 1 - Schwangerschaftsabbruch I (25.02.1975) 30
Duits: Inleiding
Typische moeilijkheden
1. Naamvallen
= formel markering voor bepaalde zinsfuncties
4 naamvallen
● Nominativ
, ● Genitiv
● Dativ
● Akkusativ
Nominativ
● formeel: niet gemarkeerd
● functie: onderwerp - gezegde
○ Gezegde bij koppelwerkwoorden zoals Sein, wirden
Der Bundestag ist das demokratische Verfassungsorgan.
De bondsdag is het democratische grondwettelijk orgaan.
Das Parlament ist das Gesetzgebungsorgan.
Der Bundespräsident wird auf die Dauer von 5 Jahren gewählt.
wählen = verkiezen
Genitiv
● formeel: -s, -es (m. & onzijdige naamwoorden)
● functie: ‘van’
Der Erlass (= uitvaardiging) eines Gesetzes.
Die Mehrheit des Bundestags.
ein Misstrauensvotum (= motie van wantrouwen) des Parlaments.
Dativ
● formeel: -em/ -m (m/onz); -er (v); -n (mv)
● functie:
a. meewerkend voorwerp
b. helfen, nützen, dienen, entsprechen, zustehen
i. entsprechen = in overeenstemming zijn
c. na bepaalde voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, zu
Der Kanzler schlägt dem Präsidenten die Minister vor.
vorschlagen = voorstellen
De kanselier stelt aan de president de ministers voor.
Dieses Recht steht der Regierung zu.
Dit recht komt aan de regering toe.
Das Gesetz widerspricht dem Grundgesetz.
, widersprechen = niet in overeenstemming zijn
Dat recht is in tegenstrijd met de grondwet.
Mit der politischen Tendenz
Met de politieke tendens
Den Männern
aan de mannen
Akkusativ
● formeel: -en (enkel bij mannelijke subst.)
● functie:
a. lijdend voorwerp
b. na bepaalde voorzetsels: bis, durch, für, ohne, um
Man wählt einen neuen Kanzler.
Men kiest een nieuwe kanselier.
durch das Volk
door het volk
Der Bundestag stellt den Haushaltsplan fest.
De bondsdag legt de begroting vast./ keurt de begroting goed
Herkenningsmiddelen
● Het lidwoord
○ bepaald: der - die – das
○ onbepaald: ein - eine - ein
● Het persoonlijk voornaamwoord
○ enkelvoud, derde persoon:er – sie - es
○ meervoud, derde persoon: sie
● Het bezittelijk voornaamwoord
○ sein (zijn) - ihr (haar of hun)
→ heeft dezelfde uitgangen als -ein-
, Sie = Die Würde
Jedermann = iedereen; er verwijst terug naar Jedermann
● Het substantief zelf
→ genitief: +(e)s
des Mannes, des Gesetzes, des Bundestags
→ Datief meervoud: + (e)n
mit den Männern, mit den Gesetzen
● Het werkwoord
komt overeen met het onderwerp
Onderwerp = 3e persoon enk: -t/0: sagt, ging
Onderwerp = 3e persoon mv.= -en: sagen, gingen