KWALITATIEVE CRIMINOLOGISCHE
METHODEN EN TECHNIEKEN
HOOFDSTUK 1 – KWALITATIEF ONDERZOEK EN CRIMINOLOGISCHE THEORIE. OVER DE
RELATIE TUSSEN THEORIE, ONDERZOEKSVRAGEN EN METHODEN
INLEIDING
Kwalitatief gaat over het begrijpen, verstehen, uitdiepen. Het zo goed mogelijk begrijpen van het
individu is de voornaamste doelstelling. Verstehen is een typische term uit de onderzoeksliteratuur
en impliceert dat je dingen wil begrijpen vanuit het standpunt van de onderzochte, begrijpen hoe zij
de werkelijkheid ervaren. Het fenomeen begrijpen door de ogen van de onderzochte. Dit betekent
ook het uitdiepen, zoveel mogelijk verder vragen, graven…
“Qualitative researchers study things in their natural settings, attempting to make sense of, or
interpret, phenomena in terms of the meanings people bring to them”
Kwantitatief gaat over het tellen, representativiteit, reduceren (= wanneer je een kwantitatieve
vragenlijst laat invullen door respondenten, ben je beperkt in het aantal vragen dat je kan stellen).
KWALITATIEF KWANTITATIEF
Woorden Cijfers
Standpunten onderzoeken Standpunt onderzoekers
Onderzoek is nabij Onderzoeker veraf
Theorie borrelt op Theorie wordt getest
Procesmatig (je kan info meenemen naar het volgende Statisch
onderzoek)
Ongestructureerd Gestructureerd
Contextueel begrijpen Veralgemenen
Rijke, diepgaande data Harde, betrouwbare data
Micro Macro
Betekenis Gedrag
1
, Natuurlijke omgeving Artificiële omgeving
Wanneer kiezen voor kwantitatief onderzoek?
Goede afbakening van concepten
Goede toegankelijkheid (van grote populaties)
Representativiteit
Wanneer kiezen voor kwalitatief onderzoek?
Betekenisgeving is belangrijk
Gevoelige of taboe-topics (is anders moeilijk te enquêteren)
Context en processen zijn centraal
HISTORIEK
Voor WO II
Adolphe Quetelet
o “l’homme moyen”
Bronislaw Malinowski
o “The argonauts of the Western Pacific”
Chicago School
o “Go and sit in the lounges of the luxury hotels and on the doorsteps of the
flophouses; sit on the Gold Coast settees and on the slum shakedowns…”
Tijdens en na WO II
Merton & Lazarsfeld
o Ontwikkeling van “the focused interview”
o Start van de methodenstrijd
o Enorme groei van het kwantitatief onderzoek
Glaser & Strauss
o “The discovery of grounded research”
Fountain & Griffith
o Jaargang 1995-1996 van Addiction, Drug and Alcohol Review, Addiction research
o 291 artikels – 6% kwalitatief
o In jaargang 2004: 3 artikels in Addiction
Vanaf de jaren 90’ enorme toename en winst aan kwalitatief onderzoek
Strijdpunten
1. Is kwalitatief onderzoek wetenschappelijk?
2. Kwalitatieve onderzoeksresultaten zijn niets meer dan de persoonlijke opinies van de
onderzoeker of zijn respondent
3. Kwalitatief onderzoek is “soft” onderzoek
2
, 4. Kwalitatief onderzoek is niet gebaseerd op een random steekproef en bovendien zijn de
steekproeven nogal klein
1. “There are three kinds of lies”
a. Lies
b. Damned lies
c. Statistics
2. Kwantitatief onderzoek is reductionistisch en simplistisch
3. Kwantitatief onderzoek is onderzoeker-gecentreerd
Besluit: de derde weg?
Mixed-method = zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek als daar de middelen en de tijd
voor zijn!
Teksten in de blauwe kaders zijn louter ter illustratie, het gaat om getuigenissen (dus niet te kennen
leerstof!). De begrippen dienen wel gekend te zijn en kan gevraagd worden op de examens.
GESCHIEDENIS EN ALGEMENE KENMERKEN
BRONISLAW MALINOWSKI
Was een antropoloog die op een bepaald moment op reis was maar vast kwam te zitten in Nieuw
Guinea. Hij bleef er langer dan aanvankelijk bedoeld was. Hij is gaan leven tussen een volk en heeft
hier veldnotities van genomen.
1 van de zaken die hij daar door langdurige observatie is gaan zien is dat mensen met regelmaat de
oversteek namen naar andere eilanden. Op de trips naar andere eilanden namen ze kettingen mee
van schelpen (accessoire) en dat ze bij deze gelegenheden kettingen uitwisselden.
Er waren 2 soorten kettingen die een geografische reis inhielden.
Hij verzamelde visueel data (a.d.h.v. foto’s).
Malinowski werd later opgevolgd door heel wat andere antropologen die ook zijn beginnen reizen
naar de volkeren die ze wouden bestuderen.
CHICAGO SCHOOL
Observatie uit de eerste hand – Verstehen
William Foote Whyte
Streetcorner Society
Thomas en Zaniecki
o The polish peasant in Europe and America
Shaw
o Jack-roller
Sutherland
o The professional thief
3
, Becker
o On becoming a marihuana user
WAT IS KWALITATIEF ONDERZOEK?
Er zijn heel veel verschillende vormen van kwalitatief onderzoek, wat zich uit in verschillende:
Dataverzamelingstechnieken
Analysemethoden
Theoretische invalshoeken
Geen consensus over hoe men kwalitatief onderzoek moet definiëren
Kan vooral worden verklaard door de grote variatie in filosofische uitgangspunten in kwalitatief
onderzoek
Kwalitatief onderzoek kan je het best omschrijven door te wijzen op een serie belangrijke maar niet
steeds samen voorkomende kenmerken
WAT IS “KWALITATIEF” AAN KWALITATIEF ONDERZOEK?
(1)
Hoe kan sociale wereld worden geïnterpreteerd?
Hoe kan sociale wereld worden begrepen?
Hoe kan de sociale wereld worden ervaren?
Hoe wordt de sociale wereld geproduceerd?
(2)
Het is gebaseerd op methoden van dataverzameling die flexibel zijn…
… en oog hebben voor de sociale context waarin gegevens worden geproduceerd
In tegenstelling tot gestandaardiseerd en gestructureerd onderzoek, dat soms “veraf staat” van het
“echte leven”, of van de “natuurlijke” sociale context
(3)
Gebaseerd op analysemethoden en interpretaties die ingaan op de complexiteit, details en de
context
Meer nadruk op holistische analyse
Minder nadruk op patronen, trends en correlaties
Gegevensverzameling Flexibel, geen sterke voorstructurering
Gegevensanalyse Alledaagse taal, dicht bij de sociale en
persoonlijke werkelijkheid
4
Design/opzet Cyclisch-interactief
,(5)
Rol van de onderzoeker: flexibel, ingezet als persoon, sociale vaardigheden, rolneming, perspectief
van de ander, betrokkenheid vs distantie
Opvatting van het onderwerp: betekenisgeving, betekenisrelatie, gedrag >< betekenis
(6)
Typische situaties voor kwalitatief onderzoek:
Bijzondere
Weinig voorkennis
Contradictorische onderzoeksresultaten
Als onderzoek ook moet leiden tot een verbetering van een situatie
Inzichten in de betekeniswereld
Dagelijkse werkelijkheid ten grondslag aan statistische verbanden
Betekenis van een begrip
EISEN AAN KWALITATIEF ONDERZOEK
1. Systematisch en rigoureus uitgevoerd
2. Strategisch, en toch flexibel en contextueel
3. Actieve reflexiviteit van de onderzoeker
4. Verklaringen voor intellectuele problemen
5. Veralgemeenbare verklaringen
6. Bewust omgaan met combinatie van technieken
7. Een ethische praktijk - je kan met heel veel lastige ethische kwesties geconfronteerd worden
THEORETISCHE PARADIGMA’S
Elke onderzoeker heeft zijn of haar overtuiging en dit heeft ook een impact op hoe het onderzoek
uitgevoerd zal worden.
The research onion
= vereenvoudigde weergave van een methodologisch ontwerp
Op verschillende lagen worden keuzes gemaakt, theoretische paradigma’s aan de buitenkant!
Verschillende stappen die verschillende keuzes omvatten alvorens je komt tot dataverzameling
ENKELE BEGRIPPEN
Methodologie betekent dat je de studie van de methode gaat bestuderen om zo tot methodes te
komen die voor jouw onderzoek gepast zijn. Het gaat om de studie van methoden.
Epistemologie gaat over wat geldt als kennis.
Ontologie gaat over wat de aard van de realiteit is.
Filosofische paradigma’s
(1) Methodologie
= studie en kritische analyse van de wetenschappelijke methoden en werkwijzen waarmee
kennis wordt verworven
5
, o Hoe kan de onderzoeker iets te weten komen over hoe hij of zij de realiteit ziet?
o De strategie, het plan van aanpak, het proces
(2) Epistemologie
= studie van kennis
o Wat is de relatie tussen onderzoeker en realiteit?
o Gaat over de relatie tussen kenner en kennis
(3) Ontologie
= studie van de aard van het zijn
o Wat is de realiteit en hoe ziet die eruit?
Positivisme is eerder gerelateerd aan de onderzoeker als “mijnwerker”
informatie in de hoofden van de respondenten, je moet graven naar de informatie
objectieve wijze
vanop afstand
De onderzoeker als “ontdekkingsreiziger” = constructivisme
informatie wordt geconstrueerd door interactie tussen de onderzoeker en de respondent
focus op ervaringen
insiders perspectief (meer veldwerk)
POSITIVISME
Vanuit het positivisme gaat men ervan uit dat er maar 1 objectieve werkelijkheid is die extern is aan
het menselijk bewustzijn. De realiteit is kenbaar, meetbaar, identificeerbaar, analyseerbaar en hangt
niet af van mensen hun interpretaties. Er bestaat een externe objectieve realiteit.
Dit betekent voor de epistemologie dat de onderzoeker onafhankelijk is van hetgeen dat wordt
onderzocht. Er is een scheiding is tussen de onderzoeker en de respondenten. Dit gebeurt a.d.h.v.
rigoureuze procedures zodat er geen invloed is van de onderzoeker op de participanten.
Dit betekent voor de methodologie dat er een zo objectief mogelijke methodologie ontwikkeld wordt
om de realiteit zo goed mogelijk te benaderen. Men gaat op zoek naar wetmatigheden d.m.v.
observaties die men dan kan kwantificeren.
Nauw gelinkt aan de kwantitatieve onderzoeksmethodes
Dominant tot begin 20e eeuw, postpositivisme
CONSTRUCTIVISME
Bij het constructivisme bestaat er geen werkelijkheid, er bestaan meerdere geconstrueerde
werkelijkheden. Je hebt verscheidene actoren die interageren met elkaar en waardoor je
verschillende werkelijkheden bekomt.
Dit betekent voor de epistemologie dat de onderzoeker en hetgeen wat onderzocht wordt met
elkaar in verband staat. De onderzoeker heeft een invloed op het onderzoek en is verbonden met de
6
,participanten.
PRAGMATISME
Dit betekent voor de methodologie dat er gezocht wordt naar betekenis. Men wil de ervaringen van
sociale actoren begrijpen. De onderzoeker is vaak betrokken bij het onderzoek (veldwerk).
Het pragmatisme gaat verder dan constructivisme en positivisme (wil de kloof overbruggen). Ze gaan
uit van concrete problemen waarvoor ze een oplossing trachten te vinden. Hiervoor willen ze alle
methoden gebruiken die nodig zijn (verwerpen dus de onverenigbaarheid tussen kwalitatieve en
kwantitatieve methoden).
Mixed-methods (afhankelijk van onderzoeksvraag)
ENKELE OPMERKINGEN
Het methodologisch proces wordt geleid door je filosofische opvattingen
Bepaalde paradigma’s worden geassocieerd met bepaalde ideologieën
Er is niet slechts 1 correct paradigma of theoretisch kader, afhankelijk van onderzoeksvraag
of het wereldbeeld van de onderzoeker
7
,HOOFDSTUK 2 - HET KWALITATIEF ONDERZOEKSDESIGN
HET KWALITATIEF ONDERZOEKSDESIGN
1. PROBLEEMSTELLING
Elk onderzoek start met een goede probleemstelling. Tijdens het schrijven van je probleemstelling
geef je richting aan het onderzoek. Elk onderzoek start met het stellen van vragen. We willen
enerzijds wetenschappelijke vragen beantwoorden en anderzijds willen we antwoorden zoeken door
onderzoek.
1.1 SOORTEN ONDERZOEKSVRAGEN
(1) Wat-vragen
a. Verkennend exploratief onderzoek (binnen domein waarin nog niet veel kennis
is). Ze kunnen verkennend zijn en aanleiding geven tot exploratief onderzoek.
b. Hoeveel of hoe groot vragen worden voornamelijk opgelost binnen archief of
kwantitatief onderzoek
(2) Hoe- en waaromvragen
a. Verklarend, verbanden
b. Kwalitatief, historisch onderzoek – kwalitatief onderzoek gebeurt in natuurlijke
settings (je kan bijvoorbeeld niet zelf stakingen uitlokken)
i. Gedrag niet manipuleerbaar – geen controle over het gedrag van
respondenten bij historisch onderzoek
c. Experiment
i. Manipuleerbaarheid is een basiselement
ii. Storende factoren kunnen uitgeschakeld worden doordat experimenten
veelal worden uitgevoerd in laboratoria
1.2 HET ONDERZOEKSDOEL
= ONDERWERP
Eerste stap om te komen tot een uitgewerkte probleemstelling
Twee vragen naar motivatie en relevantie
1. Waarom doe ik dit onderzoek? (motivatie)
a. Intellectuele redenen (= bepaalde nieuwsgierigheid, bepaalde theorie of paradigma),
praktische redenen (= gaat over het bereiken van iets met de onderzoeksvraag, doel
dat onderzoeker voor ogen heeft, vb. evaluatieonderzoek) en persoonlijke redenen
(= impliceert de persoonlijke interesse die een doorslaggevende factor kan spelen
om een bepaald onderzoek aan te vangen, het is wel belangrijk dat je eigen normen
en waarden geen invloed uitoefenen op het onderzoek)
b. Onderzoekslogboek = van belang om de praktische, persoonlijke en intellectuele
redenen uiteen te zetten, waarover wil je onderzoek doen?
2. Waarom is dit onderzoek belangrijk? (relevantie)
a. Keuze motiveren en verantwoorden
8
, b. Vier doelen: verkennen, verklaren, beschrijven en emanciperen
Je hebt ook verschillende types onderzoek:
(1) Exploratief onderzoek (komt zeer vaak voor binnen kwalitatief onderzoek omdat je makkelijk
kan inspelen op het onderzoek)
a. Onderzoek binnen nieuwe domeinen of doelgroep doel: komen tot inzichten op
een domein waar tot nu toe weinig over geweten is
b. Verkennend
c. Flexibel
(2) Verklarend onderzoek (komt vaker voor binnen kwantitatief onderzoek, je hebt grotere
steekproeven die vaak gerandomiseerd zijn)
a. Kwantitatief onderzoek
b. Zeldzaam in kwalitatief onderzoek omdat de omvang van de onderzoekspopulatie
beperkt is
c. Oorzaken betekenisgeving
(3) Beschrijvend onderzoek
a. Gedetailleerde beschrijving van de case
b. Diepte begrijpen van processen van betekenisgeving
c. Zeker wanneer de case een uniek geval is, is een nauwkeurige wetenschappelijke
beschrijving een grote meerwaarde voor het onderzoek
(4) Emancipatorisch onderzoek
a. Bijdrage in sociale actie/verandering (om kennis te genereren en een sociaal
probleem op te lossen of de betrokkenen instrumenten aanreiken om een bepaald
probleem op te lossen)
Doelgroepen: Voor wie is het onderzoek bedoeld?
(1) Wetenschappelijke gemeenschap
a. Het moet een significante bijdrage leveren aan de empirische kennis die er reeds
bestaat
b. Geen replicatie – onderzoek mag nog niet ergens anders uitgevoerd zijn!
c. Onderzoek moet nieuwe, relevante inzichten opbrengen
(2) Beleidsmakers
a. Beleidsvoorbereidend onderzoek
i. Explorerend of evaluerend (= bestaande beleidsmaatregelen evalueren =
evaluerend onderzoek)
(3) Praktische relevantie
a. Praktijkvraagstuk – praktijkmensen die op korte termijn een antwoord wensen op
een gerezen probleem
b. Evaluerend – met als doel tot verbetering te komen van een ongewenste situatie
9
, 1.3 ONDERZOEKSVRAAG
Antwoord formuleren op onderzoeksvraag – je onderzoeksvraag leidt je hele onderzoek als een
centraal kompas!
Eisen: helder, begrijpelijk, ondubbelzinnig, gefocust en aansluiten bij bestaande theorie
(maar wel eigen bijdrage leveren) – want geeft richting aan het onderzoek!
Evoluerend, maar centrale vraagstelling blijft hetzelfde
Vraagvorm – dan kan je aan het einde van je onderzoek een antwoord geven op de OV
Beperkt aantal vragen
In fases
o Eerste versie wordt gevolgd door een kritische evaluatie
o Onderzoekbaarheid
o Haalbaarheid
De onderzoekbaarheid = de mate waarin een onderzoeksvraag kan en mag leiden tot een onderzoek
Empirisch onderzoek
Sociaalwetenschappelijke onderzoekbaarheid
Ethisch toelaatbaar
o Vb. gevoelige onderwerpen of illegale activiteiten (waardoor je bepaalde
doelgroepen kan kwetsen)
De haalbaarheid = de mate waarin het onderzoek uitvoerbaar is
1. Tijd (dit wordt door de meeste onderzoekers onderschat!)
a. Tijdsbegroting – je moet voor elke fase in je onderzoek een tijdsbegroting opmaken,
schatten hoeveel tijd elke fase gaat innemen (vb. blokperiode)
b. Tarra-tijd – tijd die nodig is voor de verplaatsing, tijd die nodig is voor het
transcriberen van een interview
c. Benodigde en bemeten tijd – men gaat ervan uit dat het wel zal lukken op korte tijd,
integendeel!!
2. Geld
a. Personeels- en werkingskosten
b. Kwalitatief onderzoek is doorgaans goedkoper dan kwantitatief onderzoek
3. Bereikbaarheid en bereidheid van onderzoeksobjecten
a. Stilstaan bij factoren die in het nadeel zijn van de onderzoeksvraag
b. Bereidheid vormt doorgaans geen probleem
Literatuuronderzoek:
Eerste versie van onderzoek is algemeen – theoretisch uitwerken
Aansluiting met bredere onderzoekstraditie
Literatuurstudie maakt ook duidelijk of je OV al niet eerder werd beantwoord
Cumulativiteit – op basis van bestaande kennis tot nieuwe kennis komen
Wetenschappelijke meerwaarde
Een manier om te gaan met de beperkende invloed van een theoretisch kader uit de literatuur,
bestaat erin om te werken met algemene concepten die nog niet of slechts summier werden
10