Woordsoorten:
1. Lidwoord:
3 lidwoorden: de, het (‘t) = bepaalde en een (‘n) = onbepaald.
Lidwoorden zijn onveranderlijk, maar bij uitdrukkingen kunnen er
naamvalsvormen voorkomen.
Voorbeeld:
’s middags
in den beginne
ten langen lest
Lidwoord → altijd voor zelfstandig naamwoord, staat links in de
substantiefgroep. Op de tweede plaats kan een telwoord staan, voor het
zelfstandig naamwoord een bijvoegelijknaamwoord.
Voorbeeld:
de (lidwoord) eerste (telwoord) zonnige (bijvoegelijknaamwoord) vakantiedag
(zelfstandig naamwoord)
- De = vrouwelijk of mannelijk woord
- Het = onzijdig zelfstandig naamwoord
2. Zelfstandig naamwoord of substantief:
= alle namen van mensen, dieren of dingen.
a) Soortnamen:
= ‘gewone’ zelfstandig naamwoord.
Tip:
Je kan er een lidwoord voorplaatsen, meestal een meervoudsvorm of
verkleinvorm.
Voorbeeld:
De tafel
Drie tafels
Een tafeltje
b) Eigenamen:
= specifieke namen voor personen, dieren of zaken.
Tip:
Herkenbaar aan de hoofdletter.
Voorbeeld:
Pieter
Oostende
Telenet
Let op:
Substantief kan mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn. Grammaticaal geslacht
= niet noodzakelijk overeenkomst met het natuurlijke geslacht.
3. Werkwoord:
= geeft handeling aan de zin; iets of iemand voert iets uit.
, Tip:
Je herkent ze aan de vervoeging.
a) Zelfstandige werkwoorden:
= op zichzelf de betekeniskern van de zin uitmaken.
- Ze kunnen als enige werkwoord voorkomen.
Voorbeeld:
Wouter spiekt.
- 2 werkwoorden in de zin → het werkwoord dat niet de persoonsvorm is =
het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
Wouter zal spieken.
Wouter heeft gespiekt.
- Voltooid deelwoord in de zin = zelfstandig werkwoord.
Voorbeeld:
Wouter zou wel een gespiekt kunnen hebben.
b) Koppelwerkwoorden:
= enigste werkwoord in een zin, maar ze hebbben geen betekenis.
Zwobbels + 3 andere → zijn, worden, blijven, blijken, lijken schijnen,
heten, dunken en voorkomen.
Voorbeeld:
Venetië is heel mooi.
Hij zou een goede journalist zijn.
c) Hulpwerkwoorden:
= werkwoorden die geen betekenis hebben, worden gehopen door andere
werkwoorden om betekenis te geven aan de zin.
Voorbeeld:
Ik wil dit academiejaar zeker slagen.
Jan heeft gisteren de redactie gebeld.
Ik ben gisteren ziek geworden.
Tip:
2 werkwoorden in de zin = hulpwerkwoord.
d) Wederkerende en niet-wederkerende werkwoorden:
= wederkerende werkwoord heeft een wederkerend voornaamwoord (= me, je
zich, ons).
Voorbeeld:
Ruben haastte zich naar buiten.
Waarom stellen zij zich altijd zo aan?
e) Vervoeging van het werkwoord:
= vervoeging → werkwoord aangepast aan:
- Grammaticaal getal van het onderwerp (enkelvoud – meervoud)
- Grammaticaal persoon van het onderwerp (1ste, 2de, 3de)
- Bedoelde tijd
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur av22. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.