Economie en actualiteit
Introductie tot economie:
Communicatiemanagement en economie:
Belang:
- De juiste boodschap
- Op het juiste moment
- Via het juiste medium
Het hangt samen met sociale, morele en economische trends. Actualiteit en kennis van economie zijn
onontbeerlijk.
De basis:
Focus op macro-economie:
Economie bestudeert hoe de maatschappij de productie, distributie en consumptie van goederen en
diensten organiseert.
Dit kan op 3 manieren:
1. Macro-economie
= houdt zich bezig met de economie van een land of meerdere landen. Ze kijken naar alle bedrijven,
gezinnen en overheidshuishoudingen. De economische grootheden voor een heel land worden bij
elkaar opgeteld.
Voorbeeld:
Nationaal inkomen, totale consumptie van alle gezinnen en totale investeringen.
2. Meso-economie
= bepaalde huishoudingen (= bepaalde bedrijfstak, sector of regio)
Voorbeeld:
Producenten van muesli of bierfabrikanten in België.
3. Micro-economie
= houdt zich bezig met het gedrag van de consument en de producent. Een huishouding kan een
gezinshouding zijn waar men inkomen verdient en het inkomen gebruikt voor te consumeren, te
sparen. Een bedrijfshuishouding kan ook, hier produceert, investeert…
Schaarste en rationele keuzes:
Economie is een wetenschap die zich bezighoudt met de verdeling van schaarse middelen (producten
en diensten) in een samenleving.
- Behoeften
= grenzeloos
- Midden
= begrends
- Keuzes
= rationeel
Bij bijna alle menselijke handelingen komt een economische gezichtspunt om de hoek kijken. Het
economisch aspect van het handelen bestaat in het kiezen.
1
,De elementen van de keuze:
- Behoefte
= het aanvoelenvan een tekort en het streven om het tekort te bevredigen (= subjectief karakter).
- Primaire of levensnoodzakelijke behoefte
Voorbeeld:
Voeding, kledij en huisvesting
- Immateriële behoefte
= behoefte die niet van materiële aard is, immateriële aard komt meer op de voorgrond
Voorbeeld:
Liefde, vriendschap, onderwijs, ontspanning
- Collectieve of gemeenschappelijke behoefte
= gelijkaardig voor een groot aantal personen en worden normaal door de gemeenschap als geheel
bevredigd
Voorbeeld:
Onderwijs, wegen, bejaardenzorg, recreatiezones
- Individuele behoefte
= subjectiever en worden normaal bevredigd door de inspanning van een persoon of gezin
Voorbeeld:
Kledij, voeding, ontspanning, huisvesting
- Schaarse middelen
= middelen (= goederen en diensten) waarover consument beschikt om behoefte te bevredigen, in
beperkte mate beschikbaar → economische of schaarse goederen.
- Schaars middel
= geen synomiem voor zeldzaam. Het is een middel waarvan de verlangde hoeveelheid de
beschikbare hoeveelheid zou kunnen overtreffen, wanneer het goed gratis aangeboden wordt.
Gevolg: ontstaan van een waardeverschijnsel (= consument moet een prijs betalen). Schaarsheid ≠
hoeveelheid van goederen en diensten, maar beperktheid van ons inkomen. Niet alle behoeften
kunnen voldaan worden door ons inkomen.
Voorbeeld:
Voedingsmiddelen zijn in overvloed aanwezig in onze winkels. Wanneer de goederen door de
winkels gratis worden aangeboden, zal de voorraad snel uitgeput zijn.
2
,Nuttigheid en keuzeprobleem:
- Nut
= de consument is verplicht op te kiezen. Een goed of dienst komt pas in aanmerking voor een
bevrediging van een behoefte nuttig is voor de mens. Goederen en diensten → nuttig omdat ze
behoeften bevredigen. Behoeftebevrediging is niet voor iedereen hetzelfde.
Voorbeeld:
Het eten van mosselen met frieten
- Economisch principe
= mens handelt rationeel, daarom moet er volgens de graad van bevrediging of nuttigheid een
waardeschaal of voorkeurschema opgesteld worden, dit afhankelijk van subjectief nut. De mens
probeert met beschikbare middelen te kiezen, volgens zijn schatting een maximale
behoeftebevrediging bereikt. Maximale behoeftebevrediging vindt plaats in gezinnen die geld (=
hun inkomen) uitgeven aan goederen en diensten. De goederen en diensten worden geproducteerd
door bedrijven en overheid. Zij maken gebruik van prductiemiddelen en betalen hiervoor geld aan
gezinnen.
Bedrijven en overheid moeten kiezen.
Voorbeeld:
Werknemer kan niet in de landbouw en in de dienstensector gelijktijdig aan het werken zijn.
Een stuk grond kan niet voor wegenaanleg en als natuurgebied gelijktijdig gebruikt worden.
Overheid kan niet besteden aan ontwikkelingshulp, wat hij aan defensie besteed.
Men moet steeds kiezen hoe de beperkte middelen zal gebruiken. Kiezen uit alternatieve
mogelijkheden → noodzakelijk. Men gebruikt beperkte middelen voor een bepaald goed, dan kan
men ze niet meer inzetten bij productie van een ander goed.
- Economie
= studie van het menselijke en sterven naar bevrediging van behoeften met hulp van schaarse
middelen.
De spelers in de economie:
Betekenis van het woord ‘economie’ = regels voor het huis.
- Huishouding
- Bedrijfs- of staatshuishouding
Belangrijkste factoren bij gewone mensen (= gezinnen), bedrijven, overheid, banken.
Economie: vereenvoudigd voorgesteld in een economische kringloop.
De spelers in de economie: gezinnen:
Gezinnen hebben behoefte aan goederen en diensten.
De spelers in de economie: bedrijven:
- Bedrijven helpen de behoeften van gezinnen te bevredigen door de behoeften te producteren.
- Bedrijven hebben ook behoeften, zijn hebben behoefte aan kapitaal, arbeid en grondstoffen.
- Bedrijven krijgen van de gezinnen de arbeid.
3
, Interactie spelers (gezinnen en bedrijven):
Bedrijven en gezinnen ontmoeten elkaar:
- Arbeidsmarkt
- Goederenmarkt
Bedrijven:
- Bedrijven staan in voor productie.
- Bedrijven bezorgen de werknemers werkgelegenheid.
- Bedrijven willen sterk staan tegen over de concurrentie, daarom is het belangrijk dat bedrijven
inzetten op innovatie.
Gezinnen:
- Gezinnen willen behoeften bevredigen.
- Gezinnen leveren arbeid.
- Gezinnen willen daarvoor van de bedrijven loon.
- Gezinnen hebben loonvorming: sociaal overleg/ indexering.
De economische kringloop:
De interactie = economische kringloop:
4