Geneeskunde: 1e Bachelor: Antropologische
thema’s uit de hedendaagse wijsbegeerte
Professor Andreas De Block
Kriekemans Kristiaan 1
,Wat is filosofie? 4
Drie aspecten: attitude, methodologie, domein 4
Vier deeldomeinen 5
Een zeer korte geschiedenis van de westerse filosofie 6
Besluit 6
Mechanisering en doelgerichtheid 7
De mechanisering van het wereldbeeld 7
Kant en de teleologie 7
Darwin en het darwinisme 8
Domheid en doelgerichtheid 9
Functies en normen in de natuur 10
Ondergedetermineerde functies 10
Besluit 11
Lichaam en geest 12
Fysisch spul en geestesspul: Descartes’ dualisme 12
Dualisme na Descartes 13
De mens is een machine 14
Van materialisme naar fysicalisme 14
Besluit 15
Lijden en dood 16
Oplossingen voor de dood 16
Lijden is (g)een pretje 17
Is de dood een kwaad? 18
Is onsterfelijkheid wenselijk? 19
Besluit 20
Wetenschap en pseudowetenschap 21
Het demarcatieprobleem 21
Drie problematische oplossingen 21
Karl Popper: zoeken naar weerlegging 22
Thomas Kuhn: paradigma’s en revoluties 23
Besluit 23
Wetenschappelijke kennis 24
Wetenschappen en hun methoden 24
Hume en Popper: zoeken naar oorzaken 24
Over theoretische observaties en geloof in theorie 24
Succes in de biomedische wetenschappen 26
Toeval gebruiken om toeval uit te schakelen 26
Besluit 27
Wetenschap en waarden 27
Video 1: Wetenschap en waarden 28
Kriekemans Kristiaan 2
, Video 2: Is technologie waardeneutraal? 29
Ziekte 30
Normativisme 31
Naturalisme en hybridisme 32
Pluralisme 33
Eliminativisme 33
Besluit 34
Medicalisering 34
Medicaliseren en pathologiseren 35
Pathologiseren: oorzaken en gevolgen 36
De pathologisering van zwaarlijvigheid 37
Van zwaarlijvigheid tot obesitas: een genealogie 37
Besluit 38
Verbetering 38
Verbeteren als medicaliseren 39
Is verbetering immoreel? 40
Mens is verbeteraar 43
Handicap 43
Ableïsme of validisme 44
Sociaal geconstrueerd 45
Niet minder maar anders 46
Kriekemans Kristiaan 3
, Wat is filosofie?
Ambrose Bierce zei ooit dat filosofie een een stelsel van wegen is die van nergens naar
niets leiden, en sloeg daarmee de nagel op de kop. In de filosofie zijn er vele onmogelijke
vragen zoals: “Wat is filosofie?”. Het is hierbij zeer moeilijk een lijst van kenmerken op te
stellen die voorkomen bij alle filosofen en tegelijkertijd enkel voorkomen bij filosofen.
Drie aspecten: attitude, methodologie, domein
Etymologie van het woord filosofie wijst op een verlangen naar weten, maar volgens
Aristoteles verlangt iedereen naar wijsheid, ook wetenschappers en gelovigen, maar de
filosofie is geen wetenschap, noch een religie.
Soms wordt filosofie vereenzelvigd met het kritisch denken: het in vraag stellen van vele
dingen. Filosofen ergeren zich aan de banaliteit waarop ons leven rust: iedereen en alles
wordt in twijfel getrokken. Zo stellen kinderen vaak de Waarom-vraag, wat een kenmerk is
van de filosofie.
Volgens Descartes bedriegen onze zintuigen ons (optische illusies vb.) Maar we hebben ze
nodig voor het verwerven van kennis, maar als ze ons bedriegen, is onze kennis dan wel
betrouwbaar? Volgens hem wordt ons denken voortdurend op een dwaalspoor gezet door
God of een kwaadaardig genie (fr. malin génie).
Kritiek is niet het einddoel van de filosofie, ze bekijkt dingen in een ander perspectief, door
dingen te veranderen door andere zaken die minder vatbaar zijn voor kritiek.
Maar kritisch denken is niet enkel weggelegd voor filosofen, ook anderen zoals
wetenschappers staan kritisch ten opzichte van zaken.
Zo kan een filosoof ook een stoïcijnse (afkomstig van Stoa) attitude aannemen, maar het
volstaat niet om afstand te nemen van de waan van de dag.
Volgens Alfred North Whitehead begint de filosofie aan de verwondering, en ze blijft
doorgaan zolang de verwondering er is, eenmaal de verwondering stopt, stopt ook de
filosofie.
We kunnen dan proberen de filosofie af te bakenen door te kijken naar haar methoden. Zo
doen bijvoorbeeld filosofen geen klassiek laboratoriumonderzoek, maar dat doen historici
evenmin. Filosofen gebruiken zoveel methoden, maar geen enkele is uniek voor de filosofie.
En als er unieke methoden zijn, zullen ze niet door alle filosofen gebruikt worden.
Filosofen maken graag gebruik van intuïtie, in de 17e en 18e eeuw verwees dit naar kennis
die op een onmiddellijke manier wordt verkregen. Descartes spreekt over welonderscheiden
ideeën of intuïties, die geen redelijk mens durft te betwijfelen (vb. je pense donc je suis). In
de 20e eeuw werd intuïtie eerder negatief: spontane overtuigingen die in onze geest
opduiken bij een bepaald onderwerp. In het engels spreekt men van common sense
overtuigingen die vaak moeilijk te veranderen zijn.
Fauteuil Filosofen: filosofen die vaak gebruik maken van intuïties en zelden of nooit van
empirisch onderzoek.
Intuïties zijn erg variabel; ze verschillen van persoon tot persoon en hangt ook af van cultuur,
tijdstip, context. Maar gebruik van intuïties is geen unieke filosofische methode, ook
wetenschappers gebruiken ze.
Tweede methode: conceptuele analyse: ontrafelen en verbeteren van concepten die we
misschien soms te banaal vinden (vb. liefde, tijd,...). Het gaat dus om het ontleden in meer
Kriekemans Kristiaan 4