Onderzoeksmethoden en -technieken II:
kwantitatieve methoden HOC
1. Introductie tot wetenschappelijk denken
Psychologie als wijze van denken
Onderzoek produceren of consumeren
Rol van onderzoek “producent” versus rol van onderzoek “consument”
Producent = onderzoek uitvoeren, consument = onderzoek gebruiken
Voorbeelden om het belang van de rol van onderzoek “consument” te illustreren
Facilitated communication treatment: therapeut begeleid hand van autistische patiënt, op tablet
staan letters zodat patiënt kan communiceren (maakt communicatie mogelijk)
Maar uit onderzoek blijkt dat de therapeut eerder stuurt dan begeleid
Scared-straight approach: angst aanjagen bij jongeren die misdrijf plegen (vb: door
gevangenisbezoeken) zodat ze op het rechte pad blijven
Onderzoek: na opvolging blijkt dit niet te werken, ze gaan net meer criminaliteit plegen
“Mindfulness kan je beter doen presteren op school”: op het eerste gezicht blijkt het te werken
volgens onderzoek, groep met training scoorde beter dan die zonder training
Kritische mindset is essentieel want niet alle gepubliceerde onderzoeken zijn juist of correct uitgevoerd
Psychologisch onderzoek zit in een turbulente periode: niet alle onderzoeken zijn repliceerbaar
VOORBEELD: onderzoek van Daryl Bem (2011) over voorspellen van toekomst – 9 experimenten
gepubliceerd, in werkelijkheid waren er meer maar alleen die dat overeenstemde met hypothese
werden gepubliceerd
Hoe werken wetenschappers?
Wetenschap is gebaseerd op empirie en is continu in ontwikkeling, wetenschappers testen theorieën en
kunnen fundamentele & toegepaste vragen beantwoorden
Ze publiceren hun resultaten in vaktijdschriften en communiceren met het brede publiek via journalisten
Empirie
Empirische methode is gebaseerd op data van directe zintuigelijke waarnemingen en/of
meetinstrumenten (vb: vragenlijsten) – empirische wetenschappers trachten systematisch, nauwkeurig
en repliceerbaar onderzoek te verrichten
Empirie is dus NIET gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie, of autoriteitsfiguren (geen subjectiviteit)
Wetenschappers testen theorieën
Data wordt gebruikt om theorie te toetsen: empirische cyclus/theorie-data cyclus
Bekijken of hypothese aanvaard/verworpen wordt
VOORBEELD: onderzoek van Harlow (1958) aan de hand van aapjes, cupboard theory (ouders voor
voedsel) versus contact comfort theory (ouders voor warmte/bescherming) – ondersteuning
voor contact comfort theory want aapjes gingen naar “moeder” die zacht was
Kenmerken van een goede theorie:
Ondersteund door data
Falsifieerbaar (moet kunnen weerlegd worden)
Parsimonie/principe van “Occam’s razor (simpelste verklaring kiezen boven de rest)
Theorie wordt geëvalueerd op basis van alle beschikbare bewijs
Een theorie kan nooit bewezen worden
Replicatie is belangrijk, meerdere studies zijn nodig om theorie te vormen
1
,Wetenschappers vormen een gemeenschap
Merton’s scientific norms
Universalism: kwaliteit hangt af van onderzoek zelf en niets anders, inhoud is belangrijk
Communality: alles zou makkelijk bereikbaar moeten zijn (blijkt niet zo te zijn, vb: betalen om
artikel te kunnen lezen)
Disinterestedness: waarheid zoeken uit intellectuele interesse niet uit andere overtuiging (vb:
geld, fame)
Organized skepticism: alles moet in vraag kunnen gesteld worden (anders pseudowetenschap)
Fundamenteel en toegepast onderzoek
Fundamenteel onderzoek: onderzoeken theorieën en trachten theoretisch inzicht in bepaalde
fenomenen te krijgen – niet direct een praktische toepassing, eerder gewoon inzicht (vaak gaat dit leiden
tot toepassingen die praktischer van aard zijn) meestal gebruikt binnen universiteit
Toegepast onderzoek: testen of een toepassing werkt
Continue ontwikkeling
Theorieën worden continu getest, aangepast, gefalsifieerd – wetenschappers zetten vervolgonderzoek op
VOORBEELD: onderzoek van Meier et al. (2012) over impact van kleur op approach- en avoidance
motivatie in context – bleek te kloppen maar andere studies toonden aan dat resultaten moeilijk
te repliceren waren
Publiceren
Manuscripten worden ingestuurd naar wetenschappelijke tijdschriften
Peer-review: “collega’s” beoordelen je artikel (anoniem, zowel auteur als reviewer)
Rol van de editor: start het peer review process
Rol van de reviewers: reject of revise of accept (vaak meer dan 90% rejected)
Proces duurt heel lang en onderzoekers beoordelen carriere hierop (ze worden niet betaald voor hun
onderzoek)
Communiceren
Naast publicaties, wordt er ook gecommuniceerd met publiek via media
Belangrijk om kritische blik op te hebben: opletten op clickbait, bedrijven gebruiken dit voor business
Bronnen van informatie
Onderzoekers gebruiken een vergelijkingsgroep, controleren voor derde variabelen (confounders) en
trachten informatie te evalueren zonder bias
Onderzoek is beter dan eigen ervaring, intuïtie en autoriteitsargumenten
Onderzoek versus ervaring
Ervaring heeft geen vergelijkingsgroep, er zijn derde variabelen – ervaring is confounded: we controleren
onze eigen ervaringen niet voor meerdere, gelijktijdig optredende factoren die een invloed hebben op
onze gevoelens en gedrag Bottom line: onderzoek is beter dan ervaring
VOORBEELD: onderzoek Bushman (2002) naar catharsis hypothese – rage room lijkt te helpen
maar er is geen vergelijking, onderzoek toont aan dat stil zitten ervoor zorgt dat je minder
agressie vertoont (onderzoek is wel probabilistisch!)
Onderzoek versus intuïtie
2
,Cognitieve biases
Een goed verhaal: als het plausibel klinkt, denken we dat het klopt
Availability heuristic: snel geloven dat buasiets waar is, als we makkelijk voorbeelden kunnen
bedenken
Present/present bias: enkel denken aan de situatie van nu (vb: je denkt aan iemand en die
persoon belt je op dat moment – je denkt aan telepathie maar denkt niet aan alle andere
situaties waar je aan die persoon dacht en die je niet belde)
Confirmation bias: op zoek naar bewijs dat overeenkomt met onze verwachtingen
Confirmatory hypothesis testing: hypothese zodanig formuleren zodat ons idee wordt bevestigd
Bias blind spot: onze eigen biases ontkennen of denken dat die een minder grote rol spelen
Dunning-Kruger effect: te hoog inschatten van onze eigen competenties
Autoriteiten geloven
Mensen gaan autoriteitsfiguren geloven, zelfs al kloppen de uitspraken eigenlijk niet
VOORBEELD 1: Vaccinaties in de VS, anti-vaxers gebaseerd op (retracted) artikel van arts over link
met autisme – gefinancierd door rivaal bedrijf van vaccinatie producent (belangenconflict)
VOORBEELD 2: twitter Trump, mensen geloven hem omdat hij autoriteitsfiguur is ook al kloppen
zijn beweringen niet
Wetenschappelijke bronnen
Verschillende vormen:
Empirische artikels gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften
Review artikels gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften (bv: meta-analyse)
Boekhoofdstukken (edited books) – geen peer review voor boeken dus minder betrouwbaar
Wetenschappelijke boeken
Niet wetenschappelijk: boeken voor brede publiek, Wikipedia, populaire media
Impactfactor: getal dat weergeeft hoe vaak het artikel geciteerd werd hoe hoger de impactfactor, hoe
beter het zou zijn (opletten: hoge impactfactor impliceert niet sowieso betere kwaliteit)
3
, 2. Grondbeginselen van alle onderzoeken
Drie soorten uitspraken, vier aspecten van validiteit
De 4 aspecten van validiteit worden anders bekeken afhankelijk van het doel van het onderzoek
Variabelen
Variabelen versus constante
Variabele: iets dat varieert, iets dat meer dan 1 waarde kan aannemen (vb: schoolprestatie –
verschillende scores op een test)
Constante: iets dat gelijk blijkt, iets dat 1 waarde aanneemt (vb: geslacht – mannen)
Waarom willen we iets constant houden? Zo kunnen we de rol van de variabele uitsluiten bijvoorbeeld
ervoor zorgen dat de rol van geslacht geen invloed heeft door alleen maar mannen te onderzoeken
Onafhankelijke versus afhankelijke variabele
Onafhankelijke variabele: variabele die door onderzoeker zelf gemanipuleerd wordt OF door de
natuur gemanipuleerd wordt (vb: intelligentie – van nature variatie in IQ) we kijken wat het
effect is van de manipulatie op de afhankelijke variabele
Afhankelijke variabele: de variabele die verandert door de onafhankelijke variabele
Meten versus manipuleren van variabelen
Meten: de variabele meten hoe het is (geen aanpassing)
Manipuleren: de variabele aanpassen
Het is niet omdat er groepen gemaakt worden dat er sprake is van manipulatie (vb: kinderen indelen in
groepen die eten om 18u en die eten om 19u – geen manipulatie want de kinderen eten al op dat
moment, gewoon meten van de 2 groepen)
Conceptuele versus geoperationaliseerde variabele
Conceptuele variabele: uitspraken doen over een construct, vrij theoretisch
Geoperationaliseerde variabele: variabele die gemeten wordt (vb: vragenlijst, observatie)
Levels = hoeveel waarden de variabele kan aannemen (vb: wel of niet = 2 levels) zowel bij meten als
manipuleren
Drie soorten uitspraken
We doen uitspraken over frequenties, verbanden en causale verbanden
Frequenties: Hoe vaak komt iets voor?
Verbanden: Wat is de correlatie tussen X en Y?
Causale verbanden: Is Y het gevolg van X?
Uitspraken over frequenties
VOORBEELD 1: 60% van de tieners versturen SMS berichten tijdens het rijden
VOORBEELD 2: 12% van de kiezers heeft een voorkeur voor Groen
Uitspraken over 1 variabele kan zijn dat ze meerdere variabelen meten (vb: kiezen voor groen, cdv, vb)
maar uitspraken gaan altijd maar over 1 variabele
De variabele gaat hierbij altijd standaard gemeten worden, nooit manipulatie
Andere term: beschrijvend onderzoek
Uitspraken over verbanden
VOORBEELD 1: Schuchtere personen zijn beter in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen
VOORBEELD 2: Zelfcontrole hangt positief samen met studieresultaten
Verband zoeken tussen 2 variabelen: positief of negatief, geen verband, curvi-lineair verband
Het is niet omdat men uitspraken doet over verbanden, dat het een correlationeel verband is
4