Samenvatting handvaten voor de klinische praktijk
Les 1
Voorbeelden klinische handvaten:
Je moet geen angst hebben (in het werken met deze jongeren)
Het is belangrijk je doel te kunnen loslaten
Je moet opletten met te snel te begrijpen en te reageren
Je moet aanwezig zijn
Als je iets van het werk meeneemt naar huis, moet je er aandacht voor hebben wat het
precies is dat je mee naar huis neemt
Er is eigenlijk weinig overlap tussen theorie en praktijk en we moeten ons daarvan bewust
zijn
EXAMENVRAAG: zelf klinisch handvat formuleren vanuit uw stage/leven
De ethiek van waaruit het vak vertrekt: wat er ook gebeurd met de mensen, wat ze ook nodig
hebben van hulp, het zijn mensen die spreken, die gebruik maken van taal, verhaalvertellers of
spreekwezens
We zien de persoon niet als een gek of gehandicapte ’ (dus waarom opsplitsen in aparte groepen?).
De primaire focus ligt op de patiënt als mens die gelijkwaardig is aan de hulpverlener. Ook mensen
met een beperking hebben een verhaal, een levensgeschiedenis, een context... waarover zij kunnen
spreken (via taal of gedrag). Het is deze dynamiek die een te enge focus op ‘wat zij niet kunnen’
vervangt. We zijn geen representanten van de samenleving die het ‘gestoorde’ gedrag van de
patiënten wegwerken, maar partners van de patiënt die zich aan ons adresseert. Wij geven hen geen
beeld waarmee zij zich moeten identificeren, maar gaan hen beluisteren en hen een weg helpen
zoeken naar een oplossing voor het ondraaglijke lijden dat zij ervaren.
Over tomaten en hulpverlening
KLINISCH HANDVAT – wil je mensen helpen, wel, houd u mond en luister
Westerse landen geven veel geld uit aan ontwikkelingshulp, maar met alle goede bedoelingen, doen
ze meer kwaad dan goed. Hulpprojecten zijn niet gepast voor de situatie ter plaatse en veroorzaken
meer problemen dan ze oplossen.
Omgebouwd naar de klinische context: het ergste dat een patiënt kan horen is een therapeut die
zegt: ‘ik ben een therapeut, ik ben hier om je te helpen’.
Aangezien een hulpverlener soms zo werkt vanuit zijn eigen veronderstellingen, zorgt dit ervoor dat
de hulpverlener de patiënt snel gaat verwerpen indien ze iets doen dat niet in hun beeld past. “ze
willen niet geholpen worden, dan moeten ze niet meer afkomen, we hebben alles gedaan wat we
konden’.
We botsen op de goedbedoelde intenties van de hulpverleners. Deze leiden tot niets met alle
frustraties van dien voor zowel de hulpverlener ( wat leidt tot burn-out) als de patiënt (wat leidt tot
verwerping). Daarnaast moeten de patiënten niet veel hebben van plannen die van buitenaf worden
opgelegd. Je gaat beter eerst in overleg met de patiënt.
1
,We moeten natuurlijk wel antwoorden op de hulpvraag. De hulpverlener moet dus telkens opnieuw
beslissen hoe hij zal antwoorden op de gestelde vraag. Bij elke beslissing botsen we op ethiek.
Handvaten zijn ethiek. We antwoorden meestal met eigen normen, waarden en idealen. Wat we
willen, is het goede voor de ander, maar wel naar het beeld van onszelf. Liefst blijven ze ook voldoen
aan dat beeld en het is goed als ze afhankelijk zijn naar onze hulp. Als ze niet meer afhankelijk zijn of
voldoen aan het beeld, leidt dit tot frustraties bij de hulpverlener en komen ze in een strijd.
We moeten voorkomen dat we op een formuleachtige manier denken en elk probleem reduceren tot
dezelfde algemene beginselen. We moeten luisteren naar de cliënt zelf en hen pogen te begrijpen.
We moeten onze vanzelfsprekendheden in twijfel trekken. We moeten er niet te snel van uitgaan dat
we de cliënt begrijpen.
Er is geen Ander van de Ander (Lacan) = er is geen ultiem fundament voor hoe we denken over de
wereld, over hoe we ons positioneren in de wereld. Niets staat garant voor de antwoorden die we
formuleren op de moeilijkheden in het dagelijks leven. Wat we wel hopeloos proberen, is te doen
alsof er een ander van de ander is. Er bestaat geen schildpad waarop we ultiem kunnen steunen, we
moeten onszelf redden.
Lacan kwam met deze stelling toen hij dacht over hoe mensen genazen nadat ze bij een therapeut
gingen. Het is een puur talig medium (zelf zwijgen is spreken).
Het fantasme van de hulpverlener: over behoefte, vraag en
verlangen
Het basisidee is dus dat mensen talige wezens zijn, dat taal een impact heeft op de mens, dat taal
bijgevolg een impact heeft op de klinische praktijk en dat taal ons bijgevolg handvaten kan bieden
voor de klinische praktijk. Dit model toont hoe we als mensen, door taak, geïntroduceerd worden in
een verlangensdynamiek.
Behoefte
De behoefte, het instinct van de mens door taal, wordt gevormd door een vraag en daardoor zitten
we opgescheept met een dynamiek van verlangen.
Behoefte = fysiologisch, natuurlijk tekort
Een baby merkt direct de lichamelijke behoeftes die bevredigd moeten worden. Hierbij is men
helemaal afhankelijk van de ander en zal zich tot die andere moeten richten. Het probleem is dat de
ouders zullen moeten interpreteren wat er aan de hand is. De ouders proberen woorden te geven
aan wat het kind precies ervaart. Het kind leert dan dat het interessant is om taal te gebruiken en zal
deze hanteren om behoefte om te vormen tot een talige vraag.
Omgevormd tot klinische praktijk: het is de taal die tussen ons en de patiënt komt te staan en we
kunnen dit dus niet negeren?
Door taal stappen we weg van het puur biologisch gegeven naar cultuur.
Vraag
Ik vraag u om een object dat mijn behoefte kan bevredigen en het kind is afhankelijk van deze ander
om dat object te voorzien, om een invulling te geven aan deze vraag. Het nieuwe probleem is dat er
geen garantie is dat die ander aanwezig zal zijn om te antwoorden op de vraag. Hier verschijnt dan de
dimensie van de liefde, als enige garantie voor haar aanwezigheid. Er verschijnt een vraag naar liefde
die niet meer gereduceerd kan worden tot het object van de behoefte. Er is een verschuiving van iets
2
,wat het kind reëel nodig had, naar iets wat de aanwezigheid van de ander moet garanderen. Het
probleem hierbij is dat het antwoord nooit voldoende zak zijn, daar het altijd slechts een momentaan
antwoord is. Het kind vraagt eigenlijk naar iets dat niet bestaat. Het specifieke object van een ‘vraag’
bestaat niet, waar dit bij de behoefte er dus wel is. Wie wel een uitsluitend en definitief bewijs wil,
dreigt in een verstikkende dynamiek terecht te komen.
In de hulpverlening komt dit ook naar buiten. Patiënten willen graag gezien worden door de
hulpverlener. Wanneer het teken van liefde ontbreekt, wordt dat vaak als agressief en wreed
ervaren. Een insisterend en vaak dwingend karakter van een vraag naar concrete hulp, naar raad en
advies verwijst naar de onvoorwaardelijkheid die de vragende houding kenmerkt. Als je weigert al te
specifiek op de vraag in te gaan, wat in een hulpverleners context wel vaak het geval is, dan zullen ze
dat vaak zien als teken dat je niet genoeg van hen houdt. Hulpverleners moeten er altijd voor hoeden
dat ze niet in die vraag meegaan. Patiënten zullen telkens opnieuw met nieuwe symptomen
aandienen of niet aan hun klachten werken om te kunnen blijven langsgaan bij de therapeut.
Verlangen
Het kind stelt zich de vraag naar de verlangens van de ander, om te weten hoe men ervoor kan
zorgen dat ze hem graag zien. De ander zal verschillende verlangens tonen en het is dan de keuze van
het kind om te zien welke hij zal kiezen om zich mee te identificeren. Wat zien we hier dus een stuk
van de identiteitsvorming verschijnen. We identificeren ons met de verlangens van de ander, zodat
ze ons graag zien. Meestal offeren we wat we zelf verlangen op om te voldoen aan het verlangen van
de ander. Via psychotherapie krijgen we inzicht in de oorsprong van verlangens.
Het spreken en gedrag van een volwassenen kan nooit volledig gereduceerd worden tot een punt dat
we volledig begrijpen. Er zal altijd onzekerheid verschijnen. Het is met dit punt ‘wat wil je eigenlijk’
dat we voorgoed mee opgescheept zitten. Als we niet weten wat de ander verlangt, worden we met
angst geconfronteerd, omdat er geen finaal antwoord is op de vraag. Er is geen ander van de ander.
Er zijn dan ook vragen die een kind stelt aan ons en waar we zelf niet het antwoord op weten,
levensvragen waarop we alleen maar kunnen antwoorden wat we zelf gefabriceerd hebben. Het gaat
over volgende thema’s:
Man of vrouw zijn
Ons relationeel leven, seksualiteit
Ouderschap, opvoeding
Dood, zinvol leven
Het zijn deze existentiële kwesties die ons kwetsbaar maken. Door de ontoereikendheid kan het
steeds dat we psychische problemen ontwikkelen.
KLINISCH HANDVAT – het is belangrijk om te weten hoe existentiële thema’s ons parten spelen
Fantasma
Fantasme = onze eigen persoonlijke invulling van wat we denken dat anderen willen, opgebouwd uit
onze eigen levensgeschiedenis, het scherm waardoor we de wereld bekijken en interpreteren,
manier waarop je u zal verhouden in de onbepaaldheid die in de band met anderen en de
existentiële kwesties aanwezig is. Het wordt gevormd door specifieke reacties van de ander en door
je eigen keuzes. Het wordt datgene wat ons stuurt en ons onbewust telkens opnieuw in dezelfde
situatie brengt. Het is een gids, een magneet die herinneringen zal aantrekken die in je kraam
3
, passen. Het zal ook je onbewuste identificaties determineren. Het zijn ook talige structuren, ze zijn
opgebouwd uit de woorden van anderen.
De manier waarop we naar een systeem, situatie, sociale groep of omgevingskwestie kijken is vooral
getermineerd door onze eigen persoonlijke geschiedenis en de context waarin deze perceptie
opereert. Ons fantasmes zijn dus de zaken die voor ons op het spel staan in ons klinisch werk en die
ons ook parten zullen spelen in het klinisch werk met anderen. Het biedt ons een kader om de
idealen die een persoon in zijn werk vooropstelt een ruimere plaats te geven. Voorbeelden van
fantasma’s die hulpverleners parten kunnen spelen. De klassiekers zijn de vader-moeder-kind
posities:
Opnemen van rol van verzorgende moeder: bemoederen, bevredigen van de andere zijn
behoeften, gericht op dankbaarheid en liefde therapeutische ijver
Vaderrol: wetgever, geboden en verboden, bepaalt hoe de zaken lopen, verlangen naar
macht en een steven naar erkenning en respect
Narcistische kinderrol: gericht om de sociale verhouding tussen anderen te bepalen op een
manier dat men centraal komt te staan voor de anderen, wil de plaats innemen van wat
andere missen
Binnen elk van de verhoudingen zijn nog variaties mogelijk. Het verschilt van hulpverlener tot
hulpverlener. Men wordt gedetermineerd vanuit een relationele verhouding die men wil installeren.
Men heeft een tekort waargenomen bij de ander. Als reactie daarop wil men iets doen voor de ander
en zal dat invullen vanuit zijn eigen specifieke scenario. Het tekort heeft een appellerend effect. Het
lijdt tot een compensatie-ijver. De kans bestaat dat deze verhouding het proces van de hulpverlening
op zijn kop plaatst, dat patiënten gaan aanvallen.
Klinische toepassingen
Onze patiënten stellen ons een vraag. Er zijn verschillende mogelijke (ethische) keuzes om daar mee
om te gaan. We willen dus het onbepaalde van de ander op afstand houden.
Het objectiveren van patiënten
Het gebeurt dat we patiënten gaan objectiveren om zo het verlangen of de subjectiviteit van hun
patiënten te ontwijken. Dit kom het meeste voor. Het gebruik maken van diagnostiek getuigt van
hetzelfde mechanisme. De focus op ziekte ontneemt ons de kans om tot een echte ontmoeting te
komen. Het verhindert ons de blik te richten op het levensverhaal en verhoogt het risico dat mensen
gereduceerd worden tot hun diagnose en getransformeerd worden van mens tot ziekte. De lichtjes
die branden voor een diagnose mogen je niet blind maken voor andere waarnemingen in andere
contexten.
Veel patiënten geven ook aan dat de problemen die ontstaan naar aanleiding van de diagnose
sterker zijn dan het lijden dat tot de diagnose geleid heeft. Een heel kleine groep vond de diagnose
nuttig. Moeilijkheden rond diagnostiek:
1e punt: Manier waarop diagnoses worden beschouwd en gehanteerd - het idee dat men
een diagnose moet kennen, impliceert een onderliggende waarheid over het lijden van die
persoon. Het impliceert een eenduidige en afgebakende realiteit
o Het zijn eerder constructen die worden gemaakt door mensen om de wereld te
ordenen, eerder dan entiteiten die in de realiteit ontdekt kunnen worden
o Proces van reïficatie = het tot ding maken van een concept, waardoor de illusie
wordt gecreëerd dat het concept de realiteit zelf is
4