Samenvatting JAL 1ste Bach. 2021-2022
Deel 1 Redeneren
Titel 1: Cognitieve achtergrond
Hoofdstuk 1: De mens als dier met sterke cognitieve capaciteiten
Evolutionaire wortels van onze manier van denken = Theorie van het ‘drievuldig brein’ ofwel
Triune brain.
Oudste laag = reptielenbrein ook wel basaal brein. Obsessief,
compulsief, paranoide gedrag wordt gestuurd door dit brein.
Controleert spieren, evenwicht, hartslag, ademhaling.
(= instincten)
Tweede laag = limbische brein ook wel oude zoogdierenbrein.
Emoties, kennisverwerving, geheugen, geuren,.. wordt gestuurd door
dit brein. (= emotie en gevoel)
Derde laag = neocortex ook wel recente zoogdierenbrein. Cognitieve functies waarover bijna
enkel de mens beschikt: Inventiviteit, abstract redeneervermogen.
- Linker hersenhelft: lineair, rationeel en verbaal
- Rechter hersenhelft: ruimtelijk, abstract, muzikaal en artistiek.
Deze theorie is niet wetenschappelijk nauwkeurig!
=> wel handig om de illusie van de mens als rationele economische actor te doorprikken.
Veel van onze gedragingen zijn nog gestuurd door de meest basale delen van ons brein. (de
eerste 2 lagen)
(Humans Econs)
Op onze emoties en behoeften kan worden ingespeeld, iedereen is dus vatbaar voor
manipulatie (ook ten goede) = Nudging.
Hoofdstuk 2: Systeem 1- en Systeem 2- denken
Mensen kunnen in essentie op 2 manieren nadenken wanneer ze info verwerken.
Afdeling 1: Algemeen kader
‘Snel’ denken, bv. Als je naar een foto van een gezicht kijk zie je meteen dat iemand blij,
boos,… is. Hier doe je geen moeite voor en het vergt geen inspanning.
,‘Traag’ denken, bv. Wanneer je een rekensom moet oplossen, je merkt dat je een keuze hebt
om deze wel of niet op te lossen en je zal hierbij moeite moeten doen en het gaat niet
vanzelf.
Systeem-1 denken = snel, intuitief denken, als het ware op automatische piloot. Het grootste
deel van onze handelingen en gedragingen wordt hierdoor gestuurd.
Systeem-2 denken = traag, rationeel, analytisch, schiet in actie om orde in de chaos te
brengen. De ideeen die voortkomen uit het Systeem-1 denken worden door Systeem-2
denken geordend.
=> Wat aanvankelijk Systeem-2 denken is omdat het moeite en aandacht kost kan door
studie en oefening meer en meer automatisme worden en dus Systeem-1 denken.
=> Curse of Knowledge: hoe meer automatisch iets wordt voor iemand hoe moeilijker het is
voor deze persoon om te begrijpen dat het voor een ander veel meer tijd en moeite vergt.
(bv: ouders leren kind autorijden)
=> Systeem-2 activiteiten vereisen aandacht en worden onderbroken als de aandacht
verslapt!
=> Systeem-1 maakt al snel verhalen rond informatie (bv: facebook of twitterpost) daarom
soms nodig om Systeem-2 te activeren en kritisch te denken.
Juridisch argumenteren = Systeem-2 denken. Belangrijk het onderscheid tussen 1 en 2 te
kennen om redeneerfouten te herkennen en fouten te vermijden.
Afdeling 2: Ter verduidelijking, 2 testen en een filmpje
CRT (Cognitive Reflection Test)
WSR (Wason Selectie Test) => kwaliteitscontroleur van kaarten. Bevestigingsbias: informatie
die strookt met onze opvattingen en ons standpunt bevestigd komt beter binnen.
=> deze test lukt beter in een café-situatie. (minderjarigheid en alcohol)
we zijn cognitief beter om concrete problemen op te lossen in een herkenbare context
dan abstracte problemen op een leeg blad. TIP: bij twijfel over geldigheid van redeneren,
abstracte termen vervangen door concrete zaken die je herkent.
Hoofdstuk 3: Het brein als verbandenleggende machine
Brein maakt vaak onbewust verbanden tussen info die op zich niet veel met elkaar te maken
hebben. (Bv: vuur = rood = gevaarlijk, dus verkeersborden die op gevaar wijzen zijn rood)
We volgen de weg van de minste weerstand, Systeem-1 denken dus.
-De koningin stierf. De koning stierf van verdriet.
=> We leggen meteen verband, de koning stierf nadat én omdat de koningin gestorven is.
Maar dat kan je strikt niet afleiden uit deze zinnen. Systeem-1 past deze zinnen meteen in
een context gevormd door onze eerdere ervaringen en informatie. Het heeft een drang naar
samenhang. (= confirmation bias)
,Het feit dat ons brein automatisch verbanden legt heeft voordelen en nadelen.
+ bv. We horen een luide brul, dan gaan we er best meteen van uit dat het een leeuw is om
weg te vluchten ookal weten we dat helemaal niet zeker.
- Het nadeel van die spontane verbanden is dat de gelegde verbanden niet steeds correct
zijn. Om de correctheid te toetsen moeten we ons Systeem-2 denken activeren. Als we dit
niet doen blijft het intuïtief, Systeem-1 verhaal zijn coherentie behouden.
(De neiging om te denken dat gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, wel moesten
plaatsvindenn noemen we de hindsight bias.)
Volgende 4 afdelingen zijn de voornaamste verbanden die ons brein legt.
Afdeling 1: Voorwaardelijke verbanden (als… dan…)
Deze drukt uit dat een bepaalde zin of uitspraak een voorwaarde is voor een andere zin of
uitspraak. (zo’n uitspraak = propositie)
Bv: 2 preposities, Het is 8u30. De les begint. De ene prepositie is een voorwaarde voor de
andere prepositie. ‘ ALS het 8u30 is, DAN begint de les.’
Afdeling 2: Via-verbanden (metonymieën)
Wanneer mensen argumenteren en redeneren, associëren ze vaak (onbewust) talloze
dingen met elkaar.
Bv: ‘ik lees graag Shakespeare’. Je leest niet letterlijk graag de auteur Shakespeare maar
bedoeld hiermee dat je graag ‘de werken van Shakespeare’ leest. Hier gebruik je de auteur
Shakespeare als ‘mentale toegangspoort’ tot de werken van de auteur.
=> Om een via-verband te kunnen leggen moeten de 2 entiteiten elkaar ‘raken’ in onze
gedachten, tot hetzelfde conceptueel domein behoren.
=> Metonymie wordt uitgedrukt als A STAAT VOOR B. (Bv: deel/geheel, oorzaak/gevolg,…)
Het overgrote deel van onmiddellijk gelegde verbanden zijn via-verbanden. Wanneer we
nieuwe info verwerken linken we die aan info en concepten die we reeds hebben verwerkt.
Deze linken zijn makkelijk gelegd als de nieuwe info tot hezelfde conceptueel domein
behoort als de oude.
Afdeling 3: Causale verbanden
Soms worden gebeurtenissen die op een manier met elkaar samenhangen (gecorreleerde
gebeurtenissen) in een relatie van oorzaak-gevolg tot elkaar geplaatst.
MAAR: Correlatie is niet causaliteit!
, => Het feit dat variabelen verband met elkaar houden zegt nog niets over de verklaring van
dat verband. Ons brein is dol op verhalen, om van gebeurtenissen een verhaal te maken
helpt het wanneer de gebeurtenis de ander veroorzaakt. Bv: wie cannabis gebruikt, zal later
heroine gebruiken.
6 vergissingen die je hierop kan maken:
1. Je baseert je op een erg zwakke correlatie tussen A en B om er een causaal verband uit af
te leiden.
2. Je verliest uit het oog dat de richting van de veronderstelde causale relatie niet bepaald
is. Van A naar B of ook omgekeerd?
3. Je verwaarloost relevante kwantitatieve gegevens.
4. Je verliest een alternatieve verklaring uit het oog.
5. Je extrapoleert de beschikbare gegevens overhaast.
6. Je beschrijft de oorzaak van een gebeurtenis te vaag.
Afdeling 4: Als-het-ware verbanden (metaforen)
Bij het spreken over abstracte concepten die niet zintuiglijk waarneembaar zijn (zoals
emoties, tijd, leven, dood, recht,…) kunnen we niet anders dan ze in verband brengen met
dingen die wel zintuiglijk waarneembaar zijn (zoals het menselijk lichaam, planten, dieren,
machines, voedsel, gebouwen,…). Bv: ‘jij bent het zonnetje in huis’
We gebruiken en gekend conceptueel domein om inzicht te verwerven in een ander
conceptueel domein dat we proberen te begrijpen.
Bv: ‘Dat idee is moeilijk verteerbaar’ = ideeën in termen van voedsel.
=> een Metafoor wordt weergegeven door: A IS (ALS) B.
Metaforen zin cruciaal voor argumentaties en betogen omdat ze nooit neutraal zijn. Je
kan er een debat een bepaalde richting mee uitsturen en het kader uittekenen waarbinnen
het debat zal plaatsvinden.
Bv: antidrugsbeleid wordt voorgesteld als een oorlog (war-on-drugs). Argumenten die het
niet nauw nemen met de rechten van verdachten krijgen meer gehoor. ‘Want in een oorlog
vallen nu eenmaal slachtoffers’). (= Framing)
Titel 2: Bouwstenen van redeneringen
Bij redeneren komen mensen tot een bepaalde conclusie
-> Gevolgtrekking = ‘de activiteit waarmee je tot een besluit komt.’ (= synoniem inferentie)
Hoofdstuk 1: Basisbegrippen
Redeneren = aaneenschakeling van beweringen waarbij 1 bewering (= Conclusie) wordt
afgeleid uit 1 of meerdere andere beweringen (= Premissen). Redeneren speelt zich
binnenin een persoon af en is dus een monoloog.