GODSDIENST 2
H1: DE WOORDENSCHAT VAN HET CHRISTENDOM IN DE LES ROOMS-KATHOLIEKE
GODSDIENST
DOEL VAN DE LES R.-K. GODSDIENST
1) Het maakt leerlingen vaardig om hun weg te vinden in het religieuze &
levensbeschouwelijke landschap van vandaag
2) Leer hen om het onderscheid te zien als de verbinding te maken. Een
betrouwbaar en beproefd kompas
3) De leerlingen moeten durven spreken over godsdienst, ze moeten hun
inzichten en gevoelens verwoorden, ze moeten hun bronnen correct lezen
& interpreteren
= De woordenschat van het christendom & de grammatica van de dialoog
2 belangrijke componenten binnen de lessen godsdienst:
De woordenschat van het christendom
De Bijbel als geloofsboek -> onderzoeken welk soort boek de Bijbel is,
wanneer werden de teksten geschreven, waarom schreef men de teksten,
…
Deze verhalen zijn thematisch geordend & waar mogelijk wordt ook een
verband gelegd met een sacrament
Basistaal aanleren in het lager onderwijs
Bv. Symboliek van de wolken & de druppels, wanneer de wolken weggaan klaart
het op, …
De grammatica van de dialoog
Je verwerft een basiskennis over andere levensbeschouwingen
We nemen de interlevensbeschouwelijke competenties onder de loep, je
oefent in het opstellen van verdiepende vragen voor het begeleiden van
levensbeschouwelijke gesprekken in de klas
Bibliodrama -> vorm van dialoog: kinderen brengen aan wat het
Bijbelverhaal voor hen betekent
Dialoog met zichzelf
De lege stoel -> in dialoog gaan met de inhoud & de Bijbel
Hineininterpretierun = dat je van achteraf naar voor toe dingen gaat uitleggen &
interpreteren & een verklaring gaat zoeken
JEZUS CHRISTUS ALS SPILFIGUUR
WAT WETEN WE OVER DE HISTORISCHE JEZUS?
= de mens Jezus, zoals hij 2 000 jaar geleden geleefd heeft
Jood
Leefde in de tijd dat Palestina door de Romeinen bezet was
Geboren in het jaar 6 voor Christus (waarschijnlijk)
1
, Volgens Matteüs
-> Even goed mogelijk dat dit niet historisch is -> het zou voor Matteüs
(die Jezus aanzag als de nieuwe Mozes) ook een verwijzing kunnen zijn
naar de geboorte van Mozes
Volgens Lucas
-> Jezus zou tijdens de volkstelling van Quirinius geboren zijn, vond plaats
in het jaar 6 na Christus
Over de grootste periode van Jezus’ leven (voor zijn 30 ste) is het minst gekend ->
de verhalen over Jezus’ geboorte & kindertijd stammen uit de bekommernis om
belangrijke figuren een oorsprong te geven, het zijn geen historische feiten
Vanaf zijn 30ste begint Jezus rond te trekken. Bij Mt, Mc & Lc krijgt men de indruk
dat alles in 1 jaar plaatsvond, bij Johannis denkt men eerder aan 3 jaar (= omdat
Jezus 3 paasfeesten meemaakt)
Jezus stierf tijdens de ambtstermijn van Pontius Pilatus, rond het jaar 30, hij is
gekruisigd ten tijde van de landvoogd Pontius Pilatus
DE VERKONDIGDE JEZUS
= de Jezusfiguur die we leren kennen door de verhalen in het Nieuwe Testament
Geen historisch verslag
Nog minder ooggetuigenverslagen
Kijken terug naar de gebeurtenissen met & de herinneringen aan Jezus van
Nazareth
Vertellen over de Jezus die ze ervaren hebben
Willen zijn persoonlijheid (karakter) beschrijven
Verrijzenis = de ervaring waardoor ze de ware betekenis van Jezus gingen
begrijpen
Nieuwe Testament -> 4 getuigenissen (evangelies over Jezus)
Evangelie = een gelovige interpretatie dat Jezus van Nazareth dé Messias
was
Groeien van gemeentes -> kerk
Het verhaal gaat verder: vieren, bidden, verkondigen na zijn dood
DE VERREZEN CHRISTUS + DE NAAM JEZUS CHRISTUS
= Gezalfde
Het Griekse ‘christos’
Het Hebreeuwse ‘messias’
Een koning is zoals een herder die voor zijn kudde zorgt
Oude Testament: de zalving van David (Nieuwe Testament: verhalen over
Jezus & wat er gebeurde na Jezus’ dood)
Zoon van David
Het oude Israël
Gewoonte om koningen te zalven
Zalven van koningen was een manier om te vragen dat Gods Geest hen
zou bijstaan
Koning van Israël mag geen machtig heerser zijn, maar een dienaar
De koning moet zich houden aan de Thoara (de wet of de geboden die God
aan Mozes gaf op de berg Sinaï)
Profeet Samuël krijgt de opdracht de eerste koning Saul te zalven, Saul
wordt geen goede koning (Saul steelt) -> er is een andere koning nodig ->
2
, jonge herder David (herder) wordt aangewezen -> wordt aangewezen als
‘herder van een volk’
In de geschiedenis van Israël is Davids naam verbonden met Gods plan voor een
wereld van vrede & rechtvaardigheid
Christus of Messias is geen naam, maar een titel die aan Jezus van Nazareth
gegeven werd
JEZUS RIEP OP TOT HET REALISEREN VAN HET RIJK GODS
Evangelie: euagellion (Grieks)
Goed nieuws:
Een mentaliteitsverwijzing
Een wereld waarin elke mens erkend wordt, waarin elke mens er mag zijn
Een wereld waarin elke mens ten volle mag leven
Voorkeur voor de kleinsten, de minsten
Bevrijd worden van een leven in armoede, van hebzucht, pesterijen …
In Jezus als Messias is het Rijk Gods zichtbaar aanwezig
Het Rijk Gods realiseren
Parabels: een boer die zaait, het mosterdzaadje
Een parabel: wat je voor de minsten hebt gedaan
JEZUS HEEFT OOG VOOR HET WELZIJN VAN ALLE MENSEN
Ieder mens (onafhankelijk van zijk afkomst, rijkdom) heeft recht op welzijn
Uitgesloten -> ‘genezing’ ‘wonder’ -> erbij horen
Wie kan Christen worden?
Grote discussie in de eerste kerkgemeenschap
Iedereen: Joden, besnedenen & niet-besnedenen, romeinen, …
Besef dat God er is voor iedereen die voor hem openstaat -> zie Petrus,
Cornelius & Marcus
JEZUS ZORGT VOOR CONTROVERSE
Jezus had zowel medestanders als teenstanders
Na Jezus’ kruisdood verkondigden zijn leerlingen dat Jezus uit de dood is
opgestaan & leeft
Hij had kritiek op de Farizeeën die alle heil zeagen in de (uiterlijk) stipte
naleving van de wet, zonder veel aandacht voor de houding van waaruit
men dat deed. Jezus vond dat het geluk van de mens kon gerealiseerd
worden door het radicaal geloof in Gods liefde & in de liefde van de
mensen onderling
Jezus had een unieke relatie met God
-> In dialoog treden met God = bidden
-> Sprak God aan als Abba (papaatje)
De farizeeën vonden dit veel te familiair
Jezus komt in conflict met farizeeën -> volgens hen is het niet toegestaan
om op sabbat iemand te genezen, genezen staat gelijk met ‘arbeid
verrichten’
-> In hun ogen was Hij een zondenaar
-> Mens gaat voor op de wet
3
, De farizeeën namen het Jezus kwalijk dat hij zo’n milde houding aannam
tegenover de zondaars: hij ging bij hen eten of hij weigerde hen te
veroordelen
De hogere priesterklasse & bevoorrechte families waren niet te spreken
over de afwijzende houding van Jezus tegenover de tempel & de bloeiende
handel die daaromheen bestond
De (Romeinse) gevestigde machten zagen niet graag dat Jezus de
plattelandsbevolking in beroering bracht, ze vreesden de gespannen
politieke situatie (de joden wilden hun eigen land heroveren op de
Romeinen) & het toenemend gewapend verzet
4