HET EERSTE CONTACT MET DE PATIËNT
INLEIDING
- Tijdens het eerste contact met de patiënt gaat de zorgverlener een kennismakingsgesprek
hebben
* Voorstellen
* Duidelijk maken wat zijn functie is binnen de organisatie (groepspraktijk, ziekenhuis,
revalidatiecentrum, …)
- Je spreekt een patiënt aan met zijn/haar familienaam, tenzij de patiënt zelf verzoekt om de
voornaam te gebruiken
ANAMNESE
De anamnese is een exploratief gesprek
- Autoanamnese = anamnesegesprek waarbij de patiënt zelf verteld
- Heteroanamnese = anamnesegesprek waarbij familieleden belangrijke informatie
bijbrengen die de patiënt verzwijgt of ander interpreteert
* Het is niet altijd mogelijk om een gesprek te voeren met de betrokkene zelf (VB: coma,
spraakstoornissen, dementie, …)
Fase 1: peilen naar de belevingen, ervaringen en verwachtingen van de patiënt.
- Patiëntgerichte vragen à hulpvraag duidelijk maken
- Regelmatig controleren wat de patiënt bedoelt met bepaalde kenmerken
- Let op niet-verbale signalen: oogcontact, pupilreactie, gelaatsuitdrukking, intinatie, …
- Let op subjectieve uitdrukkingen: abrupt, traag, fel, … (kunnen van patiënt tot patiënt een
verschillende betekenis hebben)
- Vang emoties van patiënten tijdens exploratieve gesprekken op met veel tact, geduld en
respect à fase waarin getimmerd wordt aan een eerste vertrouwensrelatie
Fase 2: gerichte en gestuurde vragen stemmen.
- Op een systematische wijze het kader van de hypothesefomulering en -toetsing uitvoeren
- Vragen stellen naar de aard, de aanzet en het verloop in de tijd van het functioneel deficit
- Gegevens interpreteren met oog voor de leeftijd
- Actualiteit van de aandoening inschatten
* Mate waarin het pathologisch proces actief is en/of de mate waarin de patiënt hiervan
hinder ondervindt
* Intensiteit en frequentie van de sessies hieraan aanpassen
Fase 3: eerste samenvatting maken en behandelingsplan vastleggen
- Therapie moet in de mate van het mogelijke beantwoorden aan de hulpvraag van de patiënt
* Als de interventie niet beantwoord aan de hulpvraag à ontgoocheling en gebrek aan
vertrouwen op lange termijn
* Dus veel aandacht besteden aan de verwachtingen van de patiënt
1
,Tijdens de anamnese moet je ook steeds alert zijn voor het opsporen van contra-indicaties
- Soms maskeert of vertekent de medische behandeling het effect van de interventie
- Het is aan de therapeut om in overleg met de patiënt het beste tijdstip voor de therapie te
bepalen
- Patiënt tijdens een ‘off’-periode behandelen om de mogelijkheden van aangepaste
hulpmiddelen, compensatiestrategieën en trucbewegingen te exploreren
- Patiënt tijdens een optimale fase van de werking van de medicatie revalideren, omdat er dan
meer opties voorhanden zijn
Patiënten met neurologische aandoeningen zijn dikwijls ernstig beperkt in hun functionele
mogelijkheden
- Weten over welke mantelzorg ze beschikken
- Weten welke specifieke eisen worden gesteld vanuit hun beroepsleven en dagelijkse
bezigheden
- Weten welke woonsituatie, woonomgeving, werksituatie en maatschappelijke rol ze vervullen
- ADL-zelfstandigheid à vermogen om autonoom te eten, wassen, kleden, scheren, …
- Huishoudelijke activiteiten en sociale contacten in kaart brengen
STOORNIS, ACTIVITEIT EN PARTICIPATIE
International Classification of Diseases (ICD) situeert het probleem in de persoon en stelt de
medische interventie prominent voorop.
→ Geeft weinig informatie over het eigenlijke functioneren van de patiënt
International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH) zoekt een
evenwicht tussen het medische en het psychosociale model
- Classificatie die rekening hield met de consequenties van de gestelde diagnose voor het
functioneren van de patiënt op diverse niveaus
- Effecten evalueren van de fysieke en sociale omgeving op het functioneren van personen
met een handicap
International Classification of Functioning (ICF) beschouwt het ziekzijn vanuit een biologisch,
psychologisch en sociaal model
- (dis)functioneren is het resultaat van een interactie tussen:
* Persoon met zijn fysieke en mentale conditie
* Persoonlijke en sociale omgeving
- De termen ‘beperking’ en ‘handicap’ uit het ICIDH model hebben een negatieve connotatie
en worden vervangen
- ICF is een classificatie op drie niveaus
* ‘stoornis’ à uitgesplitst in verstoorde functie en verstoorde structuur
* ‘activiteit’ of ‘limitatie in activiteit’ à uitvoeren van taken, beweging, ADL, …
* ‘participatie’ of ‘restrictie in participatie’ à sociale activiteiten, werk, ontspanning, …
- De drie niveaus van functioneren worden beschouwd in een context waarin rekening
gehouden wordt met de omgeving en de persoon (zowel als barrières al opportuniteiten)
* Omgevingsfactoren zijn extrinsiek à attitude maatschappij, indeling huis, …
* Persoonsgebonden factoren zijn intrinsiek à leeftijd, geslacht, fitheid, beroep, …
2
,HET MEDISCH DOSSIER
- Cruciaal om medisch dossier door te nemen alvorens de behandeling te starten
- Kan antecedenten bevatten die de patiënt niet vermeldt
- Zorgverleners werken veelal in team en moeten breder kijken dan alleen hun eigen discipline
3
, SPRAAK- EN TAALSTOORNISSEN
INLEIDING
- Spraak- en taalstoornissen worden in de regel door een logopedist geëvalueerd en
behandeld, maar het is belangrijk dat alle betrokkenen een inzicht hebben van het deficit
* Een mogelijk deficit interfereert sterk met het afnemen van de anamnese en de rest
van het klinisch onderzoek
- Spraak- en taalstoornissen kunnen onder andere ontstaan door:
* Gehoorverlies bij doofheid
* Gebrekkige stemvorming bij dysfonie
* Articulatieproblemen bij dysartrie
* Problemen bij het begrijpen bij receptieve afasie
* Woordvindingsstoornissen bij expressieve afasie
Onderscheid maken tussen twee types van communicatiestoornissen:
- Spraakstoornissen: stoornis in de werking van het mechanisme van de spraak, waarbij
vooral articulatiestoornissen op de voorgrond treden, maar waarbij ook stemstoornis,
resonantiestoornis en andere afwijkingen kunnen voorkomen
- Taalstoornissen: stoornis in het taalvermogen zelf, communicatiemogelijkheden zijn
duidelijk gestoord
ONDERZOEK VAN DE SPRAAK
Spraak is het gecoördineerde gebruik van de ademhaling, de larynx met de stembanden, het
gehemelte, de tong en de lippen.
Spraakstoornissen:
- Motorische uitval in het spraakvermogen
* Fonatie (stemvorming) * Resonantie
* Articulatie * Prosodie (affectieve element omgangstaal)
- Uitval van de coördinatie
* Cerebellaire dysartrie
* Planningsstoornis binnen het spreken (verbale apraxie)
Stemstoornissen: centrale sturingsuitval of perifere uitval, structurele en organische veranderingen
van het stemapparaat zijn eveneens mogelijk
- Afonie
- Dysfonie
AFONIE EN DYSFONIE
Heesheid (dysfonie) oorzaken:
- Laryngitis (stembanden zijn gezwollen en functioneren slecht)
- Slechte stemtechniek (op te lossen door logo)
- Stembandverlamming (letsel n. recurrens, tak van n. vagus) na schildklieroperatie of
longtoptumor
- Hysterie (psychische aandoening)
4