Samenvatting psychogerontologie
HOOFDSTUK 1: Belangrijke thema’s en begrippen bij veroudering
- Psychogerontologie
➔ = De psychologie van het ouder worden en het sociaal-emotioneel functioneren van
ouderen.
- Een kennismaking met de wereld van de oudere
➔ https://www.pbs.org/video/frontline-living-old/
➔ Dankzij de betere zorg, hulpmiddelen, medicijnen,... zijn mensen in staat om ouder te
worden. We zien hier wel dat vanaf de leeftijd van 70 jaar, dit geen gezond
levensjaren meer zijn. Die jaren dat men langer leeft tov vroeger, leeft men dus vaak
niet meer gezond. Vanaf de leeftijd van 70-80 jaar is er groot functieverlies (bv. men
begint het zicht te verliezen) en de kans voor het optreden van bepaalde stoornissen
wordt ook steeds groter. Vroeger werd men bijvoorbeeld niet oud genoeg om
stoornissen zoals Alzheimer te ontwikkelen maar nu we ouder en ouder worden is er
meer en meer sprake van bepaalde degeneratieve aandoeningen. Vroeger stierf men
meer aan acute ziektes (bv. griep, tbc,...), nu meer aan comorbide chronische
aandoeningen (bv. diabetes, hoge bloeddruk,... Deze komen vaak samen voor en
zorgen dat er toch een grote kwetsbaarheid aanwezig is bij de oudere populatie).
➔ Ons huidig zorgsysteem is nog steeds niet goed aangepast aan ouderen. Vaak is er
sprake van een gefragmenteerde zorg: er zijn specialisten voor diabetes, voor
osteoporose, voor longaandoeningen,... Maar bij ouderen is er vaak comorbiditeit van
heel veel verschillende chronische aandoeningen en een holistisch beeld zou eigenlijk
heel belangrijk zijn, maar hier houdt de gezondheidszorg te weinig rekening mee.
➔ In het filmpje sprak men ook van de ‘sandwich generatie’. Dit zijn de mensen die nu
60-65 jaar zijn en op dit moment zowel zorg dragen voor hun kleinkinderen als voor
hun hoogbejaarde ouders. Zij staan vaak erg onder druk waardoor ze weinig tijd over
hebben voor zichzelf. Daarom is er bij hen vaak een daling in QOL.
1. Vergrijzing
1.1. Ouderen, wie?
- Verschillende termen voor 65+’ers
➔ Senioren, bejaarden,… Men heeft een groot onderzoek gedaan naar hoe ouderen zich
het liefst willen genoemd worden en dat was de term ‘ouderen’.
1
,- Welke leeftijd?
➔ Chronologische leeftijd = kalenderleeftijd (= de leeftijd geteld van de geboorte tot nu
= meest gehanteerd (= “leeftijd volgens de jaren”).
➔ In bevolkingspiramides, bevolkingsvooruitzichten,... zie je dat vaak verwezen wordt
naar leeftijden. Het gaat hier dan over de chronologische leeftijd van die mensen.
➔ Binnen de grote groep van ‘ouderen’, maakt men nog een onderscheid tussen …
➢ 65-74 jaar: “jonge” ouderen
➢ 75-84 jaar: “oude” ouderen
➢ > 85 jaar: “oudste” ouderen
➢ > 100 jaar: “centenarian” = de honderdjarigen
➢ > 110 jaar: “super centenarian” = de super honderdjarigen = super granny’s
➔ De oudste persoon is een 122 jarige vrouw! Zij is een super centenarian.
- In de grafiek hieronder zien we dat het aantal honderdjarigen sterk stijgt en zal stijgen!
- Functionele leeftijd (= moet je continu aftoetsen want deze is variabel, kan veranderen)
➔ Naast de chronologische leeftijd (= de kalender leeftijd), maakt men ook soms
gebruik van de functionele leeftijd. Sommige 65-jarigen voelen zich al heel oud,
sommige 80-jarigen voelen zich daarentegen nog heel jong. De chronologische
leeftijd zegt eigenlijk niet zo heel veel want er is een grotere heterogeniteit tussen
verschillende ouderen met dezelfde leeftijd. De functionele leeftijd gaat de diversiteit
die er bestaat tussen ouderen van dezelfde leeftijd meer benadrukken.
➔ Er zijn 3 soorten van de functionele leeftijd (zie hieronder).
➔ Biologische leeftijd
➢ = Gebaseerd op de kwaliteit van de werking van de
lichaamssystemen/organen. Het is dus hoe goed of hoe slecht ons lichaam nog
functioneert.
➢ Er zijn ook “biologische leeftijdstest” waarmee je iemands levensverwachting
kan nagaan en ook hoe gezond men ouder gaat worden.
➢ Mensen met het verouderingssyndroom (= progeria) hebben een
jonge chronologische leeftijd maar een oude biologische leeftijd.
Hier zie je dus dat de chronologische leeftijd niet altijd
2
, overeenkomt met de biologische. De chronologische leeftijd van de jongen op
de foto is 8, de biologische 75.
➔ Psychologische leeftijd
➢ = Gebaseerd op het functioneren op psychologische/cognitieve tests
(geheugen, intelligentie, leercapaciteit,…).
➢ Ook de psychologische leeftijd hoeft niet overeen te komen met de
chronologische leeftijd. Bv mensen met jongdementie hebben een jonge
chronologische leeftijd maar een oudere psychologische leeftijd. Zo kan een
40-jarige met jongdementie bv cognitief functioneren als een 70-jarige.
➔ Sociale leeftijd
➢ = gebaseerd op welke sociale rollen een persoon inneemt in de maatschappij
(op vlak van familie, werk, gemeenschap).
➢ Bv een grootouder heeft een hogere sociale leeftijd dan een ouder; een
gepensioneerde is “ouder” dan een werkende persoon.
➢ Ook de sociale leeftijd hoeft niet overeen te komen met de kalenderleeftijd. Bv
topsporters gaan vroeg op pensioen dus hebben een jonge chronologische
leeftijd maar een oudere sociale leeftijd. In dit geval is de kalenderleeftijd van
die topsporter misschien 30, de sociale leeftijd 65.
1.2. Enkele cijfers
- Vergrijzing van de bevolking
➔ Er is zelfs sprake van een dubbele vergrijzing = niet alleen het aantal jonge ouderen
gaat toenemen maar ook het aantal oudste ouderen.
- Gemiddelde leeftijd van de bevolking in jaren en België
➔ Ook de gemiddelde leeftijd stijgt sterk!
3
,- Leeftijdspiramide van België, de gewesten en provincies
➔ De babyboom generatie is de generatie die vlak na de oorlog geboren zijn
(1945-1960). Toen zijn veel mensen geboren en die zijn nu aan het verouderen.
- Aandeel van ouderen in Vlaams Brabant
➔ We zien dat niet in alle deelgemeenten evenveel 65 plussers aanwezig zijn.
➔ We zien ook in het algemeen in België dat vooral aan de kust veel ouderen zijn. Als
mensen op pensioen gaan, verhuizen ze vaak naar de kust omdat ze daar oud willen
worden. Een problematiek hierbij is dat we zien dat als er iemand alleen overblijft, de
persoon vereenzaamt aan de kust omdat deze de connectie met ‘waar deze altijd
gewoond heeft’ verloren is.
4
,- Leeftijdsverwachting (België)
➔ In de volgende twee tabellen zie je dat het aantal ouderen sterk gaat toenemen dankzij
de toegenomen levensverwachting.
➔ Gemiddeld genomen is de levensverwachting 80,8 jaar.
➔ We zien ook dat de levensverwachting bij de vrouwen iets hoger is dan bij de mannen.
- Tabel
➔ In onderstaande tabel zien we dat dankzij de toegenomen levensverwachting de duur
van het in pensioen zijn ook groter wordt.
➔ Dit is rond de 20 jaar, dus 20 jaar moeten deze mensen hun jaren invullen op een
zinvolle manier. Dit is niet altijd gemakkelijk!
- Landen met het hoogste percentage van ouderenen
➔ Op 1 staat Japan (¼ van hun bevolking zijn ouderen), daarna Italië en daarna Finland.
Hier gaat het over % ouderen tov de totale bevolking.
➔ België staat op plaats 23.
➔ Als we kijken naar het grootste aantal oudere mensen loopt China op kop.
5
,2. Biopsychosociale perspectief
➔ = Ontwikkeling/veroudering is een complex samenspel van biologische,
psychologische en sociale processen. Je kan het ene niet los zien van het andere, het is
een geheel.
➔ Biologische
➢ Werking van de lichaamsfuncties en structuren doorheen het
verouderingsproces, pathologisch en normaal.
➔ Psychologische
➢ Cognities, gevoelens, emoties, persoonlijkheid tijdens het verouderingsproces,
pathologisch en normaal.
➔ Sociale
➢ Positie binnen sociale structuren tijdens het verouderingsproces, pathologisch
en normaal (familie, cultuur, wereld, land, gemeenschap,…).
- Voorbeelden om aan te tonen dat er een groot samenspel is tussen de drie aspecten van het
bio-psycho-sociale:
➔ Vaak zien we mensen die een partner verliezen, die daardoor eenzaam worden, zich
slecht voelen, depressieve symptomen ontwikkelen en daardoor ook vaak cognitieve
problemen hebben. Dan zie je de samenhang tussen het psychologische en het sociale.
➔ Iemand gaat op biologisch vlak verouderen (men wordt grijs, krijgt rimpels, we gaan
moeilijker stappen, hebben functieverlies (bv. ogen gaan achteruit),...). Als we als
persoon heel erg gesteld waren op ‘mooi zijn’, kunnen die biologische veranderingen
ervoor zorgen dat we ons slechter voelen, we ons terugtrekken uit het sociale leven en
we een lage QOL hebben.
3. De vier principes van “het ouder worden”
➔ Deze vier principes moet je in je achterhoofd houden als je met ouderen gaat werken.
1) Veranderingen in de levensloop verlopen continu
➢ Continuïteitsprincipe: hetgene dat gebeurt op oudere leeftijd bouwt voort op
gebeurtenissen uit het verleden. Hoe we gaan ouder worden heeft onder andere
te maken met de manier waarop we ons gedragen hebben tijdens ons vroegere
leven. Bv als je als oudere bepaalde ziektes ontwikkelt, kan dat te maken
hebben met slechte gewoontes in het verleden.
➢ Bv longproblemen, cardiovasculaire problemen kunnen ontstaan omdat je
tijdens je leven hebt gerookt.
➢ Bv hoe je eenzaamheid hebt ervaren gedurende je leven heeft invloed op hoe
je je eenzaam gaat voelen op latere leeftijd.
➢ Wat dit continuïteitsprincipe ook zegt is dat mensen niet plots veranderen als
ze 65+ worden. Ze worden ouder, hun uitingsvorm kan veranderen (ze worden
grijs, krijgen rimpels,...), maar blijven in principe dezelfde persoon.
6
,2) Enkel de “overlevenden” zijn diegenen die oud worden
➢ De enige voorwaarde om oud te worden = NIET DOODGAAN. Dit wilt
zeggen dat de mensen die heel oud worden dat dat een specifieke groep is die
bv goede genen hebben, die zich goed hebben kunnen omringen met de juiste
personen, die emotioneel veerkrachtig zijn,... Het is een heel specifieke groep
dus je kan niet zomaar dingen die je bij hen ziet gaan veralgemenen.
➢ Bv. uit onderzoek naar risk-taking behavior, blijkt dat dit afneemt met de
leeftijd. Dus hoe ouder men wordt, hoe minder risico’s men nog neemt. Maar
je doet dit onderzoek bij de mensen die overleefd hebben dus het zou kunnen
zijn dat de 80-90 jarigen die wel risico’s nemen er al door overleden zijn. Dus
je moet er rekening mee houden dat die heel oude mensen wel een specifieke
groep is (nl zij die het tot nu toe overleefd hebben).
3) Individualiteit doet ertoe
➢ Een mythe is: als mensen ouder worden lijken ze steeds meer en meer op
elkaar. Dat is niet waar! De verschillen tussen mensen worden net groter
omdat ze veel meer keuzemogelijkheden hebben gehad doorheen hun lange
leven. Dus de inter individuele verschillen worden groter.
➢ Ook worden de intra individuele verschillen groter. Zo zullen er op oudere
leeftijd grotere discrepanties ontstaan tussen de drie domeinen (biologisch,
psychologisch, sociaal). Zo zullen we bv mensen zien die nog een heel goed
hart functioneren hebben, maar die heel slecht scoren op geheugentaken. Of
het omgekeerde kan ook: er zijn mensen die cognitief nog heel sterk zijn, maar
lichamelijk zwak zijn.
➢ Dus: iedere oudere is uniek! Binnen de groep ouderen zijn grote verschillen!
4) Normaal verouderen is verschillend van ziekte
➢ Een mythe is: als je ouder wordt, is het normaal dat je bepaalde aandoeningen
krijgt. Dat is niet waar. De kans op het aantal aandoeningen wordt wel groter
maar je kan het er niet gelijk aan stellen.
➢ Belangrijk is om een onderscheid te maken tussen
➔ Normaal/primair verouderen: dit is wat we allemaal doormaken, bv. we
zullen allemaal rimpels krijgen, grijs worden,...
➔ Pathologisch/secundair verouderen.
➔ Tertiair verouderen: verouderen net voor dat de persoon zal sterven.
Dit wordt vaak gekenmerkt door heel veel functieverlies op korte tijd
waardoor we uiteindelijk sterven. Dit zien we ook bij iedereen: op een
bepaald moment, net voor we sterven, komt iedereen in de fase van het
tertiair verouderen. Ook mensen die optimaal/succesvol verouderen.
➔ Optimaal/succesvol ouder worden: dit zijn mensen die op een heel
gezonde wijze oud worden. Ze ondervinden minimale gevolgen van
het normaal verouderingsproces.
7
,- Een samenvatting van de 4 principes zien je in onderstaande tabel
- De figuur hieronder gaat over het derde principe ‘individualiteit doet ertoe’
➔ De grafiek stelt het volume van de Hippocampus voor. Naarmate personen ouder
worden, gaat het volume van de Hippocampus afnemen. Als iedereen hetzelfde zou
zijn zouden als de groene puntjes op dezelfde lijn liggen maar dat is niet zo. Iedereen
is verschillend van elkaar! Zo zien we dat bv iemand van 70 jaar hetzelfde volume
kan hebben van iemand van 40 jaar,...
➔ Dus individualiteit doet er echt toe! We mogen de grote groep van ouderen niet op
dezelfde groep gooien.
8
,- De figuur hieronder past bij het eerste principe
➔ Dit zijn dingen die je kan doen doorheen je leven die invloed hebben op latere leeftijd.
➔ Bv. als je te vettig eet, ga je minder gezond ouder worden.
➔ Bv. als je rookt als jongere, heeft dat gevolgen voor hoe gezond je ouder zal worden.
➔ Bv. als je als jongere niet fysiek actief bent, heeft dat ook een invloed op hoe gezond
of pathologisch je ouder gaat worden.
- Het vierde principe: normal aging is different from disease
➔ Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het primair verouderen (waar we allemaal
doorgaan), het secundair verouderen (waar toch sprake is van pathologieën, hier gaan
we niet allemaal door) en het tertiaire verouderen (hier gaan we ook allemaal door).
➔ Ook bestaat er iets zoals het optimaal verouderen. Dit zijn dingen die je zelf gaat doen
zodat je zo weinig mogelijk negatieve consequenties van het verouderingsproces
ondervindt.
9
, 4. Het persoonlijk versus sociaal ouder worden
- Personal aging (= persoonlijk verouderen)
➔ = Veranderingen binnen het individu = ontogenetische benadering = naarmate mensen
ouder worden gaan er bepaalde veranderingen plaatsvinden, zowel op biologisch als
psychologisch vlak.
- Social aging (= sociaal verouderen)
➔ We leven als mens in een sociale maatschappij waardoor het sociaal verouderen kan
ontstaan.
➔ = Mensen veranderen gelijktijdig met of als resultaat van een veranderende
omgeving. Dus als onze omgeving verandert, heeft dit invloed op de manier waarop
we gaan veranderen en ontwikkelen. Paul Baltes spreek van normatieve en niet
normatieve invloeden. Onze ontwikkeling wordt volgens hem beïnvloed door…
➢ Normatieve leeftijdsgerelateerde invloeden
➔ = Culturele normen.
➔ Mensen laten zich leiden door die gebeurtenissen te laten plaatsvinden
die aan een cultuur of een generatie vasthangen aan bepaalde
momenten in de levensloop (cfr. verwachtingen die gelden).
➔ Bij ons zijn er ook een aantal verwachtingen die gekoppeld zijn aan
bepaalde leeftijden, bv begin 20 jaar wordt er van je verwacht dat je
afgestudeerd bent, rond de leeftijd van 30 wordt er verwacht dat je
kinderen hebt, rond de leeftijd van 60 verwachten ze dat je oma bent,...
Er zijn in elke cultuur bepaalde verwachtingen voor elke leeftijd. Deze
normatieve leeftijdsgerelateerde invloeden hebben een impact op je
ontwikkelingsproces.
➢ Normatieve geschiedenisgerelateerde invloeden
➔ = Gebeurtenissen die iedereen binnen een bepaalde cultuur op een
bepaald moment overkomt (ongeacht de leeftijd).
➔ Bv oorlogen, natuurrampen, covid-19 epidemie,... Deze dingen hebben
een enorme impact gehad op mensen van alle leeftijdscategorieën en
hebben ook heel het ontwikkelingsproces veranderd.
➢ Niet normatieve invloeden
➔ = Toevallige gebeurtenissen die een individu overkomt. Deze kunnen
ook een invloed hebben op ons ontwikkelingsproces.
➔ Dit zijn de dingen waar men over zegt ‘op het juiste/foute moment op
de juiste/foute plaats zijn’.
➔ Bv een auto ongeval: als je niet toevallig op die plaats was, zou dat
ongeval niet plaatsgevonden hebben en zou je ontwikkeling er
helemaal anders uitgezien hebben.
10