Wiskundige ontwikkeling 2.2.
1. Het winkelspel
Organisatie
Waar spelen we?
Eigen klas, speelzaal,… hoe groter de afstand hoe realistischer.
Hoe groter de ruimte hoe talrijker en grootser de realisaties kunnen zijn.
Samenwerken met andere klassen om een soort markt te verkrijgen.
Eigen winkel maken met de kleuters: papier en karton STEM activiteit
Soorten winkels
Schoenen, kledij, hoeden, fruit, apotheek, bloemen, boeken, bakker, slager, reisbureau,…
Materiaal
Benodigdheden om een winkel in te richten:
- Tafels, kisten, dozen, planken
- Zelfgemaakte winkel
- Aangepast materiaal aan koopwaar
o Kleding: kleerhangers + grote spiegel
- Kassa
- Mandjes / karretjes
- Weegschaal
- Telefoon
- Notaboekjes + balpennen
- Inpakmateriaal
- Prijskaartjes
- Wisselgeld
- Schalen om koopwaar uit te stallen
- Winkelbel
Koopwaar:
- Goedkoop materiaal
o Lege dozen, potten,…
- Vindmateriaal
o Keien, schelpen, denappels, veldbloemen,…
- Materiaal uit de klas
o Speelgoed, tijdschriften
- Materiaal dat de kleuters zelf vervaardigen
o Papieren bloemen
1
,Benodigdheden om te gaan winkelen
- Boodschappentassen, geldbeurzen, geld
- Middelen om zichzelf of de vergezellende kinderen te verplaatsen
- Middelen koopwaar te dragen: karren, boodschappenwagentjes
Suggesties:
- Ruime kans tot het stimuleren van creatief denken
- Functioneel: wat gekocht wordt kan/ moet gebruikt worden
- Regelmatig kans bieden tot spontaan winkelspel
- Hygiëne bij gebruik van attributen
- Verzorgd uitzicht van de winkel
- Verzamelen koopwaar rondvragen familie, vrienden, ouders van de kleuters
- Bezoek aan echte winkel vooraf verkennen
- Alle stappen moeten samen met de kleuters als deelvaardigheden ingeoefend worden.
- Lege verpakkingen opvullen
Fasen in de opbouw van een winkel
1. Wat verkopen we?
Eventueel op explo: bezoek brengen aan winkel
Verzamelen van materiaal
Waarnemen en bespreken
Sorteren: wat hoort samen
2. Inrichten van de winkelruimte
wat hebben we nodig?
Verzamelen van de benodigdheden
Inrichten
o 3 jarigen plaatsen het materiaal in winkelhoek volgens instructie leerkracht.
o 4 jarigen plaatsen het materiaal in de winkelhoek onder toezicht LK en ze versieren
de winkel
o 5 jarigen mogen zelf een winkel bouwen en inrichten onder toezicht LK, maken
etalage en affiches
3. Prijzen van de koopwaar
Relaties: prijs – lengte – gewicht – grootte
Kleuters moeten de relatie kunnen leggen tussen de waarde en de prijs van een artikel.
Moeilijkste fase om aan te brengen. Wat is het meeste waard? Dat kost dus meer.
2
, 4. Winkelen spel
Bestellen: aandacht juiste formulering
Winkelier neemt de waren, inpakken
Betalen
Geleidelijke opbouw
o Juf verkoopt – kleuter koopt
o Kleuter verkoopt - juf koopt
o Kleuter verkoopt- kleuter koopt onder leiding van de LK en de klasgroep
o Zelfstandig spel in de winkel
5. Terugblikken op de activiteit
3- Jarigen: ervaringen laten verwoorden
4 jarigen: wat heb je gekocht? Heb je geld over?
5 jarigen: wat heb je gekocht? Heb je geld over? Wat zou je nog kunnen kopen?
Betaalmiddelen en prijskaartjes
Winkelen is meer dan verplaatsen van dozen. Zorgen dat er geld aanwezig is.
3- jarigen
Betaalmiddel:
Ruilen 1 kaartje tegen 1 voorwerp
Prijsaanduiding:
prijs wordt niet vastgelegd, kleuters kunnen wel helpen om de prijskaartjes aan de rekken of
artikelen te vestigen.
3
, 4-jarigen
1ste stap naar waarde-hoeveelheids-besef,
betaalmiddel = vorm echte betaalmiddel
Prijskaartjes:
maximaal tot 6
Eventueel met de getalbeelden zoals in 1 ste leerjaar
5- jarigen
Langzaam aan geldkaartjes laten evalueren tot symboolkaartjes.
Maximaal tot 10
betaalmiddel
Prijskaartjes
Je kan ook een bankcontact-automaat introduceren. Meeste kleuters hebben al gezien dat hun
ouders geld uit de muur halen of in de winkel betalen met de kaart.
4